werkneemster/Stichting Woonvoorzieningen Lichamelijk Gehandicapten Noord-Holland Midden

Ontslag op staande voet wegens schending privacy- en geheimhoudingsbeleid niet rechtsgeldig. Het beleid is immers niet duidelijk en het verzenden door werkneemster van e-mails (met betrekking tot klachten van cliënten) van het kantooradres naar het privéadres van werkneemster is in de gegeven omstandigheden niet ernstig. Werkneemster heeft niet alleen recht op de transitievergoeding en de vergoeding vanwege onregelmatige opzegging, maar ook op een billijke vergoeding vanwege ernstig verwijtbaar handelen van werkgever. Bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding zijn alle (bijzondere) omstandigheden van het geval van belang en speelt ook het punitieve karakter een rol.

Een klacht tegen een verpleegkundige, tevens manager van het FACT-team. Het handelen van verweerder wordt getoetst aan de tweede tuchtnorm: klaagster verwijt verweerder dat hij nooit gereageerd heeft op brieven over misstanden en de situatie van haar behandeling, alsmede de verzoeken tot een gesprek. Daarnaast heeft verweerder beleid uitgezet dat schadelijk is voor klaagster. Het RTG acht de klacht kennelijk ongegrond.

Klager verwijt verweerster, bedrijfsarts in opleiding, op meerdere punten onzorgvuldig gehandeld te hebben, over onvoldoende inzicht te beschikken en daarnaast onvoldoende onderzoek te hebben verricht naar de actuele situatie op de werkvloer. Daarnaast ontbreekt (voldoende) onafhankelijkheid richting de werkgever en heeft verweerster zich niet gehouden aan de meldplicht beroepsziekten. Het college overweegt dat verweerster niet heeft gehandeld of nagelaten in strijd met de zorg die zij uit bedrijfsgeneeskundig oogpunt tegen klager behoorde te betrachten. Het college wijst de klacht af.

Klager verwijt verweerster, een bedrijfsarts in opleiding, op meerdere punten onzorgvuldig gehandeld te hebben, over onvoldoende inzicht te beschikken en daarnaast zou verweerster onvoldoende onderzoek naar de actuele situatie op de werkvloer hebben verricht. Ook ontbreekt (voldoende) onafhankelijkheid richting de werkgever en heeft verweerster zich niet gehouden aan de meldplicht beroepsziekten. Het RTG overweegt dat verweerster niet heeft gehandeld of nagelaten in strijd met de zorg die zij uit bedrijfsgeneeskundig oogpunt tegen klager behoorde te betrachten en wijst de klacht af.

Zowel tijdens als na de behandeling zijn gevoelens van verliefdheid ontstaan tussen patiënt en verweerster, GZ-psycholoog, hetgeen is uitgelopen op seksuele contacten. Klaagster, met wie patiënt ook een relatie had/heeft, verwijt verweerster dat deze een seksuele relatie met patiënt is aangegaan gedurende de behandeling. De behandeling is daardoor onder grote druk komen te staan. Het RTG legt de maatregel van schorsing op voor de duur van zes maanden.

Deze zaak betreft een klacht tegen een huisarts. Klagers verwijten de huisarts dat hij klachten van patiënte, de moeder van klagers, niet serieus heeft genomen, een onjuiste diagnose heeft gesteld en slecht gecommuniceerd heeft met patiënte zelf en de verzorging van het verpleegtehuis over de verstrekte medicatie en diagnose. Verweerder heeft nagelaten het 'afsprakenblad arts-verzorging' in te vullen. De klachten worden ongegrond verklaard.

Klager verwijt verweerster, bedrijfsarts in opleiding, op meerdere punten onzorgvuldig gehandeld te hebben, over onvoldoende inzicht te beschikken en daarnaast onvoldoende onderzoek te hebben verricht naar de actuele situatie op de werkvloer. Ook ontbreekt (voldoende) onafhankelijkheid richting de werkgever en heeft verweerster zich niet gehouden aan de meldplicht beroepsziekten. Het RTG overweegt dat verweerster niet heeft gehandeld of nagelaten in strijd met de zorg die zij uit bedrijfsgeneeskundig oogpunt tegen klager behoorde te betrachten. Het RTG wijst de klacht af.

Klagers hebben last van longklachten. Zij verwijten verweerster, bedrijfsarts, op meerdere punten onzorgvuldig gehandeld te hebben, over onvoldoende inzicht te beschikken en onvoldoende onderzoek te hebben verricht naar de actuele situatie op de werkvloer. Daarnaast ontbreekt (voldoende) onafhankelijkheid richting de werkgever en heeft verweerster zich niet gehouden aan de meldplicht beroepsziekten. Ten slotte verwijten klagers verweerster dat zij, als praktijkopleider van arts in opleiding C, mede verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen/nalaten van C. Het RTG wijst de klacht af.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg klaagt over een patholoog. Deze patholoog wordt verweten dat zij in strijd met het Advies bewaartermijnen en het ziekenhuisprotocol inzake 'Bewaartermijnen patiëntenmateriaal onderzoeksgegevens' heeft gehandeld. Ook wordt de patholoog verweten dat zij in strijd met de Gedragsregels voor artsen van het KNMG en artikel 7:453 BW heeft gehandeld door opzettelijk patiëntenmateriaal van een willekeurige andere patiënt in te sluiten voor onderzoek. Deels gegrond, berisping.

Klager verwijt verweerster, een bedrijfsarts in opleiding, op meerdere punten onzorgvuldig te hebben gehandeld en over onvoldoende inzicht te beschikken. Daarnaast zou verweerster onvoldoende onderzoek hebben verricht naar de actuele situatie op de werkvloer; voorts ontbreekt (voldoende) onafhankelijkheid richting de werkgever en heeft verweerster zich niet gehouden aan de meldplicht beroepsziekten. Het RTG overweegt dat verweerster niet heeft gehandeld of nagelaten in strijd met de zorg die zij uit bedrijfsgeneeskundig oogpunt tegen klager behoorde te betrachten. Het RTG wijst de klacht af.