Update
Door technische problemen ontvangt u deze nieuwsbrief op maandag in plaats van op vrijdag. Onze excuses daarvoor.
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er dit keer twee strafrechtelijke kwesties uit.
Acht jaar cel voor toedienen Ibogaïne
De eerste zaak die ik onder uw aandacht wil brengen betreft de strafrechtelijke veroordeling van een 59-jarige vrouw die – zo nam de Rechtbank Midden-Nederland als bewezen aan – een Zweedse vrouw Ibogaïne toediende (GZR 2019-0096). Ibogaïne wordt gewonnen uit de Afrikaanse iboga-wortel en zou een geneeskrachtige werking hebben voor verslaafden. Het middel is omstreden en het gebruik van ibogaïne is zeer risicovol. De Zweedse vrouw overleed kort erna.
Het was niet de eerste keer dat deze vrouw werd veroordeeld. Eerder werd overtreding van artikel 18 en artikel 40 Geneesmiddelenwet in verband met het toedienen van ibogaïne bewezen geacht (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 9 oktober 2015, GZR 2015-0425 en het daarop volgende arrest HR 4 april 2017, GZR 2017-0173, m.nt. J.F.M. Wasser).
In het onderhavige geval achtte de rechtbank doodslag bewezen, evenals het in hulpeloze toestand achterlaten van een slachtoffer, het verkopen van schadelijke waren en het, als niet in het BIG-register ingeschreven persoon bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, opzettelijk buiten noodzaak een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaken (art. 96 Wet BIG). De vrouw wist dat het toedienen van ibogaïne buiten een klinische setting en zonder grondig medisch vooronderzoek ernstige risico’s met zich brengt. De rechtbank rekende het haar zwaar aan dat zij de verslaafde patiënten – een zeer kwetsbare groep – niet op die risico’s wees. De vrouw nam het risico voor lief dat de behandeling één van haar patiënten fataal zou worden, met uiteindelijk de tragische dood van de Zweedse vrouw tot gevolg. Bij het bepalen van de straf hield de rechtbank naast de ernst van de feiten rekening met het onverminderd grote geloof van de verdachte in ibogaïne, zodat de kans op herhaling nog steeds groot is. De vrouw kreeg acht jaren gevangenisstraf opgelegd.
Veroordeling Heringa blijft overeind
De tweede zaak die ik onder uw aandacht breng, betreft ‘de zaak Heringa’ (GZR 2019-0104). Heringa is zijn 99-jarige stiefmoeder behulpzaam geweest bij haar zelfdoding. Heringa was echter zelf geen arts. Heringa werd door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf (ECLI:NL:GHSHE:2018:345). De beoordeling in cassatie heeft niet tot een ander oordeel geleid. De Hoge Raad overwoog dat op zichzelf een beroep op overmacht in de zin van noodtoestand kan worden gedaan. De Hoge Raad overwoog echter ook dat in dit geval het hof terecht had geoordeeld dat zich geen uitzonderlijke omstandigheden hadden voorgedaan op grond waarvan de ten laste gelegde handelingen van Heringa gerechtvaardigd konden worden geacht; het was immers niet aannemelijk geworden dat er geen redelijk alternatief bestond voor de door Heringa gemaakte keuze om zijn (stief)moeder bij haar zelfdoding behulpzaam te zijn. Datzelfde gold volgens het hof voor de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de uitvoering van die keuze was geschied.
