Uitzondering exhibitieplicht, geen verstrekking PRISMA-rapport.

Een man verhangt zich in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. De ouders willen weten wat er is gebeurd en vragen om het PRISMA-rapport betreffende de suïcide alsook het PRISMA-rapport betreffende een eerder voorval. De ouders beroepen zich op artikel 843a Rv. De instelling, de rechtbank en het hof wijzen het verzoek af. Een PRISMA-rapport valt onder het interne incidentenregister van artikel 7 Wkkgz. Artikel 9 Wkkgz verbiedt gebruik van die gegevens als bewijs en artikel 10 Wkkgz strekt zich niet tot die gegevens uit. Dit levert gewichtige reden tot weigering als bedoeld in artikel 843a lid 4 op.

Kort geding prematuur, nu aansprakelijkheid nog niet vaststaat. Restitutierisico.

Kort geding. Volgens een vrouw blijkt uit het calamiteitenrapport dat het ziekenhuis opstelde dat het ziekenhuis aansprakelijk is voor haar onderbeenamputatie en zij vordert € 75.000 als voorschot op de schadevergoeding. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de vordering prematuur. Een calamiteitenrapport kan niet dienen als bewijs voor onzorgvuldig handelen. Een deskundigenbericht wel, en een verzoek daartoe is al ingediend bij de rechtbank. Tevens is er volgens de voorzieningenrechter een restitutierisico. De vordering wordt afgewezen.

Klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht jegens bedrijfsarts, tevens haar (ex-)echtgenoot.

Klaagster en verweerder, haar (ex-)echtgenoot, zijn verwikkeld in meerdere juridische procedures. In de juridische procedure aangaande het treffen van een voorlopige voorziening heeft verweerder, tevens bedrijfsarts, in het ingediende verweerschrift zijn visie gegeven op de – naar hij stelt – bij klaagster bestaande psychische problemen, evenals heeft hij bijgevoegd een door hem geschreven brief waarin hij ook zijn zienswijze weergeeft op klaagsters geestesgesteldheid. Klaagster dient daarop een tuchtklacht in. Het RTG verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

Klacht jegens dermatoloog, tevens directeur van het behandelcentrum, ongegrond verklaard.

Een Flebectomie volgens Müller wordt uitgevoerd door een collega-dermatoloog van verweerder. De bij de behandeling betrokken assistente maakt een fout bij het gereedmaken van een spuitje verdovingsvloeistof. Zowel het behandelcentrum als de IGJ doet onderzoek naar de calamiteit. Klaagster verwijt verweerder – mede op basis van de rapportage van de IGJ waarin wordt geconcludeerd dat de voorgeschreven procedures niet werden gevolgd – onder meer dat hij ten tijde van de behandeling zijn organisatie niet op orde had. Het RTG is van oordeel dat de IGJ in haar onderzoek ten onrechte is uitgegaan van de richtlijnen voor zogenaamde ‘high risk medicatie’. Het RTG verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Fout van doktersassistente tijdens de behandeling kan de dermatoloog niet worden verweten.

In verband met ontsierende spataderen ondergaat klaagster een Flebectomie volgens Müller. Tijdens de ingreep blijkt een extra spuitje verdovingsvloeistof nodig. Verweerder geeft opdracht aan de assistente die het spuitje in de medicijnkamer gereedmaakt. Een dag later blijkt sprake van necroseplekken, vermoedelijk als gevolg van een injectie kaliumhydroxide (verdund met verdovingsvloeistof). Verweerder mocht erop vertrouwen dat de (bevoegde en bekwame) assistente de verdovingsvloeistof met een steriele injectiespuit volgens het geldende protocol had opgetrokken.

Doorhaling van een basisarts in het BIG-register blijft in hoger beroep in stand. Basisarts toont geen toetsbare opstelling of enig zelfinzicht.

Het CTG verwerpt het beroep ingesteld door een basisarts tegen de beslissing van het RTG waarin de inschrijving van de basisarts is doorgehaald. Ook in beroep is niet gebleken van een toetsbare opstelling of enig zelfinzicht.

Jeugdverpleegkundige heeft berisping gekregen van het RTG voor het voorbijgaan aan de belangen van een vader en het ten onrechte gebruiken van zijn behandelinformatie. Het CTG oordeelt tevens dat familienetwerk onterecht niet door de jeugdverpleegkundige is betrokken, maar laat maatregel in stand.

Een jeugdverpleegkundige heeft in eerste aanleg een berisping opgelegd gekregen wegens het voorbijgaan aan de belangen van een vader en het ten onrechte betrekken van behandelinformatie over de vader. Het CTG oordeelt daarnaast dat de jeugdverpleegkundige klagers, de ouders en tante van vader, als familienetwerk bij de behandeling had behoren te betrekken, maar laat de opgelegde maatregel in stand.

Herzieningsverzoek van een huisarts is door het CTG toegewezen, omdat de huisarts in haar verdediging is geschaad doordat een getuige ten onrechte niet is gehoord in beide procedures.

Een huisarts heeft een herzieningsverzoek ingediend wegens het feit dat onterecht een getuige in beide procedures, bij het RTG en CTG, niet is gehoord. Het CTG wijst het verzoek toe, omdat de huisarts in haar verdediging is geschaad en een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.

Een eigen dossier voor passantencontacten bij huisarts.

Een verslag van een passantenconsult dient te worden opgenomen in een apart dossier. De in deze zaak aangeklaagde huisarts heeft dat niet gedaan; hij heeft een verslag van een (passanten)contact met de zoon van een van zijn patiënten in het dossier van die patiënt opgenomen. In het verslag staat tevens een (impliciet) waardeoordeel over de moeder van de zoon. Het verslag is na een verzoek om afschrift bij de patiënt (vader) terechtgekomen. Dit rekent het CTG de huisarts aan: een waarschuwing.

LCvV onbevoegd.

Verzoeker heeft zich tot de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden (hierna: LCvV) gewend en stelt dat het huishoudelijk reglement van de cliëntenraad niet is nageleefd, nadat bekend is geworden dat twee leden van de cliëntenraad een relatie met elkaar hadden. De LCvV verklaart zich onbevoegd het verzoek te behandelen.