Naar boven ↑

Update

Nummer 9, 2019
Uitspraken van 28-04-2019 tot 10-05-2019
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Heeft u kennis kunnen nemen van onze tweede wetgevingseditie? Ik hoop dat deze u van pas kwam of zal komen.

Bijgaand treft u weer een nieuwe ‘gewone’ GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Commissie voor Beentumoren niet aansprakelijk voor achteraf gebleken onnodige resectie kaak
De eerste uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, ziet op een beoordeling van het handelen van de Commissie van Beentumoren (GZR 2019-0110). De zaak is aanhangig gemaakt door een vrouw die in verband met hoofdpijn- en oogklachten op verwijzing onder behandeling kwam bij een hoofd-halsoncoloog. Deze oncoloog verzocht de Commissie voor Beentumoren de zaak mede te beoordelen. De commissie gaf op basis van haar bevindingen en gestelde voorkeursdiagnose het advies over te gaan tot resectie van de kaak, die vervolgens door de oncoloog is uitgevoerd. Op basis van het resectiemateriaal dat opnieuw werd beoordeeld, kwam de commissie echter tot een andere voorkeursdiagnose bij welke diagnose niet zou zijn gekozen voor een resectie van de kaak. De vrouw acht de commissieleden daarom aansprakelijk voor hun eerste beoordeling.
De rechtbank stelde ter beoordeling voorop dat er geen behandelovereenkomst tot stand was gekomen tussen de vrouw en de commissie(leden), maar dat op grond van artikel 7:464 BW ook zonder behandelovereenkomst Boek 7, titel 7, afdeling 5, BW van toepassing kan zijn. Dit lijkt mij juist. De rechtbank heeft vervolgens het handelen van de commissieleden getoetst aan de hand van de maatstaf of de commissieleden bij de advisering gehandeld hebben in strijd met wat een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot betaamt (invulling betamelijkheid). De rechtbank oordeelde dat dit niet is komen vast te staan. Op basis van het feitencomplex van de zaak, de uitgebrachte deskundigenrapporten, de richtlijn ‘Beentumoren’, een door de commissieleden in het geding gebrachte expert opinion, en de uitleg gegeven ter comparitie, concludeerde de rechtbank dat de commissie er op goede gronden van uit kon gaan dat de histologische diagnose kon passen bij een odontogeen myxoom, en dat naast het advies en de daarbij gevoegde verslagen van patholoog en de radiologen een nadere argumentatie of onderbouwing van het advies niet nodig was. De rechtbank wees de vordering van de vrouw af.
Vermeld zij nog dat de rechtbank artikel 6:166 BW – groepsaansprakelijkheid – niet van toepassing achtte. Van een groepsaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:166 BW zal bij een commissie als de onderhavige slechts in uitzonderlijke gevallen sprake kunnen zijn, zo overwoog de rechtbank, bijvoorbeeld in het geval een commissie doelbewust en zonder enige rechtvaardiging voor patiënten schadelijke adviezen geeft.
Vermeld zij ook nog dat de hoofd-halsoncoloog of het ziekenhuis zelf niet waren gedagvaard, wat bijvoorbeeld had gekund in het licht van artikel 6:76 BW.

Uitgangspunten beoordeling zorgvuldigheid euthanasie bij een wilsonbekwame patiënte
De tweede uitspraak die ik eruit licht, heeft betrekking op een euthanasiekwestie bij een wilsonbekwame (demente) patiënte (GZR 2019-0111). Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg achtte, net als het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd ontvankelijk en het handelen van de specialist-ouderengeneeskunde die de euthanasie had verricht onzorgvuldig en deed in dat verband een aantal normatieve uitspraken.
Het Centraal Tuchtcollege overwoog wat de ontvankelijkheid betreft, dat, hoewel op zichzelf juist is dat de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie reeds een oordeel heeft gegeven, dit niet betekent dat het Centraal Tuchtcollege niet ook een oordeel kan geven; er is geen sprake van elkaar uitsluitende bevoegdheden. Wel stelde het Centraal Tuchtcollege voorop het oordeel van de Toetsingscommissie Euthanasie tot uitgangspunt te nemen nu bij haar het primaat ligt ter zake van de beoordeling van de vraag of een arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen van artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging (Wtl).
Net als de Toetsingscommissie Euthanasie en het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg was het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de door patiënte opgestelde verklaringen, opgesteld toen zij nog wilsbekwaam was, onvoldoende duidelijk zijn ten aanzien van het moment waarop zij het toepassen van euthanasie wenste. Dit betekent dat de euthanasieverklaring(en) in dit geval niet voldeden aan de eisen van artikel 2, lid 2 onder a. van de Wtl. Het gevolg is ook dat er onvoldoende basis was om de overtuiging te mogen krijgen dat patiënte een vrijwillig en weloverwogen verzoek tot levensbeëindiging had. Er was immers ook geen eenduidige mondelinge verklaring van de patiënte. Het Centraal Tuchtcollege oordeelde eveneens dat de wilsonbekwaamheid van de patiënte de specialist-ouderengeneeskunde er niet van had mogen weerhouden op zijn minst te proberen met patiënte te praten over het concrete voornemen haar leven te beëindigen en over het voornemen voorafgaand aan de uitvoering daarvan een slaapmiddel in haar koffie te doen.
Wat milder is het Centraal Tuchtcollege ten aanzien van de op te leggen maatregel; de berisping werd omgezet in een waarschuwing. Belangrijk is de overweging dat de specialist-ouderengeneeskunde slechts in beperkte mate tuchtrechtelijk tekort is geschoten.
Deze conclusie heeft het Centraal Tuchtcollege doen voorafgaan door de overweging dat de specialist haar afweging op zorgvuldige wijze en met inachtneming van de relevante omstandigheden heeft gemaakt. Feit blijft echter dat de beide schriftelijke wilsverklaringen van patiënte, ook met inachtneming van de relevante omstandigheden, voor tweeërlei uitleg vatbaar waren en objectief bezien onvoldoende duidelijkheid boden ten aanzien van het moment waarop patiënte het toepassen van euthanasie wenste. Nogmaals, onder die omstandigheden is sprake van zodanige twijfel over de inhoud van de beide wilsverklaringen dat euthanasie niet mocht worden toegepast.
Datzelfde oordeel trof de uitvoering van de levensbeëindiging. Het Centraal Tuchtcollege overwoog dat het op zichzelf weinig zinvol lijkt en geen redelijk doel lijkt te dienen om met een volledig wilsonbekwame patiënt het voornemen tot uitvoering van euthanasie en het moment en de wijze waarop dit gaat gebeuren te bespreken. Niettemin betekent het bespreken, althans een poging daartoe, van zowel het voornemen tot als het moment en de wijze waarop de euthanasie zal worden uitgevoerd onmiskenbaar een toevoeging aan de vereiste zorgvuldigheid van die uitvoering en om die reden mag dit, ook bij een volledig wilsonbekwame patiënt, in beginsel niet achterwege blijven.

Verder wijs ik u op de samenvattingen van de vele arbeidsrechtelijk kwesties die de afgelopen twee weken in onze database zijn opgenomen!

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Onze zoekfunctie
Wist u dat GZR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief en de mogelijkheid om kennis te nemen van annotaties? Alle door onze redactieleden zorgvuldig geselecteerde en samengevatte uitspraken komen in een database. GZR Updates biedt de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zie hier voor de mogelijkheden.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep

Tuchtcolleges

Uitspraken zonder ECLI