Naar boven ↑

Update

Nummer 12, 2016
Uitspraken van 30-05-2016 tot 08-06-2016
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Van een afwijzing naar een berisping
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, toont maar weer eens hoe het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg tot een andere, voor de arts ongunstiger, beslissing kan komen dan het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (GZR 2016-0220). In eerste aanleg was de klacht over de arts afgewezen. Hoewel de arts geen onberispelijk medicatiebeleid had gevoerd, was van een zodanig voorschrijfgedrag dat dit de arts tuchtrechtelijk moest worden aangerekend geen sprake, aldus het Regionaal Tuchtcollege. In hoger beroep werd het medicatiebeleid echter wel ondermaats geacht. En dat niet alleen. Mede ingegeven door een verduidelijking van de klacht, oordeelde het Centraal Tuchtcollege dat de arts bij de behandeling van zijn patiënte onvoldoende de regie had genomen en in onvoldoende mate had zorggedragen voor de aansturing van de artsen, waarvoor hij als supervisor verantwoordelijk was. Dit gold ook voor de continuïteit van de zorg aan patiënte. De arts had bovendien verzaakt goed te communiceren met de familie van patiënte en met de artsen waarvoor hij als supervisor verantwoordelijk was. Een en ander kwam de arts op een berisping te staan. Terzijde zij overigens opgemerkt dat het handelen van de arts, geen specialist ouderengeneeskunde, wel werd getoetst aan de criteria voor deze specialisten nu de arts reeds sinds 2000 in de ouderenzorg werkzaam was.

Overgang van onderneming gelet op overname kernactiviteiten
De tweede uitspraak waar ik u op wijs, is van arbeidsrechtelijke aard en ziet op de vraag of de desbetreffende werkneemster een ontslagvergoeding behoorde toe te komen (GZR 2016-0222). Zijzelf meende van wel, nu zij bij bij de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Zaanstreek/Waterland (SMD) was ontslagen en na een sollicitatie in dienst was getreden bij de Stichting Regionale Instelling voor Beschermd Wonen in Zaanstreek Waterland en West-Friesland (RIBW). SMD meende echter van niet, omdat volgens haar sprake was van een overgang van onderneming. Dit laatste standpunt nam ook de kantonrechter in. Volgens de kantonrechter was de identiteit van het wijkteam, waarbij werkneemster werkzaam was, behouden gebleven, betrof dit wijkteam een duurzaam georganiseerde economische eenheid en werd de exploitatie door RIBW voortgezet met dezelfde bedrijfsmiddelen; de activiteiten en met name het volledige klantenbestand waren per 1 januari 2015 naadloos, zonder onderbreking, overgegaan naar RIBW. Dit klantenbestand werd door RIBW bediend vanuit dezelfde locatie, met gebruik van dezelfde inrichting. Hoewel per 1 januari 2015 feitelijk sprake was van een verhuizing, betrof dit een verhuizing die SMD nog had geregeld en alleen feitelijk was uitgevoerd door RIBW. Voorts had RIBW de beschikking gekregen over zowel de papieren klantendossiers als het geautomatiseerde registratiesysteem, waarmee SMD haar activiteiten verantwoordde tegenover de gemeente, als subsidieverstrekker, alle e-mailadressen van de organisatie en de website. Dat in de voorliggende zaak het geautomatiseerde registratiesysteem niet in eigendom toebehoorde aan SMD of RIBW maakte het oordeel niet anders; dit is voor een overgang niet noodzakelijk. Tot slot oordeelde de kantonrechter dat het in dit geval – gezien de overige omstandigheden – ook niet uitmaakte dat alleen werkneemster (en collega’s dus niet) voor RIBW was gaan werken.

