Klacht tegen medisch adviseur (arts) van een zorgverzekeraar deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond.
Klager is onder behandeling (geweest) bij een psychotherapeut, die in deze procedure optreedt als gemachtigde van klager. De zorgverzekeraar van klager heeft – op grond van de bevindingen van verweerder – besloten bepaalde interventies niet langer te vergoeden en reeds betaalde vergoedingen terug te vorderen van de psychotherapeut. Hierop is klager gestopt met de behandeling door de psychotherapeut. Het verwijt dat zeer ten nadele van klager is geoordeeld over zijn behandeling wordt ongegrond verklaard, nu het ‘doelmatig-criterium’ niet ziet op het effect van de behandeling op klager, maar ziet op de bewezen algemene werkzaamheid. Het verwijt dat ziet op het met terugwerkende kracht ondoelmatig verklaren van afgesloten behandelingen wordt niet-ontvankelijk verklaard in verband met het ontbreken van een relatie tussen voornoemd handelen van verweerder en de individuele gezondheidszorg, hetgeen noodzakelijk is voor een toets aan de tweede tuchtnorm. Ten slotte wordt verweerder – ondanks dat hij geen psychotherapeut is – bevoegd en voldoende bekwaam geacht om de controles voortvloeiende uit artikel 87 Zorgverzekeringswet te verrichten.
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven, 27-10-2022