Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Ziekenhuis moet aansprakelijkheid ook zonder getekende medische machtiging beoordelen
De eerste uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, ziet op een aansprakelijkheidskwestie waarin de algemene verordening gegevensbescherming ook een rol speelt (GZR 2020-0131). Het aansprakelijk gestelde Albert Schweitzer Ziekenhuis (ASZ) deed de rechtbank het verzoek om te bepalen dat het hem (c.q. de arts) vrij staat zonder medische machtiging van de patiënt de benodigde medische gegevens aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar toe te zenden, zodat deze de aansprakelijkstelling kan beoordelen. De patiënt had namelijk geweigerd de medische machtiging te ondertekenen. De rechtbank oordeelde echter dat het verbod op verwerking van medische gegevens onverkort geldt, ook al zal dit de beoordeling door een beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar lastiger maken. Artikel 9 lid 2 onder f van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) geeft slechts een uitzondering op het verwerkingsverbod bij een procedure in rechte en niet buiten rechte, zoals in casu het geval is. Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) ziet eveneens op de gerechtelijke procedure en geeft geen waarborgen voor het proces van onderhandelingen buiten rechte. Zodra het tot een procedure komt, kan het ASZ zich wel op beide artikelen beroepen, aldus de rechtbank. De rechtbank bepaalde vervolgens dat het ASZ gehouden is de zaak in behandeling te nemen en dat het zo veel als mogelijk een standpunt zal moeten innemen over de geuite verwijten.
Meewerken aan interview valt af te raden te meer als zorgvuldigheid niet kan worden gegarandeerd
Een tweede uitspraak gaat over onder meer over de medewerking van een arts (geneesheer-directeur) aan een interview naar aanleiding van een zelfdoding (GZR 2020-0137). De tuchtrechter kon de overweging van de onder druk gezette arts om mee te werken volgen, maar overwoog dat de arts vervolgens bij de uitvoering onvoldoende oog had gehad voor de belangen van de nabestaanden. In dat verband heeft de tuchtrechter enkele omstandigheden genoemd. Ik herhaal hier de uitgebleven poging om contact te zoeken met de nabestaanden terwijl een aanzienlijke impact op de nabestaanden kon worden voorzien.
Euthanasieverklaring en dementie; de Hoge Raad oordeelt in het belang der wet
Tot slot wijs ik op de uitspraken van de Hoge Raad in de euthanasiekwestie die hem in het belang der wet voorgelegd waren (GZR 2020-0142; de andere volgt zo spoedig mogelijk). Omdat de uitspraken al veelvuldig in het nieuws zijn geweest, volsta ik met een korte weergave van de overwegingen uit het arrest in de strafzaak. Beide uitspraken en de samenvattingen zijn uiteraard de moeite van het volledig lezen waard.
Kort en goed, overwoog de Hoge Raad dat een euthanasieverklaring in beginsel bij een patiënt met voortgeschreden dementie grondslag kan zijn voor euthanasie, ook of juist als de patiënt ten tijde van de euthanasie niet meer in staat is zijn wil te bepalen. De arts kan echter alleen dán aan de eerdere schriftelijke euthanasieverklaring gevolg geven, als de patiënt op het moment van de euthanasie niet meer in staat is zijn tot levensbeëindiging relevante wil te vormen en te uiten. Als niet zonder meer kan worden vastgesteld of de patiënt niet meer zijn wil over de levensbeëindiging kan bepalen, dan treedt het eerdere euthanasieverzoek daarvoor niet in de plaats. Het gaat namelijk om de actuele wil van de patiënt tot levensbeëindiging, waarbij de eerdere schriftelijke euthanasieverklaring ter ondersteuning of verduidelijking kan dienen. De arts moet voorts de overtuiging hebben dat aan de in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) genoemde zorgvuldigheidseisen zo veel als feitelijk mogelijk is voldaan. De Hoge Raad vulde vervolgens in zijn uitspraak de zorgvuldigheidseisen van artikel 2 Wtl nader in voor situaties van euthanasie bij demente patiënten. Wat het oordeel van de rechtbank betreft, overwoog de Hoge Raad dat juist is dat de begrippen ‘uitdrukkelijk en ernstig verlangen’ (art. 293 lid 1 Sr) en ‘vrijwillig en weloverwogen verzoek’ (art. 2 lid 1 Wtl) niet identiek zijn; ook als niet vastgesteld kan worden dat sprake was van een ‘vrijwillig en weloverwogen verzoek’, kan toch worden geconcludeerd dat werd gehandeld op ‘uitdrukkelijk en ernstig verlangen’.
