Naar boven ↑

Update

Nummer 9, 2020
Uitspraken van 25-04-2020 tot 07-05-2020
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er twee voor u uit.

Voortzetting inbewaringstelling en COVID-19
De eerste uitspraak die ik onder uw aandacht breng, betreft een WZD-kwestie (GZR 2020-0146). De rechter overwoog dat de gevraagde voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Dat nadeel bestaat uit levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. De rechtbank overwoog daarbij verder dat de inbewaringstelling ook geschikt is en er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn die hetzelfde beoogde effect hebben. Daar voegde de rechtbank nog aan toe dat niet valt uit te sluiten dat cliënte besmet is met COVID-19 en dat cliënte vanwege haar verminderde geheugen niet in staat is om zich aan afspraken te houden. Dat maakt, aldus de rechtbank, dat terugkeer naar een open afdeling of de thuissituatie thans (nog) geen optie is.

Verzoek buiten toepassing laten Waz in verband met COVID-19 afgewezen
De tweede uitspraak betreft een verzoek van Stichting Women on Waves, Clara Wichmann, een vrouw en een arts aan de voorzieningenrechter om de Staat te verbieden artikel 2 van de Wet afbreking zwangerschap (Waz) en artikel 296 lid 1 jo. lid 5 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) toe te passen c.q. te handhaven met betrekking tot het verstrekken van een medicamenteuze abortusbehandeling door BIG-geregistreerde artsen en apothekers, zulks voor de duur dat er op grond van de COVID-19 pandemie maatregelen van kracht zijn die op enige wijze de toegang van vrouwen tot abortusklinieken beperken (GZR 2020-0152). Zij voeren hiertoe aan dat door de samenloop van de coronamaatregelen en de verplichting om een abortusbehandeling in een abortuskliniek te ondergaan, sommige vrouwen in Nederland geen toegang hebben tot een abortusbehandeling of alleen met een onredelijk lange vertraging.
De voorzieningenrechter wees de vordering af. Hij overwoog daartoe dat de rechter in kort geding een wet in formele zin alleen buiten toepassing kan verklaren als en voor zover deze onmiskenbaar onverbindend is (zijn) wegens strijd met eenieder verbindende verdragsbepalingen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Hij overwoog ook dat artikel 8 EVRM niet een recht op abortus verschaft. Als een lidstaat een wettelijk kader heeft gecreëerd waarbinnen van het zelfbeschikkingsrecht gebruikgemaakt kan worden, dan moet de lidstaat eenieder die het aangaat wel daadwerkelijk in staat stellen gebruik te kunnen maken van dit recht. Met de (aard van de) voorwaarden die een lidstaat verbindt aan gebruikmaking van een abortusvoorziening laat het EVRM zich niet in. Uit de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) blijkt dat lidstaten, juist omdat het gaat om een politiek en maatschappelijk gevoelig (moreel) onderwerp, een ruime beleidsvrijheid hebben. Hieruit volgt dat de voorwaarden die in de wet (de Waz en het daarop gebaseerde Besluit afbreking zwangerschap, Baz) besloten liggen het uitgangspunt vormen bij de beoordeling van deze zaak en dat het erom gaat of de Staat vrouwen die het aangaat daadwerkelijk in staat stelt van de wettelijk verankerde abortushulpverlening gebruik te maken.
Volgens de voorzieningenrechter is geenszins komen vast te staan dat vrouwen in deze COVID-19 periode geen of slechts problematisch toegang hebben tot abortushulpverlening. Maatwerk is mogelijk, maar niet is gebleken dat daarom is gevraagd. De voorzieningenrechter wilde voorts niet voorbijgaan aan de stelling van de Staat dat een fysiek consult bij een abortuskliniek of ziekenhuis essentieel is om de kwaliteit van de hulpverlening te waarborgen. De Staat heeft verder vrij uitvoerig toegelicht dat er professionele standaarden en richtlijnen zijn ontwikkeld waaraan artsen bij de uitvoering van hun werkzaamheden gebonden zijn. Er zijn echter nog geen richtlijnen met betrekking tot (medicamenteuze) zwangerschapsafbrekingen waarin rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van de huisartsenpraktijk. Ook deze omstandigheden staan volgens de voorzieningenrechter in de weg aan ingrijpen op het toepasselijke wettelijke kader.
Dat artikel 296 lid 1 en 5 Sr en artikel 2 Waz vanwege strijd met artikel 8 EVRM in corona-tijd onmiskenbaar onverbindend zijn, gaat volgens de voorzieningenrechter niet op. Er doet zich niet een situatie voor waarin (tijdelijk) een uitzondering moet worden aanvaard op het wettelijk kader dat na een wetgevingsproces, rekening houdend met de gevoeligheden rond dit onderwerp in de samenleving, tot stand is gekomen. De Staat schiet in zijn plicht niet tekort en van schending van artikel 8 EVRM is geen, en zeker niet onmiskenbaar, sprake.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Caren Velink (Velink & De Die advocaten) schreef dit keer een noot bij een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 23 januari jl. (GZR 2020-0031). Caren bespreekt hoe ver de plicht voor een arts reikt om zijn patiënten proactief op te roepen voor een vervolgafspraak en gaat in op de haken en ogen in dat verband.

Commentaren
Graag wijs ik u ook op onze commentaren. Deze keer treft u een commentaar geschreven door Marije Osse (YieldLegal). Het commentaar betreft een mededeling van de Europese Commissie houdende een tijdelijk raamwerk voor de beoordeling van mededingingskwesties met betrekking tot samenwerking tussen bedrijven in respons op noodsituaties voortvloeiend uit de huidige COVID-19-uitbraak (PbEU C 116 I/7). Marije gaat in op de relevantie van het raamwerk voor Nederland.
 
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

LinkedIn-groep
Bent u al bekend met onze LinkedIn-groep? Nadat u op LinkedIn bent ingelogd, wordt u op deze pagina geattendeerd op onze nieuwsbrief, maar ook op ander nieuws. Verder kan op deze pagina kennis worden gedeeld.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Tuchtcolleges