Naar boven ↑

Update

Nummer 3, 2021
Uitspraken van 05-02-2021 tot 18-02-2021
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Berekening duur zorgmachtiging
De eerste uitspraak heeft betrekking op een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel (GZR 2021-0038) als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). In casu was ten aanzien van betrokkene een crisismaatregel afgegeven. Aansluitend verleende de rechtbank de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Deze duurde tot en met 18 juni 2020. Op die dag diende de officier van justitie een verzoek in voor een zorgmachtiging. De rechtbank wees dit verzoek op 30 juni 2020 toe en oordeelde dat de machtiging zou gelden voor de duur van zes maanden, aldus tot en met 30 december 2020. Betrokkene klaagde hierover; de machtiging sloot niet aan op het einde van machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel die tot en met 18 juni 2020 duurde. Daarmee stond ook de einddatum van 30 december 2020 ter discussie, aldus de betrokkene.
In cassatie overwoog de Hoge Raad dat de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ingevolge artikel 7:9 Wvggz een geldigheidsduur heeft van drie weken na de dagtekening ervan. Op grond van artikel 7:10, aanhef en onder a, Wvggz vervalt de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel indien de geldigheidsduur is verstreken, tenzij de officier van justitie, voordat de geldigheidsduur is verstreken, een verzoekschrift voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 lid 1 Wvggz bij de rechter heeft ingediend. In dat laatste geval vervalt de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als de rechter op het verzoekschrift heeft beslist of door het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 6:2 lid 1, onder b, Wvggz. Artikel 6:2 lid 1, aanhef en onder b, Wvggz bepaalt dat de rechter zo spoedig mogelijk uitspraak doet, maar uiterlijk drie weken na ontvangst van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 lid 1 Wvggz.
Uit het voorgaande volgt dat in het geval als bedoeld in artikel 7:10, onder a, Wvggz, de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel een geldigheidsduur van maximaal zes weken kan hebben. Deze langere geldigheidsduur volgt uit het wettelijk systeem. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel heeft betrekking op de gehele geldigheidsduur daarvan.
Een zorgmachtiging die aansluit op een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, kan op grond van artikel 6:5, aanhef en onder a, Wvggz voor een periode van maximaal zes maanden worden verleend. De zorgmachtiging is op grond van artikel 6:4 lid 6 Wvggz bij voorraad uitvoerbaar. Dit betekent dat de machtiging terstond na de uitspraak van de rechter voor tenuitvoerlegging vatbaar is, ongeacht of daartegen een rechtsmiddel wordt aangewend. Voor de berekening van de einddatum van de zorgmachtiging wordt de dag waarop deze ingaat (in dit geval de dag waarop de beschikking is gegeven), niet meegeteld. Indien op 30 juni een zorgmachtiging voor een periode van zes maanden ingaat, verstrijkt de geldigheidsduur van de zorgmachtiging op 30 december. De termijn eindigt dus in beginsel steeds aan het einde van de dag met hetzelfde nummer als de dag waarop de zorgmachtiging is ingegaan.
In deze zaak had de officier van justitie op 18 juni 2020, voordat de geldigheidsduur van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verstreek, een verzoekschrift voor een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene ingediend. Hierdoor werd de geldigheidsduur van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlengd tot en met 30 juni 2020; de datum waarop de rechter op het verzoekschrift voor een zorgmachtiging heeft beslist. De rechtbank kon, nu aan de vereisten voor een zorgmachtiging was voldaan, een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene verlenen voor een periode van zes maanden en bepalen dat deze op de dag van haar uitspraak (30 juni 2020) zou ingaan, eindigend 30 december 2020. 
De klacht van betrokkene hield daarom geen stand.

Beëindiging behandelingsovereenkomst in strijd met Algemene wet gelijke behandeling
De tweede uitspraak laat zien dat onder een gewichtige reden tot beëindiging van een geneeskundige behandelingsovereenkomst niet kan worden begrepen het weigeren door de patiënt een uitgestoken had te schudden indien dit om reden van een bepaalde geloofsovertuiging is (GZR 2021-0043). De rechtbank overwoog tevens dat de behandelend arts in casu in strijd had gehandeld met artikel 7 van de Algemene wet gelijke behandeling, artikel 1 van de Grondwet en artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Duiding voorbehouden handelingen mondhygiëniste wel en niet functioneel zelfstandig behoort tot praktijkvoering tandarts
Ik wijs u tot slot op het oordeel van het tuchtcollege inzake het handelen van een tandarts (GZR 2021-0046). In de praktijk van deze tandarts werden patiënten behandeld door een mondhygiëniste zonder dat aan de wettelijke voorwaarden voor het verrichten van voorbehouden handelingen is voldaan; er was zowel sprake van strijd met de Wet BIG als met de Richtlijn opdrachtrelatie voorbehouden handelingen tandarts-mondhygiënist. Deze laatste kent een onderscheid tussen voorbehouden handelingen die de mondhygiënist functioneel zelfstandig kan uitvoeren en voorbehouden handelingen die de mondhygiënist niet functioneel zelfstandig mag uitvoeren. De formulering ‘Niet functioneel zelfstandig zijn’ betekent dat bij de uitvoering van de handeling toezicht en tussenkomst van de tandarts mogelijk moet zijn. In het protocol ‘Voorbehouden handelingen’ van de praktijk van de tandarts werd dat onderscheid niet gemaakt; volgens het in de praktijk geldende protocol zou een mondhygiënist in de praktijk van de tandarts elke voorbehouden handeling functioneel zelfstandig mogen uitvoeren. Het protocol behoort tot de praktijkorganisatie en van onjuistheden en/of onduidelijkheden daarin kan de tandarts een verwijt worden gemaakt. De tandarts werd daarvoor berispt.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Onze zoekfunctie
Wist u dat GZR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief en de mogelijkheid om kennis te nemen van annotaties? Alle door onze redactieleden zorgvuldig geselecteerde en samengevatte uitspraken komen in een database. GZR Updates biedt de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zie hier voor de mogelijkheden.

LinkedIn-groep
Bent u al bekend met onze LinkedIn-groep? Nadat u op LinkedIn bent ingelogd, wordt u op deze pagina geattendeerd op onze nieuwsbrief, maar ook op ander nieuws. Verder kan op deze pagina kennis worden gedeeld.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, , dan kunt u mailen naar info@boomjuridisch.nl. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Tuchtcolleges