Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er twee voor u uit.
Ziekenhuis niet aansprakelijk voor gebroken sheath
De eerste uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, betreft een bindend advies van de Geschillencommissie Ziekenhuizen (GZR 2018-0308). Aan het advies ligt een klacht van een cliënt ten grondslag die erop neerkomt dat de cardioloog in kwestie toerekenbaar is tekortgeschoten bij de bij haar uitgevoerde operatie, omdat een deel van het daarbij gebruikte materiaal – een peelable sheath van een guide wire – in haar lichaam is achtergebleven. Dit is bij een latere operatie ontdekt. De geschillencommissie is echter tot het oordeel gekomen dat centrale aansprakelijkheid van het ziekenhuis hier niet op zijn plaats is. De geschillencommissie hanteert daarbij het uitgangspunt dat de cardioloog er in beginsel op mocht vertrouwen dat de gebruikte sheath geschikt was voor het medische doel waarvoor deze werd gebruikt; er is hoogst zelden sprake van een dergelijke breuk. Dat zou anders kunnen zijn in het geval er concrete aanwijzingen zijn dat de te gebruiken sheaths niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen waardoor de cardioloog niet zonder meer kon uitgaan van de vereiste veiligheid. Dergelijke omstandigheden zijn in dit geval gesteld noch gebleken. Dat de cardioloog een onjuiste werkwijze heeft toegepast heeft de cliënte niet gesteld. In het medisch dossier van de cliënte noch in de overige door partijen overgelegde stukken heeft de commissie daarvoor aanwijzingen gevonden. Naar het oordeel van de geschillencommissie is dan ook niet aannemelijk geworden dat de cardioloog een medische fout heeft gemaakt en/of niet die zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Openbaar Ministerie houdt ontlastende informatie achter, maar blijft ontvankelijk
De tweede uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, betreft het oordeel van de strafrechter in een pgb fraudezaak (GZR 2018-0312) en dan in het bijzonder het oordeel over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Verdacht werden drie zorginstellingen uit Twente en Katwijk en zeven van hun bestuurders. Zij voerden onder meer ter verdediging aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou zijn, omdat informatie, die voor de beoordeling van de zaak essentieel is, door het Openbaar Ministerie niet aan het dossier zou zijn toegevoegd. Deze informatie was vervolgens ten onrechte niet betrokken bij de beoordeling om (al dan niet) tot vervolging over te gaan.
De rechtbank stelde voorop dat de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie slechts in uitzonderlijke gevallen voor toepassing in aanmerking komt.
De rechtbank stelde vervolgens vast dat het Openbaar Ministerie niet had uitgezocht of er sprake was geweest van een ‘gedoogconstructie’ zoals de verdediging steeds had aangevoerd. Dit kan niet; het (niet) handelen van het Openbaar Ministerie verhoudt zich niet met zijn taak van de objectieve waarheidsvinding, aldus de rechtbank. Ter beantwoording van de vraag of dat moet leiden tot niet-ontvankelijkheid dient volgens de rechtbank te worden bezien of sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan. Bij de beoordeling van de vraag of verdachtes recht op een eerlijke behandeling is geschonden, moet niet enkel naar het voorbereidend onderzoek worden gekeken, maar naar het strafproces in zijn geheel. Daarbij achtte de rechtbank in dit geval van belang dat de verdediging ruimschoots onderzoekswensen had geformuleerd die grotendeels zijn ingewilligd, waardoor de rechtbank alsnog over een dossier beschikte waarin zowel belastend als ontlastend materiaal was opgenomen. Over het strafproces in zijn geheel kon daarom niet worden geconcludeerd dat het recht van verdachte op een eerlijke behandeling tekort is gedaan. De conclusie was dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is gebleven in zijn recht op vervolging.
