Naar boven ↑

Update

Nummer 23, 2019
Uitspraken van 22-11-2019 tot 05-12-2019
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Apotheker geschorst voor onjuiste voorstelling van zaken bij afhandeling schadeclaim
Een eerste uitspraak die ik onder uw aandacht breng, is een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) (GZR 2019-307). Verweerder is mede-eigenaar van een apotheek. Klager heeft door een foutieve verstrekking door de apotheek een te lage dosis medicatie gebruikt. Klager heeft de apotheek aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. De apotheker heeft bij de afhandeling van de aansprakelijkheidsstelling richting klager voorgewend dat diens schadeclaim was doorgeleid naar de verzekeraar en door laatstgenoemde was afgewezen. Tevens bewaarde de apotheker correspondentie over de schadeclaim op zijn privéadres. Klager verwijt de apotheker dat deze hem door zijn handelwijze onheus heeft bejegend en dat hij correspondentie met betrekking tot de schadeclaim op zijn privéadres heeft bewaard, terwijl die correspondentie vertrouwelijke gegevens bevat. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven (RTG) acht klager ontvankelijk in zijn klachten en is van oordeel dat de klachten binnen de reikwijdte van de tweede tuchtnorm vallen. Het RTG acht beide klachtonderdelen gegrond en legt de apotheker de maatregel op van schorsing van inschrijving in het BIG-register voor een periode van zes maanden. Met het RTG is het CTG van oordeel dat klager ontvankelijk is in zijn klacht. Ook sluit het CTG zich aan bij de overwegingen en het oordeel van het RTG ten aanzien van het eerste klachtonderdeel. Anders dan het RTG oordeelt het CTG echter dat het tweede klachtonderdeel niet gegrond is. Het CTG overweegt dat het onjuist is om in zijn algemeenheid te stellen dat een beroepsbeoefenaar geen dossiers, inhoudende medische en/of administratieve gegevens die te maken hebben met de beroepsbeoefening, op zijn privéadres mag bewaren. Het CTG laat de door het RTG opgelegde maatregel in stand.

Rechter is niet verplicht om verklarend psychiater te horen voorafgaand aan voorlopige machtiging
Een tweede uitspraak die ik voor u uitlicht, is de conclusie van P-G Langemeijer in een cassatieberoep tegen een rechterlijke beschikking in een Bopz-zaak (GZR 2019-311). Nadat voor betrokkene een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling is gegeven, vraagt de officier van justitie een voorlopige machtiging bij de rechtbank. De advocaat van betrokkene vraagt schriftelijk aan de rechtbank om zich te laten informeren door de verklarend psychiater (art. 8 lid 4 aanhef en onder g Wet Bopz) dan wel de verklarende psychiater als deskundige op te roepen (art. 8 lid 6 Wet Bopz). De rechtbank wijst beide verzoeken van de advocaat zonder nadere motivering af en verleent de gevraagde machtiging. Bij het verlenen van de beschikking is de wettelijke beslistermijn van drie weken (art. 9 lid 1 Wet Bopz) overschreden. Betrokkene gaat in cassatie. P-G Langemeijer concludeert tot verwerping van het cassatieberoep. Hij concludeert dat artikel 8 lid 4 Wet Bopz berust op enerzijds een instructie aan de burgerlijk rechterlijk om zich actief op te stellen en zich zo breed mogelijk te laten informeren en anderzijds een bevoegdheid om (ambtshalve) bij genoemde personen inlichtingen in te winnen, mits die personen bereikbaar en beschikbaar zijn, ook al zijn zij tevoren niet formeel aangezegd of opgeroepen als getuige of deskundige. Derhalve was de rechtbank op grond van artikel 8 lid 4 Wet Bopz wel bevoegd, maar niet verplicht om inlichtingen in te winnen bij de verklarende psychiater. Overschrijding van de wettelijke beslistermijn wordt door de wetgever niet gesanctioneerd en kan derhalve niet tot nietigheid leiden.

Annotaties
Graag wijs ik u op onze annotaties. Deze keer treft u een annotatie aan van Jacqueline de Vries (Holla Advocaten) bij een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam (GZR 2019-292) over het eenzijdig opzeggen door een zorgaanbieder van een ‘zorgovereenkomst’. In haar annotatie schetst Jacqueline het wettelijk kader rondom deze zorgovereenkomsten en geeft zij een helder overzicht van de (recente) ontwikkelingen in de jurisprudentie over de mogelijkheden tot opzegging van dit type overeenkomsten. Hierbij gaat zij uitgebreid in op het vereiste van ‘gewichtige reden’ en de door zorgaanbieders in acht te nemen zorgvuldigheidseisen. De annotatie wordt afgesloten met een korte samenvatting en conclusie.

Commentaar
Verder wijs ik u ook op onze commentaren. Deze keer treft u een nieuw commentaar aan, afkomstig van Mirjam Hofstee (jurist medische aansprakelijkheid VvAA). Zij schrijft over de wijzigingen van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Stb. 2019, 224) die per 1 januari 2020 in werking zullen treden.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

LinkedIn-groep
Bent u al bekend met onze LinkedIn-groep? Nadat u op LinkedIn bent ingelogd, wordt u op deze pagina geattendeerd op onze nieuwsbrief, maar ook op ander nieuws. Verder kan op deze pagina kennis worden gedeeld.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Astrid van der Wal
Redacteur GZR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Tuchtcolleges