Ziekte laten checken door bedrijfsarts alvorens ontslag
Lezenswaardig is ook de volgende uitspraak van arbeidsrechtelijke aard, omdat in die zaak de kantonrechter benadrukt dat het niet aan de werkgever is om te beoordelen of een werknemer ziek is, maar aan de bedrijfsarts (GZR 2016-0223). In dit geval ging het om een assistente van een tandartspraktijk die zich ziek had gemeld, terwijl zij dat vermoedelijk niet was. Haar werd vervolgens ontslag op staande voet verleend, omdat dit niet het eerste akkefietje was. Het ontslag was echter onterecht, aldus de kantonrechter omdat de ziekmelding niet door een bedrijfsarts was beoordeeld en de tandartspraktijk het ontslag dus had gebaseerd op een niet geverifieerde reden. Een en ander leidde tot een vergoeding voor de assistente gelijk aan het loon bij een regelmatige opzegging en toekenning van een transitievergoeding.

Grondslagen en grondslagen
Ik wijs u tot slot op een civielrechtelijke kwestie waarin het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een aantal interessante, maar ook wat opmerkelijke, overwegingen wijdt aan de aansprakelijkheid van een hospitaal, twee pathologen, een arts en een laboratorium ter zake van de geneeskundige behandeling van een patiënte (GZR 2016-0226). Deze patiënte had een mamma-amputatie ondergaan, maar naar achteraf was gebleken, ten onrechte. De ‘schuldige’ is patholoog A, die een verkeerde beoordeling heeft gemaakt. De andere patholoog en de arts viel niets te verwijten. Het Gerecht acht het hospitaal binnen wiens muren de behandeling plaatsvond, medeaansprakelijk op grond van artikel 7:462 BW, de centrale aansprakelijkheid. Dat is op zich de juiste grondslag als de patiënte een overeenkomst zou hebben gehad met de als zelfstandige werkende de patholoog die de fout maakte. Het Gerecht oordeelt echter dat de patholoog in dienst is van het hospitaal, wat betekent dat het hospitaal als hulpverlener, opdrachtnemer, in de zin van artikel 7:446 BW is aan te merken en mitsdien aansprakelijkheid gegrond moet worden op basis van artikel 6:74 BW jo. 6:76 BW. De centrale aansprakelijkheid van het hospitaal is dan weer wel de juiste grondslag als het Gerecht geoordeeld had dat de patiënt gecontracteerd had met de zelfstandig arts, die vervolgens de fout van zijn hulppersoon – de patholoog – krachtens de wet toegerekend had gekregen, artikel 6:74 BW in samenhang gelezen met artikel 6:76 BW. Het Gerecht oordeelt echter dat niet uitgezocht hoeft te worden of de patholoog een hulppersoon is van de arts, omdat patiënte daarbij, gezien de reeds beantwoorde vraag naar de aansprakelijkheid van het hospitaal, geen belang meer heeft. Het Gerecht acht voorts het landslaboratorium op grond van de kwalitatieve aansprakelijkheid van artikel 6:170 BW aansprakelijk. In dat kader stelt het Gerecht vast dat de fout van patholoog A binnen het laboratorium heeft plaatsgevonden en dat patholoog A daar gedetacheerd was door het hospitaal. Het Gerecht memoreert dat patholoog A om zuiver financiële redenen bij het hospitaal in dienst was, maar feitelijk werkte voor het landslaboratorium. De wetgever heeft het begrip 'ondergeschikte' in artikel 6:170 BW ruim opgevat en ruimer getrokken dan hen die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst, aldus het Gerecht. De fout is gepleegd in de uitoefening van de werkzaamheden van patholoog A, zoals artikel 6:170 BW vereist.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Diederik van Meersbergen bij een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (GZR 2016-0215). De uitspraak heeft betrekking op de herregistratie van een fysiotherapeut. Eerder wees de minister van VWS deze herregistratie af, omdat de fysiotherapeut niet had voldaan aan de werkervaringseis; zijn werk als Wmo-adviseur en osteopaat werd in dat verband niet meegerekend. Diederik gaat in op het systeem van herregistratie en de werkervaringseis, een en ander tegen de achtergrond van de uitspraak van de Afdeling. Een interessante uiteenzetting!

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Rechtbank

Antillen

Tuchtcolleges