De verdachte personen werden overigens vrijgesproken van frauduleuze handelingen.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Deze keer treft u een annotatie van Liane Versteeg bij een uitspraak van College van Beroep van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (GZR 2018-0215). Onderwerp van de uitspraak en van de annotatie is een psycholoog die ondanks de uitdrukkelijke weigering van de gezaghebbende vader besloot hulp in de vorm van een IQ-test en vragenlijsten aan de destijds 15-jarige zoon van de vader te gaan bieden. Zij heeft de vader daarover niet zelf geïnformeerd, maar dit naar eigen zeggen overgelaten aan de gezinsvoogd. Het College van Beroep concludeerde dat de psycholoog gerechtvaardigd op grond van de uitzondering van artikel 7:450 lid 2 BW, namelijk dat de zoon de behandeling weloverwogen bleef wensen na de weigering van vader, had gehandeld. Omdat de psycholoog hiermee afweek van de toepasselijke Beroepscode voor Psychologen had zij wel vooraf overleg moeten hebben met collega’s en vader zelf moeten informeren.
Liane gaat in op het toestemmingsvereiste in situaties als de onderhavige en betrekt daarbij ook de andersluidende uitspraak van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd.
Scripties
Vele scripties zijn geschreven en een aantal is gepubliceerd op onze website.
De eerste is van de hand van Katinka Wesseling (UvA). Zij schrijft over het Europees waarschuwingssysteem voor artsen met een beroepsbeperking en beantwoordt de vraag of met dit mechanisme de Nederlandse patiënt voldoende beschermd wordt.
De tweede is van de hand van Kim Hogeman (UvA). Kim schrijft over de proportionele aansprakelijkheid in het kader van het verhaal van zorggerelateerde schade. Zij poneert in dat verband twee stellingen en komt met een conclusie over de toepassing van de proportionele aansprakelijkheid en de verloren kans.
De derde is van Isabelle Kornelis (UvA). Isabelle koos ervoor onderzoek te doen naar de juridische erkenning van personen met een intersekse conditie binnen het Nederlands recht, bezien vanuit de Europese en internationale kinder- en mensenrechten.
De vierde scriptie is geschreven door Merel Spaander (UvA). Merel koos ervoor over de Embryowet te schrijven en stelde de vraag of het daarin opgenomen verbod met betrekking tot het kweken van menselijke embryo’s voor de wetenschap voorlopig houdbaar is of wetenschappelijk achterhaald.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website. Van belang is dat de Eerste Kamer heeft ingestemd met het voorstel tot wijziging van de Wet BIG. Van belang is tevens dat inmiddels een voorstel tot wijziging van Boek 7, titel 7, afdeling 5 BW (WGBO) bij de Tweede Kamer is ingediend.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Vakantiestop
In verband met de zomervakantie wordt de update een keer overgeslagen. De eerstvolgende verschijnt op 17 augustus 2018.
Een hele goede zomer!
