Naar boven ↑

Update

Nummer 4, 2020
Uitspraken van 12-02-2020 tot 27-02-2020
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Huisarts mag aanvraag bij CIZ indienen
De eerste uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, betreft een oordeel in het kader van de Wet zorg en dwang (GZR 2020-0056). Een huisarts diende voor een van zijn patiënten een aanvraag voor een rechterlijke machtiging in bij het CIZ, die de aanvraag op zijn beurt doorstuurde naar de rechtbank. De advocaat van de patiënt voerde in dat proces aan dat de aanvraag, die heeft geleid tot het verzoek voor een rechterlijke machtiging van het CIZ aan de rechtbank, niet was ingediend door een van de in artikel 25 WZD opgesomde aanvraaggerechtigden, maar door de huisarts; die zou er niet onder vallen. De rechtbank ziet dat echter anders. Op basis van de ruime opsomming van aanvragers in de WZD en in de toelichting op de wet meent de rechtbank dat ook de huisarts gerechtigd is een aanvraag bij het CIZ in te dienen voor het verkrijgen van een rechterlijke machtiging. Ook verwijst de rechtbank naar het begrip ‘zorgaanbieder’, zoals opgenomen in artikel 1, sub d, WZD, waarvan de zesde nota van wijziging aangeeft dat ook een solistisch werkende zorgverlener zorgaanbieder kan zijn in de zin van de wet.

Overwegingen openbaarmaking documenten; Wkkgz en Wob
Aan de tweede uitspraak die ik in deze nieuwsbrief wil belichten, lag een Wob-besluit ten grondslag (GZR 2020-0059). Een mentor en bewindvoerder van een mevrouw diende in 2017 bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (nu Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd) een verzoek in tot het ontvangen van bepaalde correspondentie over die mevrouw. Die correspondentie was mede afkomstig van een derde. De Minister van VWS had vervolgens een besluit genomen dat deels tegemoet kwam aan het verzoek. Een deel van de documenten werd geweigerd met een beroep op de bijzondere openbaarmakingsregeling van artikel 24 lid 4 en artikel 25 lid 3 Wkkgz. Een deel werd (met weglakkingen vanwege bescherming van de persoonlijke levenssfeer, artikel 10 lid 2 onder 2 Wob) openbaar gemaakt.
Het bezwaar van eiser tegen de (gedeeltelijke) weigering werd vervolgens ongegrond verklaard, waarna eiser in beroep ging.
De rechtbank oordeelde eerst dat de artikelen 24 en 25 Wkkgz (in samenhang met art. 7:457 BW) een bijzondere openbaarmakingsregeling bevatten die de Wob opzij zet. Op het moment dat de openbaarmaking van een document (geheel of gedeeltelijk) wordt geweigerd op grond van de Wkkgz, kan voor dat (gedeelte van het) document aan de toepassing van de Wob niet worden toegekomen (zie ook ABRvS 7 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2718).
Inhoudelijk oordeelde de rechtbank de beslissing op bezwaar onvoldoende gemotiveerd: de minister kon niet volstaan met de algemene motivering dat als een ambtenaar niet in de openbaarheid treedt er dús geen openbaarmaking hoeft plaats te vinden. Een gemotiveerde belangenafweging (in casu over de openbaarmaking van een naam) was hetgeen in de beslissing had moeten staan. Voorts was niet duidelijk op basis van welke criteria de documenten waren geselecteerd. De rechtbank beoordeelde vervolgens per (deels) geweigerd document, die onder toepassing van artikel 8:29 Awb aan de rechtbank zijn gestuurd, of de weigeringsgronden in stand konden blijven. Ten aanzien van drie documenten oordeelde de rechtbank dat het geen gegevens bevatte die onder het (afgeleid) beroepsgeheim vallen, zodat dit niet geweigerd had kunnen worden op grond van de Wkkgz. Ook kon het niet zonder nadere motivering geweigerd worden op grond van artikel 10 lid 2 onder e Wob.
De rechtbank voegde aan haar overwegingen toe dat de weigeringsgrond van artikel 10 lid 2 sub d Wob (belang van inspectie, controle en toezicht) beperkt moet worden uitgelegd. Slechts in zeer bijzondere omstandigheden kan een toezichthouder een verzoek om informatie op deze grond afwijzen in het geval het gaat om informatie die met gebruikmaking van toezichthoudende bevoegdheden zou kunnen worden verkregen. In dit geval bijvoorbeeld woog het belang van openbaarmaking zwaarder dan het belang van inspectie, controle en toezicht.
Tot slot honoreerde de rechtbank ook niet het beroep op de weigeringsgrond van artikel 10 lid 2 sub g Wob (het voorkomen van onevenredige bevoor- of benadeling). De motivering van de weigering was dat het document vertrouwelijke medische gegevens bevatte, maar dit was volgens de rechtbank niet het geval.

Vorm van verplichte zorg toegewezen zonder verzoek officier van justitie
De laatste uitspraak die ik wil benoemen, betreft een Wvggz-kwestie (GZR 2020-0055). De patiënt in kwestie was erg vermagerd met ernstige lichamelijke klachten tot gevolg. In het verleden had deze patiënt sondevoeding geweigerd en was voeding onder dwang toegediend. De officier van justitie verzocht onder meer opname in een accommodatie. Het uitoefenen van toezicht als vorm van verplichte zorg vroeg hij niet. De semiarts achtte dit echter noodzakelijk, omdat de patiënt veel vocht zou verliezen en de calorie-inname elke vijftien minuten werd gecontroleerd. De rechter oordeelde vervolgens dat de mededelingen van de semiarts voldoende aanleiding gaven om ook het uitoefenen van toezicht op te nemen als verplichte zorg. Dit is bijzonder, want het houden van toezicht was dus niet verzocht door de officier van justitie en de officier van justitie was ook niet op zitting om het verzoek aan te vullen.

Commentaren
Verder maak ik u ook graag attent op onze commentaren. Dit keer treft u een commentaar van de hand van Marije Osse (YieldLegal) bij de Kamerbrief van 18 februari jl. over de aanscherping van het fusietoezicht in de zorg. Marije gaat in op de werkwijze rondom toezicht op fusies in de zorg, op het wetsvoorstel ‘Positionering taken NZa’ (Kamerstukken 34445) en op de plannen van de Minister van VWS.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Onze zoekfunctie
Wist u dat GZR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief en de mogelijkheid om kennis te nemen van annotaties? Alle door onze redactieleden zorgvuldig geselecteerde en samengevatte uitspraken komen in een database. GZR Updates biedt de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zie hier voor de mogelijkheden.

LinkedIn-groep
Bent u al bekend met onze LinkedIn-groep? Nadat u op LinkedIn bent ingelogd, wordt u op deze pagina geattendeerd op onze nieuwsbrief, maar ook op ander nieuws. Verder kan op deze pagina kennis worden gedeeld.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hof

Rechtbank

Tuchtcolleges