Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Zwarte lijst mag niet en Google moet koppeling verwijderen
De eerste uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, ziet op een procedure aangespannen door een arts jegens Google (GZR 2019-0029). De arts was ooit berispt en op de website van een particulier op ‘de zwarte lijst gezet’. Wordt op de naam van de arts gegoogeld, dan is vrijwel direct haar naam op die lijst zichtbaar. In 2017 verzocht de arts daarom aan Google om de koppeling te verwijderen. Google wees het verzoek echter af, omdat naar haar mening de URL’s betrekking zouden hebben op aangelegenheden die van wezenlijk belang zouden zijn voor het publiek. Een verzoek bij de Autoriteit Persoonsgegevens leverde de arts niets op. Aan de Rechtbank Amsterdam verzocht de arts vervolgens om verwijdering van de koppelingen uit de zoekresultaten. De rechtbank wees het verzoek toe overwegende dat verwerking van persoonsgegevens – wat Google doet – slechts rechtmatig is wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of een derde. Uitzondering hierop is de situatie dat de belangen of grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen. Er dient derhalve een belangenafweging plaats te vinden, een en ander op grond van artikel 6 sub f van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Het belang van de arts dat niet iedere keer direct haar vermelding op de ‘zwarte lijst artsen’ verschijnt, ging in dit geval volgens de rechtbank boven het belang van het publiek om deze informatie op die manier te kunnen vinden. Van belang daarbij was onder meer dat het ingevolge de Uitvoeringswet AVG niet zomaar is toegestaan om een zwarte lijst op te stellen en te gebruiken met persoonsgegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag. Hiervoor moet een vergunning worden aangevraagd.
Schending geheimhoudingsplicht door mededeling ‘HIV-positief’ aan spermadonor
De tweede uitspraak die ik in deze nieuwsbrief aanhaal, ziet op de geheimhoudingsplicht (GZR 2019-0030). Onderwerp van het geschil was de mededeling van een gynaecoloog aan de spermadonor van een vrouw met een zwangerschapswens dat deze vrouw HIV-positief is. De donor zag daarna van donatie af. De Geschillencommissie Ziekenhuizen oordeelde dat de desbetreffende gynaecoloog zijn geheimhoudingsplicht had geschonden. Er was geen sprake van toestemming of veronderstelde toestemming van de vrouw en een conflict van plichten was onvoldoende beargumenteerd. De Geschillencommissie wees vervolgens een schadevergoeding toe (€ 750) voor de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b, BW.
Mesh implantaat niet gebrekkig
De laatste uitspraak die ik er nog uitlicht, ziet op de ‘mesh-matjes’ (GZR 2019-0032). De procedure is aangespannen door een vrouw bij wie in verband met verzakkingsklachten zo’n transvaginaal mesh implantaat is ingebracht. Zij heeft nadien ernstige lichamelijke klachten en heeft daarom de opererend gynaecoloog, het ziekenhuis en de producent van het implantaat aansprakelijk gesteld. Zonder succes echter, want de rechtbank oordeelde dat de arts geen fout maakte, het implantaat niet gebrekkig is en dat bovendien een causaal verband met de beschreven schade zou ontbreken. Ter beoordeling is de Rechtbank Midden-Nederland afgegaan op het rapport uit 2013 van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (toen nog IGZ) over mesh implantaten. De IGZ deed, naar aanleiding van meldingen van patiënten over ernstige gezondheidsklachten na het gebruik van mesh implantaten in het bekkenbodemgebied, onderzoek naar de risico’s van dergelijke implantaten, naar welk rapport beide procespartijen ter onderbouwing van hun standpunten hebben verwezen.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Jacqueline de Vries (Holla advocaten). De beschikking van de Hoge Raad van 21 september 2018 (GZR 2018-0406) vormde voor Jacqueline aanleiding om het huidige en toekomstige klachtrecht bij dwangbehandeling te beschrijven en met elkaar te vergelijken. Zij onderzoekt de meest opvallende verschillen tussen de huidige regeling en de nieuwe regeling.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website. Opvallend was het bericht dat het Openbaar Ministerie ervoor heeft gekozen om GGZ Eindhoven te vervolgen in verband met het overlijden van een 29-jarige patiënt in de instelling. De man overleed vermoedelijk door een hartstilstand als gevolg van overgevoeligheid voor het anti-psychosemiddel clozapine.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hoge Raad
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Midden-Nederland Bij een vrouw wordt in verband met verzakkingsklachten een transvaginaal mesh implantaat ingebracht. Zij heeft nadien ernstige lichamelijke klachten en stelt de opererend gynaecoloog, het ziekenhuis en de producent van het implantaat aansprakelijk. Tevergeefs, want de rechtbank oordeelt dat de arts geen fout maakte, het implantaat niet gebrekkig is, het causaal verband ontbreekt als er sprake zou zijn van schending van de informatieplicht ex artikel 7:448 BW, en ook tussen de gestelde lichamelijke klachten en het betreffende implantaat het causaal verband ontbreekt. Bij onderdelen van haar oordeel verlaat de rechtbank zich op het rapport uit 2013 van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd over mesh implantaten. 23-01-2019