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Een door een patiënte ingediende klacht ex artikel 12 Sv wordt – ondanks een tijdsverloop van 2006-2018 – ontvankelijk geacht. De klacht wordt echter afgewezen omdat het hof een strafvervolging niet haalbaar acht, nu niet gebleken is dat beklaagden anders hebben gehandeld dan wat verwacht mag worden van een redelijk en bekwaam handelend professional uit die beroepsgroep met de kennis van toen. 25-06-2018
- Gerechtshof Amsterdam VUmc organiseerde in 2014 een Europese aanbestedingsprocedure voor de levering van ICD’s en pacemakers. Medtronic heeft echter al ten tijde van de voorafgaande marktconsultatie haar bezwaren geuit tegen de opzet van de aanbestedingsprocedure. Het hanteren van een plafondprijs in combinatie met een topsegmenteis was volgens Medtronic namelijk onrechtmatig. In eerste aanleg trok Medtronic aan het kortste eind, in hoger beroep ook. De door VUmc gehanteerde eisen zijn niet onrechtmatig. 19-06-2018
- Gerechtshof Den Haag Deze zaak betreft de aansprakelijkheid van het Erasmus MC voor het ongefundeerd, althans onvoldoende geverifieerd doen van uitlatingen over het (dis)functioneren en de bekwaamheid van een (deels) elders werkende neurochirurg, jegens de op dat moment betrokken andere werkgever van de bedoelde neurochirurg. Er is sprake van aansprakelijkheid op grond van een tekortkoming van de nakoming van de uit hoofde van een vaststellingsovereenkomst op het Erasmus MC rustende verplichting. Het hof stelt als uitgangspunt dat het alleen aan de betrokken arts is om te bepalen of hij heeft voldaan aan het bekwaamheidsvereiste uit artikel 36 lid 15 Wet BIG. 29-05-2018
Rechtbank
- Rechtbank Den Haag Het bedrag dat een zorgverlener voor verleende jeugdhulp aan (het samenwerkingsorgaan van) de gemeenten factureert, overschrijdt het door de gemeenten vastgestelde declaratieplafond. De gemeenten betalen het bedrag uit tot het declaratieplafond. De zorgverlener vordert echter ook het bedrag waarmee het declaratieplafond wordt overschreden. De rechtbank oordeelt dat instemming van de zorgverlener met de hoogte van declaratieplafond niet is vereist. 11-07-2018
- Rechtbank Overijssel In een kwestie van fraude met persoonsgebonden budgetten (pgb's) is het Openbaar Ministerie (OM) door de verdediging verweten dat het verwijtbaar is tekortgeschoten in de waarheidsvinding door voorbij te gaan aan de door de verdediging geschetste gang van zaken (ontlastend materiaal). De rechtbank is van oordeel dat het (niet) handelen van het Openbaar Ministerie zich niet verhoudt met zijn taak van objectieve waarheidsvinding. De rechtbank oordeelt niettemin dat dit niet tot een niet-ontvankelijkheid moet leiden; er is geen sprake van schending van het recht op een eerlijke behandeling. De rechtbank oordeelt voorts dat de drie verdachte zorginstellingen uit Twente en Katwijk en zeven van hun bestuurders moeten worden vrijgesproken. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van ongeoorloofd geschuif van soorten zorg en budgetten, het vervalsen van facturen en oplichting. De destijds gehanteerde werkwijze was niet ongewoon in de zorgwereld en wordt gesteund door de uitvoeringspraktijk van de zorgkantoren, de parlementaire geschiedenis en rechterlijke uitspraken. 10-07-2018
- Rechtbank Midden-Nederland Omdat de betrokkene binnen een maand na de toewijzing van het primaire verzoek tot MVV beschermd zal gaan wonen buiten het ziekenhuis en hij zich akkoord heeft verklaard met de gestelde voorwaarden leest de rechtbank – heel praktisch – de verzoeken van de OvJ niet als alternatieve, maar als cumulatieve verzoeken (mede omdat alle belanghebbenden het hiermee eens zijn). De rechtbank wijst de gevraagde machtiging tot voortgezet verblijf toe voor de duur van één maand en wijst ook het verzoek tot een voorwaardelijke machtiging toe, ingaande op het moment dat de machtiging tot voortgezet verblijf is verstreken en voor de duur van vijf maanden. 30-05-2018