Juist is ook dat beantwoording van de vraag of sprake is van ondraaglijk lijden een medisch professioneel oordeel van de arts is, dat door de rechter slechts marginaal kan worden getoetst.
In de strafzaak werd het beroep verworpen. In de tuchtzaak vernietigde de Hoge Raad de bestreden beslissing.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Marieke Quaak (UvA – Master Gezondheidsrecht) bij het arrest van de Hoge Raad in de welbekende ‘EBI-zaak’ (GZR 2020-0133). Marieke gaat in op de consequenties van de zaak voor medische aansprakelijkheidskwesties waarin een vergoeding van zogeheten integriteitsschade gevorderd wordt.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
LinkedIn-groep
Bent u al bekend met onze LinkedIn-groep? Nadat u op LinkedIn bent ingelogd, wordt u op deze pagina geattendeerd op onze nieuwsbrief, maar ook op ander nieuws. Verder kan op deze pagina kennis worden gedeeld.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Euthanasieverklaring kan ook bij patiënt met voortgeschreden dementie in beginsel grondslag zijn voor euthanasie, ook als de patiënt ten tijde van de euthanasie niet meer in staat is zijn wil te bepalen. HR vult de zorgvuldigheidseisen van artikel 2 Wtl nader in voor situaties van euthanasie bij demente patiënten. De begrippen ‘uitdrukkelijk en ernstig verlangen’ (art. 293 lid 1 Sr) en ‘vrijwillig en weloverwogen verzoek’ (art. 2 lid 1 Wtl) zijn niet identiek; ook als niet vastgesteld kan worden dat sprake was van een ‘vrijwillig en weloverwogen verzoek’, kan toch worden geconcludeerd dat werd gehandeld op ‘uitdrukkelijk en ernstig verlangen’. Of sprake is van ondraaglijk lijden is een medisch professioneel oordeel van de arts, dat door de rechter slechts marginaal kan worden getoetst. 21-04-2020
- Hoge Raad Op 15 maart 2019 oordeelde de Hoge Raad over een verzoek tot schadevergoeding wegens een onterecht verblijf in een Extra Beveiligde Inrichting in de PI Vught. De Hoge Raad gaf invulling aan 'aantasting in de persoon' anderszins als bedoeld in artikel 6:106 BW. 15-03-2019
Rechtbank
- Rechtbank Oost-Brabant Rechtbank houdt verzoek tot verlenen van een rechterlijke machtiging aan in verband met Covid-19. 10-04-2020
- Rechtbank Rotterdam Ziekenhuis wil aansprakelijkstelling van patiënt door een derde laten beoordelen. Patiënt tekent medische machtiging niet. Ziekenhuis verzoekt rechtbank tevergeefs te bepalen dat de gegevens zonder medische machtiging verstrekt mogen worden. 10-04-2020
Tuchtcolleges
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Een neuroloog heeft een geneeskundige verklaring afgegeven op verzoek van de echtgenote van klager. Geen toestemming, schending beroepsgeheim. Verzachtende omstandigheden waardoor berisping in hoger beroep een waarschuwing wordt. 16-04-2020
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Na bijna tien jaar dient klaagster een klacht in tegen de dienstdoende huisarts van de HAP vanwege nalatigheid. De klacht is gegrond. In eerste aanleg volgt berisping vanwege nalatigheid en weinig respectvolle houding arts. Het CTG legt een waarschuwing op. 16-04-2020
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klachten betreffende de wijze waarop de huisarts én de patiënt zijn omgegaan met PrEP-pillen. De zorgplicht van de arts gaat niet zover dat de verantwoordelijkheid over het informeren van een sekspartner op de huisarts kan worden afgewenteld. 15-04-2020
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Klagers zijn nabestaanden van een patiënt die zich heeft gesuïcideerd. Beklaagde is geneesheer-directeur van de instelling van patiënt en heeft meegewerkt aan een interview voor een regionaal dagblad waarin de suïcide van de patiënt aan de orde is gekomen. De beslissing om de suïcide niet als calamiteit te melden was verdedigbaar. Waarschuwing. 10-04-2020
