Voorwaardelijke schorsing van vier maanden voor een neuroloog die een affectieve relatie met een patiënt aanging.

Een gegronde klacht van de IGJ over een neuroloog. De betreffende arts, die een affectieve relatie met een van zijn patiënten – tevens arts in hetzelfde ziekenhuis – aanging, krijgt een geheel voorwaardelijke schorsing van vier maanden met een proeftijd van twee jaar opgelegd gezien de omstandigheden van dit geval. Volgens het RTG is de kans op herhaling niet aanwezig.

Rechtbank verleent rechterlijke machtiging met verkorte duur in verband met beperkte mogelijkheid tot horen van cliënt door advocaat ten gevolge van de coronamaatregelen.

De rechtbank wijst de rechterlijke machtiging toe; betrokkene verblijft zonder juridische titel maar verblijf is onvrijwillig.

De rechtbank verleent machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. Betrokkene heeft mogelijk COVID-19 en is vanwege haar verminderde geheugen niet in staat zich aan afspraken te houden.

De rechtbank verleent machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. Betrokkene heeft mogelijk COVID-19 en is vanwege haar verminderde geheugen niet in staat zich aan afspraken te houden.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het CTG omtrent een door een arts uitgevoerde euthanasie bij een patiënt met voortgeschreden dementie in het belang van de wet. Het CTG is niet altijd gebonden aan het oordeel van de RTE en de schriftelijke wilsverklaring moet niet alleen worden uitgelegd aan de hand van de bewoordingen naar het oordeel van de Hoge Raad.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het CTG, dat had geoordeeld dat de arts niet heeft voldaan aan alle zorgvuldigheidseisen en de maatregel van waarschuwing had opgelegd. In de eerste plaats is de Hoge Raad van oordeel dat het CTG zich niet altijd gebonden hoeft te achten aan het oordeel van de RTE over het handelen van de arts. De medische tuchtrechter heeft de taak zich zelfstandig op grond van de normen van het tuchtrecht een oordeel te vormen over het medisch handelen van de arts. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad, net als in de strafzaak, dat het schriftelijke verzoek van de patiënt niet alleen moet worden uitgelegd aan de hand van de bewoordingen, maar dat het ook gaat om andere omstandigheden waaruit de bedoelingen van de patiënt kunnen worden afgeleid. Het oordeel van het CTG dat er geen ruimte is voor interpretatie van het verzoek, is daarom niet juist.

Onbevoegd handelen IGJ en Minister van VWS.

Handhavend optreden door de gemeente, IGJ en de Minister van VWS na signalen over tekortkomingen in de zorg. Nu niet is komen vast te staan dat sprake is van zorg zoals bedoeld in de Wkkgz zijn de besluiten van de Minister van VWS geschorst.

Cliënt is door zorgverlener ten onrechte niet geïnformeerd over een goedaardige tumor. De commissie oordeelt dat cliënt geïnformeerd had moeten worden. Zorgaanbieder is een vergoeding verschuldigd voor de wekenlange onzekerheid.

Cassatie in het belang der wet.

Euthanasieverklaring kan ook bij patiënt met voortgeschreden dementie in beginsel grondslag zijn voor euthanasie, ook als de patiënt ten tijde van de euthanasie niet meer in staat is zijn wil te bepalen. HR vult de zorgvuldigheidseisen van artikel 2 Wtl nader in voor situaties van euthanasie bij demente patiënten. De begrippen ‘uitdrukkelijk en ernstig verlangen’ (art. 293 lid 1 Sr) en ‘vrijwillig en weloverwogen verzoek’ (art. 2 lid 1 Wtl) zijn niet identiek; ook als niet vastgesteld kan worden dat sprake was van een ‘vrijwillig en weloverwogen verzoek’, kan toch worden geconcludeerd dat werd gehandeld op ‘uitdrukkelijk en ernstig verlangen’. Of sprake is van ondraaglijk lijden is een medisch professioneel oordeel van de arts, dat door de rechter slechts marginaal kan worden getoetst.

Ne bis in idem wegens meerdere vergelijkbare klachten over zorgverlening. Klager niet-ontvankelijk. Beroep verworpen.

Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde over de behandeling van de vader van klager. Klager heeft meermaals klachten ingediend, zowel jegens aangeklaagde als andere zorgverleners. Ne bis in idem: klager is niet-ontvankelijk. Het beroep is verworpen.

Invulling aantasting in de persoon, artikel 6:106 BW.

Op 15 maart 2019 oordeelde de Hoge Raad over een verzoek tot schadevergoeding wegens een onterecht verblijf in een Extra Beveiligde Inrichting in de PI Vught. De Hoge Raad gaf invulling aan 'aantasting in de persoon' anderszins als bedoeld in artikel 6:106 BW.