Naar boven ↑

Update

Nummer 22, 2023
Uitspraken van 24-11-2023 tot 07-12-2023
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Terwijl het Jaarcongres Gezondheidsrecht in volle gang is, treft u bijgaand een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Plastisch chirurg berispt vanwege onzorgvuldigheden rondom labiumreductie
De eerste uitspraak die ik wil belichten, is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle (GZR 2023-0357). Dit tuchtcollege berispte een plastisch chirurg die een labiumreductie bij een 14-jarige had uitgevoerd. Hoewel dit niet niet is toegestaan, dient ingevolge het ‘Modelprotocol Labiumreductie’ wel de nodige zorgvuldigheid en voorzichtigheid in acht te worden genomen. Dat was in dit geval niet gebeurd. Zo was het meisje geen psychologische counseling aangeboden, en ontbrak het aan aantekeningen over welke informatie voorafgaand aan de ingreep was gegeven.

1 December 2023-uitspraken Hoge Raad
Op 1 december jl. publiceerde de Hoge Raad zowel een prejudiciële beslissing (GZR 2023-0358) als een beschikking (GZR 2023-0359). Naar beide uitspraken werd reikhalzend uitgezien omdat de onderliggende onderwerpen vaak zorgen voor geschillen waar het gaat om afwikkeling van medische aansprakelijkheidskwesties buiten rechte. Welke onderwerpen dat zijn? De (on)mogelijkheid om als jurist van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar of als jurist van de verzekeraar zonder toestemming van de patiënt inzage te hebben in diens medische gegevens en de (on)mogelijkheid om als patiënt inzage te hebben in het medisch advies van de medisch adviseur van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraars.
Met zijn prejudiciële beslissing oordeelde de Hoge Raad dat bij de buitengerechtelijke afhandeling van een vordering tot schadevergoeding de hulpverlener niet zonder toestemming van de patiënt medische gegevens van de patiënt mag delen met een jurist.
Relevant in dat verband is dat op de hulpverlener een geheimhoudingsplicht rust. Met toestemming van de patiënt mag de hulpverlener niettemin gegevens aan een ander verstrekken. Ook de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) gaat uit van een verbod op het delen van medische gegevens en benoemt eveneens de uitdrukkelijke toestemming als rechtsgeldige reden voor doorbreking van het verbod (art. 9, eerste lid, AVG).
Alleen een wettelijke grondslag zou het mogelijk maken om medische gegevens te delen zonder die vereiste toestemming. Die wettelijke grondslag kan evenwel niet worden gevonden in artikel 9, tweede lid, aanhef en onder f, AVG, niet in de Wkkgz en niet in de verzekeringsovereenkomst.
Toestemming van de patiënt is dus nodig, maar geeft hij die niet op basis van een zorgvuldige machtiging (daarvoor noemt de Hoge Raad enkele criteria), dan hoeft het ziekenhuis of de verzekeraar ook niet een inhoudelijk standpunt over de vordering in te nemen, omdat het dan niet in de gelegenheid is geweest dit standpunt met een jurist te bepalen.
Met zijn beschikking oordeelde de Hoge Raad dat in de situatie waarin de medisch adviseur van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar zich slechts een mening vormt over het handelen van de aangesproken hulpverlener een behandelingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:446, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek tussen de medisch adviseur en de (ex-)patiënt niet tot stand komt. Het geven van een advies, aan de hand van het medisch dossier en zonder de patiënt te zien, over de vraag of een geneeskundige behandeling volgens de regels van de geneeskunst is verlopen, is geen handeling op het gebied van de geneeskunst. Evenmin is sprake van een beoordeling van de gezondheidstoestand van de patiënt of van diens medische begeleiding als bedoeld in artikel 7:446, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek, zodat de bepalingen van de geneeskundige behandelingsovereenkomst ook niet van overeenkomstige toepassing zijn. Een en ander betekent dat de patiënt niet een inzagerecht kan ontlenen aan artikel 7:456 van het Burgerlijk Wetboek, noch aan artikel 7:464, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.

Annotatie
Deze keer treft u ook een annotatie van de hand Mirjam Hofstee bij een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam (GZR 2023-0362). Het tuchtcollege legde in deze zaak een berisping op aan een voormalig huisarts, omdat de arts de patiënt te laat had verwezen naar een neuroloog en niet adequaat had gereageerd op de aansprakelijkstelling van patiënt. Mirjam gaat in de annotatie op heldere wijze in op de vraag wat van een (huis)arts verwacht mag worden wanneer hij aansprakelijk wordt gesteld. Lezen!

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

LinkedIn-groep
Bent u al bekend met onze LinkedIn-groep? Nadat u op LinkedIn bent ingelogd, wordt u op deze pagina geattendeerd op onze nieuwsbrief, maar ook op ander nieuws. Verder kan op deze pagina kennis worden gedeeld.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, dan kunt u mailen naar info@boomjuridisch.nl. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar klantenservice@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Tuchtcolleges