Naar boven ↑

Annotatie

mr. D.Y.A. van Meersbergen
3 februari 2020

Herregistratie als voer voor procedures.

1. Met de inwerkingtreding van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in 1997 (Wet BIG) zijn er voor acht beroepen registers ingesteld. Registratie is mogelijk na afronding van een (daarvoor ingerichte) opleiding en levert de bevoegdheid op om de bij het register behorende beroepstitel te voeren en (indien door de wet toegekend) voorbehouden handelingen te verrichten. Tot voor kort gold: eenmaal geregistreerd, altijd geregistreerd. Aan de registratie was namelijk geen termijn verbonden. Daarin is verandering gekomen. In januari 2009 is gestart met de invoering van herregistratie. Vanaf die datum is een aantekening in het register nog maar vijf jaar geldig. De mogelijkheid om herregistratie in te voeren kende de wet al (art. 8 Wet BIG) maar de inwerkingtreding ervan was vanwege de complexiteit uitgesteld (Stb. 2007, 237).

2. Herregistratie wordt gezien als middel om de kwaliteit van de beroepsuitoefening te bewaken en te bevorderen en zodoende de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig medisch handelen. Immers, door eisen te stellen aan de registratie kan de kwaliteit van de ingeschreven beroepsbeoefenaren periodiek worden getoetst. Indien niet meer aan de eisen wordt voldaan, vervalt de registratie en daarmee het recht om de beroepstitel te voeren en de daarbij behorende voorbehouden handelingen te verrichten. Zie hierover ook Van Meersbergen, ‘Herregistratie BIG-register: kwaliteitsimpuls of papieren tijger?’, Zorg & Recht in praktijk, juni 2016, nr. 4, 116.

3. De introductie van herregistratie is gefaseerd verlopen. In 2009 is gestart met de verpleegkundigen, verloskundigen en fysiotherapeuten. Voor deze beroepsbeoefenaren betekende dit dat hun registratie in 2014 verliep. In 2012 zijn de artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten gevolgd. Hun registratie verloopt uiterlijk op 1 januari 2017. Om in het register te blijven staan en als BIG-beroepsbeoefenaar te kunnen blijven werken, is het noodzakelijk om een verzoek tot herregistratie in te dienen bij de minister van Volksgezondheid, Sport en Welzijn (minister).

4.In het Besluit periodieke registratie Wet BIG (het Besluit, Stb. 2008, 525) en de Regeling periodieke registratie Wet BIG (de Regeling, Stcrt. 2009, 65) is nader uitgewerkt aan welke eisen moet zijn voldaan om opnieuw voor vijf jaar te kunnen worden geregistreerd. In het kort komt het erop neer dat uit het verzoek moet blijken dat in de afgelopen vijf jaar voldoende werkervaring is opgedaan binnen het deskundigheidsgebied van het beroep waarvoor men ingeschreven staat. Voor fysiotherapeuten betekent dit dat zij 2080 uur werkervaring moeten hebben.

5. Welke werkzaamheden wel meetellen en welke niet moet per individu worden uitgemaakt. Per beroepsgroep is er door het CIBG, dat namens de minister het BIG-register beheert, in samenwerking met de beroepsorganisaties een zogenoemd Beoordelingskader opgesteld. Het Beoordelingskader beschrijft de criteria die bij de beoordeling van aanvragen voor herregistratie worden gehanteerd en is bedoeld om zorgverleners te ondersteunen in de voorbereiding op de herregistratie (Beoordelingskader Herregistratie BIG-register deel 2c: Fysiotherapeuten, versie 1.0, 21 mei 2013, www.bigregister.nl).

6. Over het Beoordelingskader gaat de onderhavige zaak. Het gaat daarbij om de vraag of het verzoek om herregistratie van een fysiotherapeut terecht door de minister is afgewezen. In het bijzonder speelt daarbij de vraag of de minister bij die afwijzing kon volstaan met een verwijzing naar de inhoud van het Beoordelingskader. Het belang van een registratie is groot: zonder registratie is het niet mogelijk om het vak in volle omvang uit te oefenen. Verwacht wordt dan ook dat er bij afwijzing van een herregistratieverzoek vaker geprocedeerd zal gaan worden.

7. De fysiotherapeut in de onderhavige zaak heeft bij zijn aanvraag opgegeven dat hij werkervaring heeft als adviseur op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Daarnaast heeft hij een eigen praktijk voor osteopathie. Volgens het Beoordelingskader mogen beide werkzaamheden niet meetellen omdat ze niet binnen het deskundigheidsgebied vallen. De herregistratieaanvraag is op die grond afgewezen.

8. De rechtbank heeft overwogen dat het geschil zich toespitst op de vraag of de minister terecht de werkzaamheden die de fysiotherapeut als osteopaat heeft verricht, niet heeft meegerekend. In hoger beroep wordt dan ook niet ingegaan op de vraag of de werkzaamheden als WMO-adviseur meegerekend hadden moeten worden. En dat is jammer, omdat best gediscussieerd kan worden over de vraag of dergelijke werkzaamheden binnen het deskundigheidsgebied van de fysiotherapeut vallen. Dat deskundigheidsgebied, zoals omschreven is in artikel 29 Wet BIG, verwijst namelijk naar de definitie van geneeskunst in artikel 1 Wet BIG. Dat betekent dat het ‘beoordelen van iemands gezondheidstoestand’ in ieder geval tot het deskundigheidsgebied behoort. Er kan dan betoogd worden dat een WMO-adviseur voor een goed advies de gezondheidstoestand van een individu moet beoordelen, en dat zijn werkzaamheden dan dus mogen meetellen. Ondersteunend aan dat pleidooi zou dan zijn dat dergelijke werkzaamheden in het kader van herregistratie van artsen wel meetellen (Beoordelingskader Herregistratie BIG-register, Bijlage 2b Artsen, versie 1.0, januari 2016). Hoe dan ook, in deze zaak speelde dat niet.

9. In hoger beroep ging het wel over de vraag of de minister bij de afwijzing van het herregistratieverzoek mocht volstaan met een verwijzing naar het Beoordelingskader waarin staat dat de werkzaamheden van een osteopaat niet meetellen. De Afdeling oordeelt dat daarmee inderdaad kon worden volstaan nu het Beoordelingskader in samenspraak tussen de minister en de beroepsorganisatie van fysiotherapeuten (KNGF) tot stand was gekomen en zij de inhoud van de werkzaamheden van een osteopaat al hebben beoordeeld. Een inhoudelijke toets door de minister van de werkzaamheden die de betreffende fysiotherapeut daadwerkelijk heeft verricht was daarom niet aan de orde.

10. Uit deze uitspraak blijkt het belang dat wordt gehecht aan de inhoud van het Beoordelingskader. De aanhef van het stuk doet vermoeden dat het met name is bedoeld ter ondersteuning van de beroepsbeoefenaar bij het doen van een aanvraag voor herregistratie. Ondertussen wordt het stuk gehanteerd als een beleidsregel in de zin van artikel 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor een inhoudelijke beoordeling van de situatie van een individuele beroepsbeoefenaar is daardoor veel minder ruimte. Dat is iets waar individuele zorgverleners bij hun aanvraag rekening mee moeten houden. Vanwege het grote belang dat aan een registratie is gekoppeld, is het de verwachting dat er in de komende periode, waarin ook de tweede tranche beroepen voor de eerste maal moeten herregisteren, meer van dit soort procedures gaan volgen.