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klacht tegen een huisarts in een penitentiaire inrichting. De huisarts is niet zorgvuldig omgegaan met de risico's van medicatie en heeft klager onvoldoende geïnformeerd over bijwerkingen en interacties. Hij kon het verstrekken van die informatie niet aan een verpleegkundige overlaten. Hij krijgt een waarschuwing. 09-04-2020
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Verwijt aan fysiotherapeut dat hij (i) in afwijking van het verwijzingsverzoek een behandeling is gestart van een door hem ontdekte geluxeerde rib, terwijl patiënt was ingestuurd voor een bandage wegens een sternumfractuur en (ii) de behandeling niet heeft gestaakt toen patiënt aangaf hevige pijn te voelen. Het RTG oordeelt dat de fysiotherapeut overleg had moeten voeren met de verwijzend specialist. Ook had hij de behandeling moeten staken of aanpassen. Hij heeft geen inzicht getoond in zijn eigen handelen en krijgt een berisping. 06-04-2020
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Ongegronde klacht tegen een internist. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die reden geven tot twijfel over de vraag of klager bij het indienen van de klacht de wil van patiënte vertegenwoordigt. Er is geen reden om aan te nemen dat het onjuist is wat er in het dossier is opgenomen over de meermaals geuite wil van patiënte om haar leven te laten eindigen. Onder de gegeven omstandigheden is geen sprake geweest van euthanasie of van palliatieve sedatie, maar van palliatieve zorg. Verweerder heeft niet onzorgvuldig gehandeld door onder die omstandigheden, in overeenstemming met de wil van patiënte zelf, de in opzet curatieve behandeling te staken. Voorts heeft verweerder de kinderen van patiënte, onder wie klager, bij het proces betrokken. De klacht wordt ongegrond verklaard. 31-03-2020
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klaagster is pleegmoeder van een jong minderjarig kind. Zij verwijt verweerster, GZ-psycholoog, dat deze op basis van uiterst summier en onzorgvuldig verricht onderzoek – bestaande uit één enkel gesprek met de moeder en één observatie van moeder en kind – een verstrekkende conclusie heeft getrokken aangaande het opvoedperspectief. Verweerster heeft nagelaten te informeren naar de ontwikkelingen, achterstand en zorgen rondom het kind. Het rapport van verweerster voldoet niet aan de vijf door het CTG geformuleerde criteria. De klacht is gegrond. Verweerster krijgt een voorwaardelijke schorsing met bijzondere voorwaarden opgelegd. 30-03-2020
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klacht tegen een arts. Na het overlijden van patiënt heeft klager de instellingsarts (een ander dan genoemde arts) verzocht om een afschrift van het medisch dossier. De aangeklaagde arts is hierbij niet betrokken, hij is inmiddels niet meer werkzaam in de instelling. Het RTG wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het CTG verwerpt het beroep. 12-03-2020
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde over de behandeling van de vader van klager. Klager heeft meermaals klachten ingediend, zowel jegens aangeklaagde als andere zorgverleners. Ne bis in idem: klager is niet-ontvankelijk. Het beroep is verworpen. 12-03-2020
Uitspraken zonder ECLI
- Geschillencommissie ziekenhuizen Cliënt is door zorgverlener ten onrechte niet geïnformeerd over een goedaardige tumor. De commissie oordeelt dat cliënt geïnformeerd had moeten worden. Zorgaanbieder is een vergoeding verschuldigd voor de wekenlange onzekerheid. 2019-12-16
- Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg Cliënte is onder behandeling voor PTSS. De eerste behandelaar heeft te lang gewacht met het uitvoeren van het behandelplan. De tweede behandelaar heeft ten onrechte de frequentie van de behandelingen verlaagd. De commissie acht de klacht van cliënte gegrond. 2019-11-15