De Hoge Raad oordeelde voorts dat het hof terecht had geoordeeld dat uit de rechtspraak van het EHRM niet kan worden afgeleid dat de toepassing van artikel 294 Sr in een geval als het onderhavige – waarin de verdachte, niet zijnde een arts, een naast familielid bij haar zelfdoding behulpzaam is geweest en deze middelen daartoe heeft verschaft – in strijd is met het bij artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website. Zekerheidshalve bericht ik dat op 16 april jl. het debat over de wijziging van Boek 7, titel 7, afdeling 5, BW (WGBO) plaatsvond. Meer dan eens werd aan de orde gesteld waarom ‘de veronderstelde toestemming’ als grond voor inzage in het dossier van een overleden patiënt niet in het wetsvoorstel is opgenomen. Minister Bruins gaf in reactie daarop te kennen te streven naar duidelijkheid. De veronderstelde toestemming is tegen die achtergrond niet passend te noemen, omdat zij interpretatie zou behoeven en tot uitvoeringsvragen zou leiden, aldus de minister. Tijdens het debat werd tevens een aantal moties ingediend en een aantal amendementen, onder meer verband houdende met het inzagerecht. Op 19 april jl. werd voorts door de leden Hijink en Mulder een gewijzigd amendement ingediend (nr. 18, ter vervanging van nr. 10), inhoudende de toevoeging van een nieuw artikel 7:458b BW. Het amendement regelt dat indien degene die verzoekt om inzage of afschrift vanwege een zwaarwegend belang geen afschrift of inzage van de hulpverlener verkrijgt, de hulpverlener inzage of afschrift dient te verstrekken aan een door de verzoeker aangewezen onafhankelijke arts. Deze arts krijgt hiervoor inzage in de relevante delen van het medisch dossier. Indien de weigering volgens de arts niet gerechtvaardigd is, verstrekt de hulpverlener alsnog inzage of afschrift aan de verzoeker. Indien de arts oordeelt dat de weigering tot inzage of afschrift gerechtvaardigd is, laat dit de mogelijkheid voor de verzoeker om een juridische procedure te starten onverlet. Met dit amendement wordt een laagdrempelige, onafhankelijke en tijdige beoordeling van een verzoek tot inzage van het medisch dossier van een overleden patiënt door de verzoeker georganiseerd.
De plenaire vergadering vond plaats op 23 april jl., in welke vergadering is gestemd over het wetsvoorstel, de moties en de amendementen. Het wetsvoorstel is aangenomen, evenals het hiervoor beschreven amendement van de leden Hijink en Mulder (nr. 18).
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Ik wens u een fijne dag!
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad De geneeskundige verklaring, ten grondslag liggend aan een verzoek voor een machtiging tot voortgezet verblijf, hoeft alleen te worden ondertekend door de geneesheer-directeur. Medeondertekening door de beoordelende psychiater is niet noodzakelijk. 19-04-2019
- Hoge Raad Zaak Heringa. Vervolg op ECLI:NL:HR:2017:418. Er is niet voldaan aan de eisen van overmacht in de zin van noodtoestand (in dergelijke uitzonderlijke gevallen). Artikel 294 lid 2 Sr is niet in strijd met artikel 8 EVRM. 16-04-2019
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch stelt in een PIP-borstimplantatenkwestie voor om de Hoge Raad prejudiciële vragen te stellen over de aansprakelijkheid van het ziekenhuis op grond van artikel 6:74 jo. 6:77 BW. Het hof formuleert twee vragen en verwijst de zaak naar de rol om partijen in de gelegenheid te stellen zich over het voorstel en de toelichting daarop uit te laten. 16-04-2019
- Gerechtshof Amsterdam De voorzitter van de Ondernemingskamer wordt verzocht door partij om haar te machtigen om mededelingen te doen over het conceptverslag en de daarin opgenomen aanbevelingen aan derden (art. 2:353 lid 3 BW en art. 2:351 BW). De voorzitter van de Ondernemingskamer ziet geen zwaarwegende argumenten om een uitzondering te maken en wijst dit verzoek af. 26-02-2019
Rechtbank
- Rechtbank Midden-Nederland Recidiverende vrouw die verslaafden behandelde met ibogaïne wordt tot acht jaar gevangenisstraf veroordeeld voor (i) doodslag (art. 287 Sr), (ii) het opzettelijk in hulpeloze toestand brengen en laten van iemand, tot wiens verpleging of verzorging hij krachtens overeenkomst verplicht is, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft (art. 255 Sr en art. 257 Sr), (iii) waren verkopen, wetende dat deze schadelijk zijn en dat schadelijke karakter verzwijgen (art. 174 Sr) en (iv) als niet in het BIG-register ingeschreven persoon bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg opzettelijk buiten noodzaak een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaken. 10-04-2019
