Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er twee voor u uit.
Ambtshalve verzoek door de officier van justitie kent geen vaste termijn
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, betreft een Bopz-kwestie waarin de Rechtbank Rotterdam oordeelde over een verzoek om een schadevergoeding op grond van artikel 35 Wet Bopz (GZR 2019-0290). Het verzoek was ingediend door een psychiatrische patiënt die meende dat zijn opname onrechtmatig was, omdat de officier van justitie te laat om een nieuwe voorlopige machtiging zou hebben gevraagd. De rechtbank wees het verzoek echter af en overwoog daartoe dat in dit geval de officier van justitie ‘ambtshalve’ een verzoek bij de rechter had ingediend. In dat geval geldt artikel 6, vierde lid, Wet Bopz niet (welk artikel een termijn van twee weken kent voor het indienen van een verzoek bij de rechter door de officier van justitie), maar is artikel 6, tweede lid, Wet Bopz van toepassing. Anders dan het vierde lid, kent het tweede lid niet een vaste termijn voor het indienen van het verzoek; het moet alleen ‘zo spoedig mogelijk’. Dat was gebeurd, aldus de rechtbank, nog daargelaten dat volgens de rechtbank niet was gebleken dat de patiënt enig nadeel had ondervonden van het feit dat de officier van justitie het bepaalde in artikel 6, vierde lid, Wet Bopz niet in acht had genomen.
Norm: continuïteit van zorg gaat boven concurrentiebeding
De tweede uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, betreft een oordeel van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg over het handelen van een fysiotherapeut, tevens praktijkhouder, waarin het Centraal Tuchtcollege een nieuwe norm formuleerde (GZR 2019-0294). Aan de uitspraak lag een klacht over de beëindiging van de behandelrelatie met de praktijk ten grondslag. De beëindiging was op haar beurt het gevolg van een vertrek van een van de fysiotherapeuten van de praktijk, tevens behandelaar van de klagende patiënt. Bij zijn vertrek werd deze fysiotherapeut gehouden aan een concurrentie- en relatiebeding. Het gevolg was dat de patiënt de haar eerder geboden specifieke vorm van fysiotherapie (Muscle activation) niet meer kon krijgen, niet in de praktijk waar zij al kwam, maar ook niet bij de vertrekkende fysiotherapeut.
Dat is niet zoals het hoort, aldus het Centraal Tuchtcollege. Anders dan het Regionaal Tuchtcollege, overwoog het Centraal Tuchtcollege dat de na het vertrek van de fysiotherapeut, behandelaar, door de praktijk aangeboden zorg niet als een volwaardig alternatief kon worden gezien. Een verwijzing naar een ander was ook geen optie, omdat de praktijk zelf aangeeft ‘de enige te zijn’ en van een patiënt overigens niet verlangd hoeft te worden naar de andere plaats te reizen.
Feit is wel dat een en ander botst met het concurrentie- en relatiebeding. Hoewel het Centraal Tuchtcollege dit probleem onderkende, overwoog het voorts dat het belang van continuïteit van behandeling prevaleert boven handhaving van zo’n beding, hetgeen eenvoudig had gekund door de ex-behandelaar te laten weten dat hij deze patiënt mocht blijven behandelen, zo nodig onder betaling van een vergoeding. Slotsom was dat de praktijkhouder op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt werd gemaakt, waarbij overigens nog wordt benadrukt dat het ging om schending van de tweede tuchtnorm; er was immers geen behandelrelatie met de praktijkhouder, maar er was zonder twijfel weerslag op de individuele gezondheidszorg. Gegeven het bijzondere karakter van deze zaak, het conflict van belangen waarvoor de praktijkhouder zich gesteld zag en het ontbreken van jurisprudentie op dit punt, volstond het Centraal Tuchtcollege met de normstelling zonder oplegging van een maatregel.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Jørgen Simons (Leijnse Artz) bij het arrest van het Gerechtshof Den Bosch waarmee dit hof prejudiciële vragen stelde aan de Hoge Raad (GZR 2019-0235). De prejudiciële vragen hebben betrekking op (de beoordeling van) de aansprakelijkheid van een hulpverlener voor de tekortkoming die is ontstaan door het gebruik van ongeschikte hulpzaken. Jørgen gaat niet in op toerekeningsvraag die gemoeid is met de toepassing van artikel 6:77 BW maar wel op de beoordeling van de ongeschiktheid en de gebrekkigheid van een medische hulpzaak, ook een vereiste voor de toepassing van artikel 6:77 BW. Veel leesplezier!
