Deze zaak betreft het handelen van twee huisartsen. Klager verwijt de huisartsen dat zij een diagnose zouden hebben gemist bij zijn moeder, die patiënte was bij de praktijk. Daarnaast verwijt hij de huisartsen dat zij haar verkeerde medicijnen zouden hebben voorgeschreven, haar onnodig hebben laten lijden en te lang hebben gewacht met de opname van de patiënte. Het college overweegt ten aanzien van de klacht dat het missen van een diagnose in tuchtrechtelijke zin alleen verwijtbaar is als de wijze waarop de aangeklaagde arts tot zijn, naderhand onjuist gebleken, diagnose is gekomen in strijd zou zijn met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht. In casu was dat niet het geval. Ook ten aanzien van de andere klachten is het college van mening dat hiervan niet zou zijn gebleken. De klachten worden ten aanzien van beide huisartsen ongegrond verklaard.
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam, 14-10-2014