Naar boven ↑

Update

Nummer 5, 2022
Uitspraken van 04-03-2022 tot 17-03-2022
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Leden-beroepsgenoten vallen in die hoedanigheid niet onder het tuchtrecht
De eerste uitspraak gaat over de (on)mogelijkheid om een tuchtklacht in te dienen tegen leden-beroepsgenoten van een tuchtcollege (GZR 2022-0070). In het onderhavige geval was geklaagd door een patiënt die eerder een tuchtklacht tegen zijn tandarts had ingediend. De patiënt kon zich er niet in vinden dat de leden-beroepsgenoten die destijds deel uitmaakten van het tuchtcollege, geoordeeld hadden dat op een röntgenfoto wortelpunten zichtbaar waren. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle overwoog evenwel dat de patiënt in zijn klacht niet-ontvankelijk was, nu de aangeklaagde leden-beroepsgenoten destijds niet in de hoedanigheid van tandarts handelden maar als leden van het tuchtcollege. In die hoedanigheid kunnen zij niet tuchtrechtelijk worden aangesproken. Een andere uitleg zou een door de wetgever niet beoogde doorbreking betekenen van het hoger beroep.

Geen plicht voor een beroepsaansprakelijkheidsverzekering
In de tweede zaak die ik wil belichten, werd een tandarts verweten dat hij geen adequate beroepsaansprakelijkheidsverzekering had en dat hij onvoldoende had gedaan om verval van de dekking door de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar te voorkomen (GZR 2022-0073). Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg oordeelde evenwel dat deze klachten ongegrond waren. Er is geen (wettelijke) plicht voor tandartsen om een beroepsaansprakelijkheidsverzekering te hebben.

Recht te weten van wie het kind afstamt prevaleert
De derde zaak betreft een oordeel van de Hoge Raad en gaat over het recht van een kind om te weten van wie het afstamt (GZR 2022-0077). De Hoge Raad overwoog dat tegenover het recht van een persoon om te weten van wie hij afstamt, het recht van de potentiële ouder om de afstammingsrelatie verborgen te houden staat, alsmede het recht van een persoon om niet tegen zijn wil aan een DNA-test te worden onderworpen. Beide rechten zijn fundamentele rechten die door artikel 8 EVRM worden beschermd. Indien het recht van een persoon om te weten van wie hij afstamt, botst met het recht van de mogelijke ouder om dat verborgen te houden dan wel niet mee te werken aan een DNA-test, moet volgens de rechtspraak van het EHRM door middel van een belangenafweging worden vastgesteld welk van deze rechten prevaleert, waarbij aan de lidstaten een margin of appreciation toekomt. In 1994 heeft de Hoge Raad (reeds) geoordeeld dat het recht van het kind prevaleert. Het hof Amsterdam had in dit geval volgens de Hoge Raad miskend dat het belang bij het verkrijgen van informatie over de eigen afstamming in de eerste plaats is gelegen in het kunnen vormen en ontwikkelen van een eigen identiteit en persoonlijkheid en dat dit belang als zodanig voorrang heeft boven het belang van de vermoedelijke biologische vader om die informatie niet prijs te geven, ook zonder dat het kind daarbij een concreet belang heeft, zoals het belang om informatie te verkrijgen over erfelijke aandoeningen of het belang om familiecontact tot stand te brengen. Verder had het hof miskend dat de omstandigheid dat medewerking aan het verkrijgen van door het kind verlangde zekerheid over het biologisch vaderschap voor de vermoedelijke biologische vader belastend is en een aantasting van diens welbevinden en gezondheid oplevert, slechts onder uitzonderlijke omstandigheden tot een andere uitkomst kan leiden, dan wel had het zijn oordeel op dit punt onvoldoende gemotiveerd.

Koppelingen Google over tuchtzaak en artikel 10 AVG
Interessant, tot slot, is een uitspraak van de Hoge Raad over artikel 10 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (GZR 2022-0082). In cassatie klaagde een plastisch chirurg erover dat het hof Amsterdam had miskend dat artikel 10 AVG ook van toepassing is op de verwerking van tuchtrechtelijke persoonsgegevens en dat het hof in het kader van artikel 10 AVG ten onrechte niet was nagegaan of de opname van de koppelingen (gemaakt door Google) over de chirurg strikt noodzakelijk was ter bescherming van het recht op vrijheid van informatie. De Hoge Raad overwoog evenwel dat in het midden kon blijven of artikel 10 AVG van toepassing is op de verwerking van tuchtrechtelijke persoonsgegevens omdat, als dat het geval zou zijn, het hof de dan geldende maatstaf onder ogen had gezien. Volgens die maatstaf moet in geval van gevoelige gegevens als bedoeld in artikel 9 lid 1 en artikel 10 AVG op basis van alle relevante elementen van het geval en gelet op de ernst van de inbreuk op de in artikel 7 en artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde grondrechten van de betrokkene op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens, om redenen van een algemeen zwaarwegend belang als bedoeld in artikel 9 lid 2, onder g, AVG, en onder eerbiediging van de in deze bepaling bedoelde voorwaarden, worden nagegaan of de opname van de koppelingen in de resultatenlijst strikt noodzakelijk blijkt ter bescherming van het recht op vrijheid van informatie. In de overwegingen van het hof lag besloten dat dit naar zijn oordeel het geval was nu het hof onder verwijzing naar de maatstaf had overwogen dat toepassing daarvan niet tot een andere uitkomst zou hebben geleid.

Annotatie
Graag wijs ik u ook op onze annotaties. Deze keer is er een nieuwe annotatie bij een uitspraak van de rechtbank Limburg (GZR 2022-0065). In die zaak werd de vordering van de eisende partij afgewezen omdat zij te laat was geweest met het entameren van een kort geding tegen een toelatingsbeslissing in een inkoopprocedure. De annotatie is van de hand van Nikee Groot (AKD advocaten). In de annotatie staat zij stil bij het belang van een goed zicht op gestelde vervaltermijnen in het kader van een inkoopprocedure, en bij het belang van een duidelijke beschrijving van de termijn waarbinnen nog bezwaar kan worden gemaakt tegen een toelatingsbeslissing door middel van een kort geding.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

LinkedIn-groep
Bent u al bekend met onze LinkedIn-groep? Nadat u op LinkedIn bent ingelogd, wordt u op deze pagina geattendeerd op onze nieuwsbrief, maar ook op ander nieuws. Verder kan op deze pagina kennis worden gedeeld.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, dan kunt u mailen naar info@boomjuridisch.nl. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar klantenservice@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Rechtbank

Raad van State

Tuchtcolleges