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
LinkedIn-groep
Bent u al bekend met onze LinkedIn-groep? Nadat u op LinkedIn bent ingelogd, wordt u op deze pagina geattendeerd op onze nieuwsbrief, maar ook op ander nieuws. Verder kan op deze pagina kennis worden gedeeld.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Deze zaak betreft een hoger beroep van een kort geding dat een huisarts heeft aangespannen tegen de huisartsenpost waar zij werkte en alwaar zij was uitgesloten van deelname wegens verstoorde samenwerking. De vordering wordt ook in hoger beroep afgewezen. 05-11-2019
- Gerechtshof Amsterdam Dit arrest gaat over een kort geding inzake de opzegging van een zorgovereenkomst door een zorgaanbieder. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt, anders dan de kantonrechter in eerste aanleg, dat in dit geval wel sprake was van een gewichtige reden tot opzegging, maar dat door de betrokken zorgaanbieder niet voldaan was aan de op hem rustende inspanningsverplichting tot het vinden van een alternatief voor de betrokken cliënt. 24-09-2019
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Artikel 6 lid 4 Wet Bopz (de OvJ moet een VM-verzoek voor iemand, die al is opgenomen, bij de rechtbank indienen binnen twee weken nadat de geneesheer-directeur de geneeskundige verklaring heeft toegezonden aan de familie en de OvJ) geldt niet wanneer de OvJ ‘ambtshalve’ om een VM-vraagt, zoals bedoeld in artikel 6 lid 2 Wet Bopz. Doet de OvJ er in zo’n geval langer over dan twee weken (na de verzending van de geneeskundige verklaring) om een VM-verzoek bij de rechtbank in te dienen, dan kan dat niet leiden tot schadevergoeding op grond van artikel 35 Wet Bopz. 07-11-2019
- Rechtbank Oost-Brabant Voor verzoeker (gedwongen opgenomen in het kader van tbs met dwangverpleging) ontstaat een vreemde situatie als zijn bezoekrecht wordt beperkt, de klachtencommissie vervolgens een klacht hierover gegrond verklaart, waarna het bestuur van het ziekenhuis weigert uitvoering te geven aan de uitspraak van de klachtencommissie en de klachtencommissie de daarop volgende (nieuwe maar dezelfde) klacht ongegrond verklaart. De Rechtbank Oost-Brabant verklaart de klacht over de beperking van het bezoekrecht alsnog gegrond, waarbij aandacht wordt besteed aan de bescherming die de Wet Bopz biedt in verhouding tot de weigering van het bestuur om het oordeel van de klachtencommissie te volgen. De rechtbank wijst verzoeker een schadevergoeding ter zake van ander nadeel toe van € 1.000. Daarnaast wordt een klacht over beperking van de bewegingsvrijheid gegrond verklaard. 31-10-2019
- Rechtbank Amsterdam Voor het verlenen van een nieuwe voorwaardelijke machtiging is een geneeskundige verklaring van een onafhankelijke psychiater vereist. In casu heeft de psychiater de verklaring laten opmaken door zijn arts-assistent, zonder zelf de patiënt te zien. Dit blijkt echter niet uit de verklaring. De Rechtbank Amsterdam neemt dit de psychiater kwalijk, maar gebruikt de geneeskundige verklaring alsnog. Het aanvankelijke gebrek in de totstandkoming van de verklaring is namelijk hersteld: de psychiater heeft de patiënt later alsnog zelf gezien, de rechtbank acht de bevindingen uit de verklaring betrouwbaar en het is voldoende duidelijk geworden hoe het onderzoek door de psychiater zelf is uitgevoerd. De machtiging wordt verleend. 29-08-2019
- Rechtbank Midden-Nederland Kort geding tussen een niet-gecontracteerde zorgaanbieder en een zorgverzekeraar. De voorzieningenrechter oordeelt dat het machtigingsvereiste van de zorgverzekeraar voor niet-gecontracteerde zorg rechtens is toegestaan. 19-07-2019
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Verweerster, die destijds verpleegkundige was, heeft een verbod gekregen van wederinschrijving in het BIG-register wegens het feit dat zij misbruik heeft gemaakt van de aan haar toevertrouwde taken uit hoofde van haar functie, door geld weg te nemen van een cliënte om zichzelf te verrijken. 12-11-2019
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Een psychotherapeut krijgt een verbod opgelegd tot herinschrijving. De psychotherapeut heeft gedurende twintig jaar klaagster behandeld. Het RTG heeft geoordeeld dat de psychotherapeut klaagster onjuist heeft behandeld en daarbij grensoverschrijdend is geweest door omarmingen en omhelzingen na de therapiezittingen te hebben gegeven. Ook heeft hij onverwachte huisbezoeken afgelegd bij klaagster en haar vele kaarten gestuurd en vele cadeaus gegeven. De psychotherapeut heeft, door zich niet te houden aan hetgeen binnen de beroepsgroep gebruikelijk en aanvaard is, gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet BIG jegens klaagster had behoren te betrachten. Om die reden acht het RTG de maatregel van een verbod tot herinschrijving passend. 07-11-2019
