Uit het beginsel van hoor en wederhoor vloeit niet voort dat de deskundige de arts moet horen.

Voorlopig deskundigenbericht. Een streptokokkeninfectie leidt voor een man tot diverse amputaties. Hij verwijt zijn artsen de infectie niet te hebben onderkend. De rechtbank wijst zijn verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht eerst toe, maar als de deskundige zich terugtrekt, wijst de rechtbank het nieuwe verzoek van de man af. In hoger beroep benoemt het hof alsnog (niet één maar twee) vakgenoten als deskundige. Het hof oordeelt dat het aan de deskundigen is om te beoordelen of het voor hun onderzoek wenselijk is om de man en/of de artsen te horen. Geen reden om delen van het procesdossier, zoals medische adviezen, niet aan de deskundige te sturen.

Inzage- en blokkeringsrecht ex artikel 7:464 BW gaat als persoonlijk recht niet over op nabestaanden, ook niet via cessie.

Voorlopig deskundigenbericht. Een gedetineerde man bezoekt in verband met een zwelling in zijn oksel diverse keren de huisarts, voor het eerst in 2020. Eind 2021 blijkt sprake van een gemetastaseerd melanoom. In 2022 overlijdt de man. Zijn levensgezellin wil haar kansen in een schadevergoedingsprocedure inschatten en verzoekt de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht te bevelen. De rechtbank wijst het verzoek toe. De rechtbank laat het aan de deskundige welke (medische) informatie hij wil ontvangen alsook of hij de vrouw hetero-anamnestisch wil horen, ook al was zij niet bij de consulten. Het inzage- en blokkeringsrecht is een persoonlijk recht dat door het overlijden van de man niet overgaat op de vrouw of de nabestaanden, zodat zij daar geen beroep op kunnen doen.

Vordering medisch specialist tot afgifte aantal bescheiden inzake hem betreffend onderzoek, afgewezen.

Een anesthesioloog was in dienst als Chef de Clinique bij de vakgroep Anesthesiologie in een ziekenhuis op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met de Coöperatie Medisch Specialistisch Bedrijf (hierna: het MSB). Naar aanleiding van een melding van een voorval in de operatiekamer, alwaar eiser op dat moment als anesthesioloog werkzaam was, wordt hij vrijgesteld van de verplichting tot het verrichten van arbeid en wordt hem door de raad van bestuur van het ziekenhuis de toegang tot het ziekenhuis ontzegd. In deze kortgedingprocedure vordert eiser afgifte van een groot aantal bescheiden die horen bij het interne onderzoeksrapport dat door het ziekenhuis naar de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ) is gezonden. De rechtbank wijst de vordering af.

Onzorgvuldige beëindiging behandelovereenkomst kan niet-betrokken tandarts niet worden aangerekend; niet ageren tegen besluit tot beëindiging is wel onzorgvuldig.

Het RTG legt de tandarts de maatregel van waarschuwing op wegens onder meer het ontbreken van een gewichtige reden bij beëindigen behandelingsovereenkomst en het niet in acht nemen van de vereiste zorgvuldigheidseisen. Anders dan het RTG, is het CTG van mening dat de beëindiging niet aan de tandarts kan worden toegerekend, omdat zij hierbij niet betrokken is geweest. Wel kan de tandarts worden aangerekend dat zij heeft nagelaten de nodige zorgvuldigheid ten opzichte van klaagster in acht te nemen, door na haar verlof geen contact met klaagster noch met de praktijkhouder op te nemen, en door onvoldoende te ageren tegen het besluit om de behandelingsovereenkomst te beëindigen. De waarschuwing blijft in stand.

Geen nieuwe beoordeling door de geschillencommissie.

Een patiënt heeft al eerder een klacht laten beoordelen door de geschillencommissie. Er zouden nu andere gegevens bekend zijn die maken dat de klacht opnieuw zou moeten worden beoordeeld. De geschillencommissie ziet dat anders en verklaart de patiënt niet-ontvankelijk.

Niet-ontvankelijkheid nabestaande wegens niet vertegenwoordigen wil patiënt.

Nabestaande niet-ontvankelijk omdat deze niet de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigde. Tevens geen bewijs dat de verpleegkundig specialist zich als arts presenteert.

Gebruik medisch patiëntendossier voor strafvervolging geoorloofd. A-G concludeert tot verwerping beroep tegen beslissing rechtbank.

A-G Harteveld concludeert tot ongegrondverklaring van de cassatieberoepen tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland waarin was geoordeeld dat het gebruik van het medisch patiëntendossier geoorloofd was in een strafrechtelijk onderzoek naar (medewerkers van) een GGZ-instelling wegens het overlijden van de patiënt.

Dochter niet-ontvankelijk in klacht tegen cardioloog, levensgezel van vader klachtgerechtigd.

Voorzittersbeslissing. Het RTG oordeelt dat klaagster niet klachtgerechtigd is in haar klacht tegen de cardioloog van haar vader, die overleden is. Nu de vader van klaagster een levensgezel had, geldt als uitgangspunt dat deze levensgezel klachtgerechtigd is. Van een uitzondering op dit uitgangspunt is niet gebleken. Niet kan worden vastgesteld dat de levensgezel de klacht ondersteunt. Het RTG verklaart klaagster kennelijk niet-ontvankelijk.

Niet aan inspanningsverplichting voldaan.

Een patiënte heeft een buikwandcorrectie ondergaan en is niet tevreden met de informatievoorziening en het resultaat. De commissie oordeelt gelet op de korte duur van de operatie en het tegenvallende resultaat dat de plastisch chirurg is tekortgeschoten in haar inspanningsverplichting.

Beroep uitspraak LCvV.

Stichting Laurens heeft vervangende toestemming voor het invoeren van een uniforme medezeggenschapsregeling gevraagd aan de LCvV. De LCvV heeft hiervoor vervangende toestemming gegeven. Cliëntenraad locatie Oranjehoeck (CR-O) is in beroep gegaan tegen deze uitspraak. De Ondernemingskamer verklaart het beroep ongegrond en matigt de kosten die de cliëntenraad gemaakt heeft (art. 6 lid 5 Wmcz 2018).