- Rechtbank Gelderland De geneesmiddelendistributeur Lamepro, eiser, stelt schade te hebben geleden doordat VGZ, gedaagde, onrechtmatig jegens hem zou hebben gehandeld door een ander dan Lamepro als preferent aan te wijzen zonder daarvoor een offerteprocedure te volgen, althans dat Lamepro met een grote onverkoopbare voorraad blijft zitten. De voorzieningenrechter oordeelt dat VGZ aanvaardbare gronden heeft aangevoerd om af te wijken van de offerteprocedure. Voorts oordeelt de rechtbank dat de zorgverzekeraar bij de wijziging van zijn preferentiebeleid wel degelijk rekening dient te houden met de belangen van derden. In het onderhavige geval heeft Lamepro echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de kans op het ontstaan van aanmerkelijke schade door onverkoopbare voorraden VGZ had moeten weerhouden van het toepassen van de gehanteerde termijnen. 09-05-2018
Tuchtcolleges
Uitspraken zonder ECLI
- Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg Cliënt woont met woonbegeleiding van de GGZ in een appartementencomplex in Eindhoven. Op een bepaald moment krijgt cliënt van de zorginstelling een schriftelijke waarschuwing wegens het veroorzaken van overlast. De cliënt vraagt de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg de waarschuwing in te trekken. De commissie acht zich bevoegd daarover te oordelen. Volgens de commissie heeft de zorginstelling voldoende onderbouwd dat cliënt overlast veroorzaakt en zich onvoldoende begeleidbaar opstelt, waardoor de waarschuwing terecht is opgelegd. De klacht wordt derhalve ongegrond verklaard. 2018-06-15
- Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg Een verpleegkundige heeft, zonder hierover met klaagster te overleggen, (medische) informatie over klaagster aan een gynaecoloog verstrekt. De verpleegkundige heeft daarmee haar beroepsgeheim geschonden, ook al was sprake van een conflict van plichten. 2018-03-29
- Geschillencommissie ziekenhuizen Cliënte voert aan dat na een medische ingreep in het ziekenhuis een deel van een zogenoemde sheath in haar lichaam is achtergebleven, dat het ziekenhuis niet wil meewerken aan een verder onderzoek naar de aard en herkomst van het materiaal, dat het ziekenhuis geen aansprakelijkheid erkent en cliënte naar de producenten verwijst. Cliënte stelt het ziekenhuis aansprakelijk en verlangt een vergoeding van € 16.000. Het ziekenhuis voert aan dat al het mogelijke is gedaan om de producent van de sheath te achterhalen. Het ziekenhuis wijst aansprakelijkheid af omdat de hulpverlener geen verwijt kan worden gemaakt, er is lege artis gehandeld. Het is aan cliënte om de producenten van de sheath aan te spreken. Dit leidt het ziekenhuis af uit de Parlementaire Geschiedenis van artikel 6:77 BW. De Geschillencommissie Ziekenhuizen oordeelt dat de hulpverlener erop mocht vertrouwen dat de gebruikte sheath geschikt was voor de operatie, dat niet aannemelijk is dat de hulpverlener een medische fout heeft gemaakt, dat het ziekenhuis voldoende medewerking heeft verleend bij het achterhalen van de herkomst van het materiaal, dat het ziekenhuis niet kan worden verweten dat het niet tot erkenning van aansprakelijkheid is overgegaan en dat het ziekenhuis cliënte naar de producenten van de sheath mocht verwijzen op grond van risicoaansprakelijkheid. De geschillencommissie verklaart de klachten ongegrond en wijst de gevorderde schadevergoeding af. 2018-05-31
- Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg Cliënt heeft een aantal klachten over de procesgang omtrent zijn aanmeldprocedure en de behandeling daarna. De klachten hebben onder meer betrekking op de afgenomen vragenlijsten, de gebruikte aanhef in de e-mail door de behandelaar, de houding en het niet bereikbaar zijn van de behandelaar en de bejegening door de receptioniste. Cliënt verlangt een vergoeding van € 25.000, gebaseerd op immateriële en materiële schade. De zorgaanbieder voert aan dat de interne klachtencommissie de klachten over de onpersoonlijke aanhef en de onbereikbaarheid gegrond heeft verklaard, de andere klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg sluit zich aan bij het oordeel van de klachtencommissie en verklaart de klachten deels gegrond. Aangezien de klachten op minimale onderdelen gegrond zijn verklaard, is er geen ruimte voor het toekennen van een schadevergoeding. 2018-02-07