Naar boven ↑

Update

Nummer 8, 2020
Uitspraken van 11-04-2020 tot 23-04-2020
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Ziekenhuis moet aansprakelijkheid ook zonder getekende medische machtiging beoordelen
De eerste uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, ziet op een aansprakelijkheidskwestie waarin de algemene verordening gegevensbescherming ook een rol speelt (GZR 2020-0131). Het aansprakelijk gestelde Albert Schweitzer Ziekenhuis (ASZ) deed de rechtbank het verzoek om te bepalen dat het hem (c.q. de arts) vrij staat zonder medische machtiging van de patiënt de benodigde medische gegevens aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar toe te zenden, zodat deze de aansprakelijkstelling kan beoordelen. De patiënt had namelijk geweigerd de medische machtiging te ondertekenen. De rechtbank oordeelde echter dat het verbod op verwerking van medische gegevens onverkort geldt, ook al zal dit de beoordeling door een beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar lastiger maken. Artikel 9 lid 2 onder f van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) geeft slechts een uitzondering op het verwerkingsverbod bij een procedure in rechte en niet buiten rechte, zoals in casu het geval is. Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) ziet eveneens op de gerechtelijke procedure en geeft geen waarborgen voor het proces van onderhandelingen buiten rechte. Zodra het tot een procedure komt, kan het ASZ zich wel op beide artikelen beroepen, aldus de rechtbank. De rechtbank bepaalde vervolgens dat het ASZ gehouden is de zaak in behandeling te nemen en dat het zo veel als mogelijk een standpunt zal moeten innemen over de geuite verwijten.

Meewerken aan interview valt af te raden te meer als zorgvuldigheid niet kan worden gegarandeerd
Een tweede uitspraak gaat over onder meer over de medewerking van een arts (geneesheer-directeur) aan een interview naar aanleiding van een zelfdoding (GZR 2020-0137). De tuchtrechter kon de overweging van de onder druk gezette arts om mee te werken volgen, maar overwoog dat de arts vervolgens bij de uitvoering onvoldoende oog had gehad voor de belangen van de nabestaanden. In dat verband heeft de tuchtrechter enkele omstandigheden genoemd. Ik herhaal hier de uitgebleven poging om contact te zoeken met de nabestaanden terwijl een aanzienlijke impact op de nabestaanden kon worden voorzien.

Euthanasieverklaring en dementie; de Hoge Raad oordeelt in het belang der wet
Tot slot wijs ik op de uitspraken van de Hoge Raad in de euthanasiekwestie die hem in het belang der wet voorgelegd waren (GZR 2020-0142; de andere volgt zo spoedig mogelijk). Omdat de uitspraken al veelvuldig in het nieuws zijn geweest, volsta ik met een korte weergave van de overwegingen uit het arrest in de strafzaak. Beide uitspraken en de samenvattingen zijn uiteraard de moeite van het volledig lezen waard.
Kort en goed, overwoog de Hoge Raad dat een euthanasieverklaring in beginsel bij een patiënt met voortgeschreden dementie grondslag kan zijn voor euthanasie, ook of juist als de patiënt ten tijde van de euthanasie niet meer in staat is zijn wil te bepalen. De arts kan echter alleen dán aan de eerdere schriftelijke euthanasieverklaring gevolg geven, als de patiënt op het moment van de euthanasie niet meer in staat is zijn tot levensbeëindiging relevante wil te vormen en te uiten. Als niet zonder meer kan worden vastgesteld of de patiënt niet meer zijn wil over de levensbeëindiging kan bepalen, dan treedt het eerdere euthanasieverzoek daarvoor niet in de plaats. Het gaat namelijk om de actuele wil van de patiënt tot levensbeëindiging, waarbij de eerdere schriftelijke euthanasieverklaring ter ondersteuning of verduidelijking kan dienen. De arts moet voorts de overtuiging hebben dat aan de in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) genoemde zorgvuldigheidseisen zo veel als feitelijk mogelijk is voldaan. De Hoge Raad vulde vervolgens in zijn uitspraak de zorgvuldigheidseisen van artikel 2 Wtl nader in voor situaties van euthanasie bij demente patiënten. Wat het oordeel van de rechtbank betreft, overwoog de Hoge Raad dat juist is dat de begrippen ‘uitdrukkelijk en ernstig verlangen’ (art. 293 lid 1 Sr) en ‘vrijwillig en weloverwogen verzoek’ (art. 2 lid 1 Wtl) niet identiek zijn; ook als niet vastgesteld kan worden dat sprake was van een ‘vrijwillig en weloverwogen verzoek’, kan toch worden geconcludeerd dat werd gehandeld op ‘uitdrukkelijk en ernstig verlangen’.
Juist is ook dat beantwoording van de vraag of sprake is van ondraaglijk lijden een medisch professioneel oordeel van de arts is, dat door de rechter slechts marginaal kan worden getoetst.
In de strafzaak werd het beroep verworpen. In de tuchtzaak vernietigde de Hoge Raad de bestreden beslissing.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Marieke Quaak (UvA – Master Gezondheidsrecht) bij het arrest van de Hoge Raad in de welbekende ‘EBI-zaak’ (GZR 2020-0133). Marieke gaat in op de consequenties van de zaak voor medische aansprakelijkheidskwesties waarin een vergoeding van zogeheten integriteitsschade gevorderd wordt.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

LinkedIn-groep
Bent u al bekend met onze LinkedIn-groep? Nadat u op LinkedIn bent ingelogd, wordt u op deze pagina geattendeerd op onze nieuwsbrief, maar ook op ander nieuws. Verder kan op deze pagina kennis worden gedeeld.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Rechtbank

Tuchtcolleges