IGJ niet-ontvankelijk in klacht tegen verpleegkundige, voor zover klacht is gebaseerd op tweede tuchtnorm, klacht op grond van eerste tuchtnorm ongegrond.
Na het overlijden van de echtgenote is een vriendschappelijke relatie ontstaan tussen de echtgenoot en de verpleegkundige en is deze laatste op verschillende manieren in financiële zin door hem begunstigd. Met de echtgenoot heeft geen zorgrelatie bestaan. De IGJ verwijt de verpleegkundige dat zij tekort is geschoten in de zorg jegens de echtgenoot, dat zij in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt door niet te handelen conform haar professionele verantwoordelijkheid, en dat zij blijft volhouden dat zij niet in strijd met de professionele normen heeft gehandeld. Het RTG achtte de klacht ongegrond. Het CTG is van oordeel dat de IGJ niet-ontvankelijk is voor zover de klacht is gebaseerd op artikel 47 eerste lid, sub b Wet BIG, toetst het handelen van de verpleegkundige aan artikel 47 eerste lid, sub a Wet BIG en komt op andere gronden dan het RTG tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.
Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, 08-02-2023