Naar boven ↑

Update

Nummer 2, 2021
Uitspraken van 22-01-2021 tot 04-02-2021
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Wmo-arrangementen regelen bij verordening en keuzevrijheid laten bestaan
De eerste uitspraak die ik wil belichten, betreft een uitspraak over een Wmo-voorziening in de vorm van een arrangement Thuisondersteuning, waarbij huishoudelijke ondersteuning en begeleiding zijn samengevoegd (GZR 2021-0017). De rechtbank Overijssel oordeelde dat dit arrangement tot de essentialia van het voorzieningenpakket behoort, die dienen te worden vastgesteld in de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning. Ten tijde van het bestreden besluit was het beoordelingskader bij thuisondersteuning evenwel neergelegd in beleid en niet in de toepasselijke verordening. Dit is in strijd met artikel 2.1.3, tweede lid aanhef en onder b van de Wmo 2015. Het bestreden besluit is in zoverre niet rechtmatig en genomen in strijd met de wet. De rechtbank oordeelde voorts dat met het beleid dat het arrangement in alle gevallen in zijn geheel in één leveringsvorm (zorg in natura of pgb) moet worden afgenomen, de keuzevrijheid vervat in artikel 2.3.6, eerste lid van de Wmo 2015 wordt miskend. Van belang is in dit verband ook dat het niet gaat om één ondeelbare maatwerkvoorziening, maar om een geheel van verschillende diensten. Als de situatie daartoe aanleiding geeft, moet de mogelijkheid bestaan af te wijken van het beleid door per dienst een keuze te maken. Dit betekent dat betrokkene ten onrechte de keuze voor huishoudelijke ondersteuning in natura is onthouden. Dit moet voor de toekomst worden hersteld. 

Proceskostenveroordeling tuchtzaak
De tweede uitspraak is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam en wil ik belichten in verband met een procedureel aspect: het tuchtcollege legde een tandarts naast een voorwaardelijke schorsing een kostenveroordeling op (GZR 2021-0023). Wat de hoogte van de veroordeling betreft, werd aangesloten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht. Omdat de onderhavige zaak evenwel sterk samenhangt met de zaak tegen de praktijkhouder, oordeelde het tuchtcollege ook dat een volledige veroordeling niet redelijk zou zijn. De tandarts moet daarom twee derde van het op het besluit gebaseerde bedrag betalen (€ 712).

Herformulering voorwaarde bij voorwaardelijke schorsing
De derde uitspraak betreft een beroep van de Inspectie tegen een oordeel van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag (GZR 2021-0024). Bij dit oordeel was een voorwaardelijke schorsing van de inschrijving van een fysiotherapeut bepaald (GZR-2019-0334). Een van de door het tuchtcollege gestelde voorwaarden was volgens de Inspectie echter onuitvoerbaar. Dit betrof de volgende voorwaarde: ‘b) zich niet heeft gehouden aan de navolgende bijzondere voorwaarden: beklaagde zal gedurende de proeftijd van twee jaren op aanwijzing van en onder toezicht van een door de IGJ aan te wijzen supervisor gesprekken hebben om in ieder geval te reflecteren op het gebeurde en om te voorkomen dat dit nog een keer kan gebeuren zolang de IGJ dit nodig acht.’

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg achtte het beroep gegrond. Opnieuw rechtdoende verving het Centraal Tuchtcollege de geformuleerde bijzondere voorwaarde aldus, dat:
- de fysiotherapeut zich onder behandeling stelt van een gz-psycholoog en de Inspectie binnen een maand na het ingaan van de proeftijd op de hoogte stelt van de persoon van de gz-psycholoog;
- de fysiotherapeut de Inspectie uiterlijk drie maanden na het ingaan van de proeftijd informeert over de met de gz-psycholoog concreet geformuleerde behandeldoelen waarvan in ieder geval deel uitmaakt: het verwerven van inzicht in de factoren die hebben bijgedragen aan het onprofessionele en (seksueel) grensoverschrijdende gedrag, het scheppen van randvoorwaarden die bijdragen aan het voorkomen van dergelijk gedrag in de toekomst en het versterken van zijn beroepsethiek;
- de fysiotherapeut gedurende de proeftijd in ieder geval één keer per maand een gesprek voert met de gz-psycholoog;
- de fysiotherapeut de IGJ iedere drie maanden, uiterlijk door de IGJ ontvangen op de eerste van de volgende maand, te starten drie maanden na het ingaan van de proeftijd, schriftelijk informeert over de voortgang. Deze informatie dient in ieder geval te bevatten de aard, de inhoud en de frequentie van de gesprekken evenals het behandelplan en de voortgang daarvan;
- de fysiotherapeut aan de gz-psycholoog toestemming geeft dat de IGJ bij de gz-psycholoog informatie kan inwinnen over de voortgang, de aard, de inhoud en de frequentie van de gesprekken;
- de fysiotherapeut aan de gz-psycholoog de schriftelijke toestemming geeft om de IGJ direct te informeren, zodra de behandeling is afgebroken of gestopt;
- de fysiotherapeut de IGJ door middel van een door de gz-psycholoog ondertekende en onderbouwde verklaring informeert indien de gz-psycholoog voor het verstrijken van de proeftijd van mening is dat de met de behandeling te behalen doelen zijn bereikt;
- de fysiotherapeut de IGJ ervan op de hoogte stelt als hij voornemens is zijn werk als fysiotherapeut te hervatten.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van August Van (Beer advocaten). August gaat in op de houdbaarheid van een beslissing in deelgeschil van de rechtbank Amsterdam in een medische aansprakelijkheidskwestie (GZR 2020-0320). Met name het causaal verband tussen het handelen van de hulpverlener – in dit geval een aantal verloskundigen – en het intra-uterien overlijden van een kind krijgt zijn aandacht.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Onze zoekfunctie
Wist u dat GZR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief en de mogelijkheid om kennis te nemen van annotaties? Alle door onze redactieleden zorgvuldig geselecteerde en samengevatte uitspraken komen in een database. GZR Updates biedt de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zie hier voor de mogelijkheden.

LinkedIn-groep
Bent u al bekend met onze LinkedIn-groep? Nadat u op LinkedIn bent ingelogd, wordt u op deze pagina geattendeerd op onze nieuwsbrief, maar ook op ander nieuws. Verder kan op deze pagina kennis worden gedeeld.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, dan kunt u mailen naar info@boomjuridisch.nl. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne

Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Tuchtcolleges

Uitspraken zonder ECLI