- Rechtbank Midden-Nederland Het verlenen van een voorlopige machtiging voor de beperkte duur van één maand en aanhouding van het verzoek voor het overige, zodat betrokkene op grond van de verleende machtiging kan worden opgenomen en kort daarna alsnog gehoord kan worden, waarna beslist kan worden over de resterende looptijd van de machtiging, is niet in strijd met het systeem van de Wet Bopz. 15-03-2019
- Rechtbank Gelderland Een vrouw raadpleegt haar huisarts in verband met hartritmestoornissen en diverse andere klachten. De huisarts stelt de diagnose op migraine. Drie dagen later heeft de vrouw een herseninfarct. De vrouw stelt de huisarts aansprakelijk omdat, zoals in deze procedure komt vast te staan, de anamnese, het onderzoek en de evaluatie van de huisarts niet volledig zijn geweest. De rechtbank benoemt een deskundige ter beoordeling van het causaal verband tussen het onzorgvuldig handelen door de huisarts en (de gevolgen van) het herseninfarct. Volgens de deskundige zou het herseninfarct bij een niet-onzorgvuldige behandeling niet zijn voorkomen. Dat oordeel neemt de rechtbank, ondanks verweer van de vrouw, over. Wegens het ontbreken van causaal verband wijst de rechtbank de vordering van de vrouw af. 09-01-2019
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klaagster verwijt verweerster dat zij ten onrechte de titel 'cosmetisch arts' voert (terwijl zij tandarts is) en een ooglidbehandeling en een behandeling met botox-injecties bij klaagster heeft uitgevoerd zonder dat zij daartoe bevoegd is. Ook heeft verweerster klaagster onvoldoende nazorg geleverd en haar via haar advocaat onder druk gezet om een door klaagster geplaatste negatieve recensie offline te halen. Verweerster krijgt een berisping. 16-04-2019
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Verweerster is vertrouwensarts bij een VeiligThuis-organisatie alwaar een melding binnenkomt over de kinderen van klagers. Klagers vinden dat verweerster de melding onzorgvuldig heeft onderzocht, dat zij haar rapportage onzorgvuldig heeft opgesteld en dat zij op onzorgvuldige wijze (met de kinderen) heeft gecommuniceerd. In eerste instantie wordt de klacht bij het RTG gegrond verklaard en krijgt verweerster een berisping. In beroep bij het CTG blijft dit echter niet in stand en wordt de klacht alsnog (geheel) ongegrond verklaard. 11-04-2019
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Door privéproblemen is verweerder (psychotherapeut) ernstig tekortgeschoten in de (continuïteit van de) zorg voor klaagster (en zijn andere patiënten). Hij heeft daarmee het vertrouwen in de beroepsgroep ernstig ondermijnd, wat leidt tot een doorhaling bij het RTG Zwolle. Ook bij het CTG blijft de doorhaling in stand. 11-04-2019
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven GZ-psycholoog heeft vermeend verleende toestemming voor inzage in oudere behandelgegevens van klager niet geverifieerd bij klager. Dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar geoordeeld, maar het RTG ziet af van oplegging van een maatregel, omdat de werkwijze in de instelling verweerster aanleiding gaf te veronderstellen dat toestemming was verleend. De overige verwijten van klager zijn afgewezen. 05-04-2019
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg De Inspectie dient een klacht in tegen een internist wegens het afwijken van het behandelbeleid in een reanimatiesetting en het feit dat zij niet zelf heeft gebeld met de nabestaanden na het overlijden van de patiënt. Zowel het RTG als het CTG oordeelt dat de internist tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de reanimatiecode zonder goede grond te wijzigen. Er is echter geen regel die eraan in de weg staat een verpleegkundige met de nabestaande te laten bellen. Het RTG legt de internist een berisping op. Het CTG vernietigt de beslissing en volstaat met een waarschuwing. 04-04-2019
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Klachten tegen een psychiater over het diagnosticeren van de moeder en de broer van klaagster zonder gedegen onderbouwing. Verweerder heeft zijn diagnostiek ten aanzien van de moeder niet gebaseerd op onderzoek conform de toepasselijke richtlijn. Ten aanzien van de broer heeft verweerder voorbarige conclusies getrokken en de broer daarom ten onrechte meegedeeld dat hij niet in aanmerking kwam voor ECT. Het RTG acht dit verweerder tuchtrechtelijk ernstig te verwijten en legt een berisping op. 04-04-2019
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle De inschrijving van een revalidatiearts wordt doorgehaald door het College Medisch Toezicht (CMT) omdat de arts wegens zijn geestelijke gesteldheid en wegens de gewoonte van drankmisbruik de geschiktheid tot het uitoefenen van zijn beroep mist en niet in staat kan worden geacht zijn werkzaamheden naar behoren te verrichten. Bij wijze van voorlopige voorziening is zijn inschrijving tevens geschorst door het CMT. 05-02-2018