- Rechtbank Amsterdam Wie de naam van de arts googelt, vindt vrijwel direct haar vermelding op de ‘zwarte lijst artsen’. De arts vordert verwijdering van de koppeling naar deze site. De rechtbank oordeelt dat de zoekresultaten niet ter zake dienend en bovenmatig zijn. Het recht van de arts dat haar privacy en persoonsgegevens worden geëerbiedigd hoeft niet te wijken voor het belang van het publiek. 19-07-2018
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven De Inspectie voor Gezondheidzorg en Jeugd klaagt over een huisarts, in verband met zijn seksueel contact met zijn patiënte. De klacht is gegrond: er volgt een schorsing van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. 17-01-2019
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Het RTG Eindhoven oordeelt dat een tandarts bij een complexe casus op verschillende punten medisch-technisch niet gehandeld heeft conform de professionele standaard en dat er daarnaast geen sprake was van informed consent. Hem wordt daarom de bevoegdheid ontzegd om het beroep van tandarts uit te oefenen voor zover het de orthodontie betreft. In beroep richt de tandarts zich tegen de zwaarte van de maatregel. Omdat inmiddels een uitgebreid verbetertraject onder begeleiding is ingezet, de tandarts zich toetsbaar heeft opgesteld in beroep en nog nooit eerder sprake was van een tuchtklacht, vernietigt het CTG de beslissing van het RTG en legt aan de tandarts de maatregel van voorwaardelijke schorsing op voor de duur van een half jaar, met een proeftijd van twee jaar onder algemene en bijzondere voorwaarden. 17-01-2019
Uitspraken zonder ECLI
- Geschillencommissie Huisartsen Naar aanleiding van de behandeling van steelwratten in het gezicht zijn bij klaagster pigmentvlekken ontstaan. Volgens klaagster was er sprake van een onoordeelkundige behandeling. De Geschillencommissie Huisartsen kan achteraf niet beoordelen of de behandeling op de juiste wijze is uitgevoerd. Dat eenzelfde behandeling eerder met goed resultaat bij klaagster is uitgevoerd is volgens de commissie een goede indicatie om een dergelijke behandeling nogmaals toe te passen. 2017-11-13
- Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden De zorgaanbieder heeft over het voorgenomen besluit tot aanschaf van een nieuw verpleeg-oproepsysteem (hierna: VOS) advies aan de cliëntenraad gevraagd. Na overleg en aanpassing van het voorgenomen besluit heeft de cliëntenraad er negatief verzwaard advies over uitgebracht. Naar aanleiding van het negatief verzwaard advies heeft de zorgaanbieder al wel op een bepaald punt (te weten: het handhaven van de trekschakelaars en afstelunits ten behoeve van de alarmering vanuit de badkamers) het voorgenomen besluit aangepast. Dit is niet voldoende voor de cliëntenraad. De zorgaanbieder verzoekt de LCvV te beoordelen of het voorgenomen besluit in redelijkheid genomen kan worden. De LCvV oordeelt dat de zorgaanbieder in redelijkheid kan besluiten over te gaan tot aanschaf van een nieuw VOS. 2019-01-16
- Geschillencommissie ziekenhuizen Cliënte stelt dat de arts (gynaecoloog) haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door tegen haar spermadonor te zeggen dat zij hiv-positief is. Zij acht het ziekenhuis hiervoor aansprakelijk en vordert vergoeding van materiële en immateriële schade. Het ziekenhuis meent dat de arts de geheimhoudingsplicht niet heeft geschonden; er was sprake van een conflict van plichten. De Geschillencommissie Ziekenhuizen oordeelt dat geen noodzaak aanwezig was om dit feit aan de spermadonor te melden. De klacht wordt gegrond verklaard. De vordering voor vergoeding van materiële schade wordt afgewezen. Op grond van redelijkheid en billijkheid wordt een bedrag van € 750 vastgesteld voor geleden immateriële schade. 2018-09-28
- Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden De CCR heeft een negatief verzwaard advies uitgebracht over de voorgenomen aanstelling van een bepaalde medewerker als functionaris voor de behandeling van klachten van cliënten op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Deze medewerker is al jaren lid van de OR en de CCR twijfelt eraan of de medewerker als klachtenfunctionaris op deze manier objectief, onafhankelijk en niet vooringenomen kan zijn. De zorgaanbieder verzoekt de LCvV vast te stellen of hij kan afwijken van dit advies en in redelijkheid kan besluiten de beoogde persoon toch in vaste dienst aan te stellen. De LCvV concludeert daarmee dat het voorgenomen besluit niet gebaseerd is op een afdoende afweging van alle te betrekken relevante belangen, feiten en omstandigheden, en dat het besluit daarmee niet in redelijkheid genomen kan worden. 2018-12-12