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Ongegronde klacht van klager tegen een uroloog. Klager ging ervan uit dat hij door de uroloog zelf zou worden geopereerd en had aangegeven niet te willen dat hij door een arts in opleiding zou worden geopereerd. Het kan de uroloog niet worden tegengeworpen dat hij de operatie niet zelf heeft uitgevoerd, omdat hij dat soort operaties niet doet. Daarnaast kan hem niet worden tegengeworpen dat klager door een beginnend uroloog is geopereerd. Uit de opmerking van klager dat hij niet door een arts-assistent wilde worden geopereerd, hoefde de uroloog niet te begrijpen dat dit ook een beginnend uroloog betrof. 05-11-2019
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Een patiënt komt op consult bij een huisarts (verweerder). Deze vermoedt een mogelijk zeer ernstig ziektebeeld en stuurt de patiënt de volgende dag naar het ziekenhuis. Patiënt komt dan echter niet opdagen en wordt pas ruim een week later gezien in het ziekenhuis. Het CTG verwijt de huisarts dat hij patiënt niet heeft opgevolgd. Hij had een eigen verantwoordelijkheid om dit te doen en kon niet afwachten tot de patiënt zelf meldde dat hij niet naar het ziekenhuis geweest was, dan wel tot het ziekenhuis hier melding van maakte. Verweerder krijgt een waarschuwing. 05-11-2019
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Tegen verweerder is een klacht ingediend door een nabestaande, de zoon van de overleden patiënt. Het RTG oordeelde dat de zoon niet kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende, nu niet is gebleken dat de weduwe en de andere broers en zussen instemden met de klacht. Het CTG bekrachtigt de beslissing van het RTG. Het CTG overweegt daartoe dat klager met het voeren van de procedure niet de wil van de overleden vader vertegenwoordigt, althans dat daaraan in ieder geval een dermate grote twijfel bestaat dat dit niet aannemelijk kan worden geacht. Het CTG verwerpt het beroep. 05-11-2019
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Een klacht tegen een psychiater, verweerder, wordt door het RTG gegrond verklaard. Verweerder krijgt daarvoor een berisping opgelegd en gaat van deze beslissing in beroep. Het CTG oordeelt dat, gezien het feit dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld en hij heeft verklaard lering te hebben getrokken uit de casus, een waarschuwing passend is. 05-11-2019
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Verweerder (onderdeelsarts op een vliegbasis) noteert, zonder klager – vlieger bij het Ministerie van Defensie – zelf te zien, als diagnose 'Andere psychische stoornissen' in diens dossier. Deze diagnose had verregaande gevolgen voor klager, wat verweerder had kunnen voorzien. Zijn verslaglegging was tevens onduidelijk. Tot slot heeft verweerder herhaaldelijk niet gereageerd toen klager hem vroeg te reageren op hetgeen was voorgevallen. Verweerder krijgt hiervoor een berisping. 04-11-2019
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klaagster spreekt een fysiotherapeut-praktijkeigenaar aan wegens niet-voortzetting van de behandeling vanwege het concurrentiebeding waaraan haar behandelaar/ex-werknemer door de praktijkeigenaar is gehouden. Ten onrechte aldus het CTG. Het belang van de continuïteit van de behandeling prevaleert in casu boven het concurrentiebeding, omdat het gaat om een specifieke therapie die niet zomaar elders te verkrijgen is. Gegrond, maar nieuwe norm, geen maatregel. Voortzetting van de behandeling koppelen aan de eis dat klaagster de tuchtklacht intrekt is niet zorgvuldig. 10-10-2019
Uitspraken zonder ECLI
- Geschillencommissie ziekenhuizen Klager heeft haar klacht niet eerst bij de klachtencommissie van het ziekenhuis maar direct bij de Geschillencommissie ingediend. Het ziekenhuis stelt dat zij daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar klacht. De Geschillencommissie oordeelt echter dat de klachtenfunctionaris klager op eigen initiatief had moeten informeren over het vereiste dat klager de klacht eerst diende in te dienen bij de klachtencommissie en dat, nu dat niet is gebeurd, klager redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij dat niet heeft gedaan. Klager wordt derhalve ontvankelijk verklaard in haar klacht. 2019-05-10
- Geschillencommissie ziekenhuizen Cliënt heeft een hersteloperatie aan zijn schouder ondergaan. Omdat de zorgverzekeraar van cliënt geen contract met het ziekenhuis heeft afgesloten, brengt het ziekenhuis vervolgens een deel van de kosten (€ 1.890) bij cliënt in rekening. Cliënt stelt dat het ziekenhuis hem had moeten informeren over het feit dat de behandeling niet volledig zou worden vergoed. Het ziekenhuis verweert zich met de stelling dat op zijn website alle informatie over de gemaakte afspraken met zorgverzekeraars op een rij is gezet en dat het de eigen verantwoordelijkheid van cliënt is om (vooraf) te controleren of de kosten voor een behandeling worden vergoed. De Geschillencommissie Ziekenhuizen is het met het ziekenhuis eens. 2019-06-26
- Geschillencommissie ziekenhuizen Cliënte heeft na een herniaoperatie dezelfde pijnklachten. Na een MRI blijkt dat op het verkeerde niveau is geopereerd en is zij opnieuw geopereerd in een ander ziekenhuis. De zorgaanbieder voert aan dat niet goed is vast te stellen of op het verkeerde niveau is geopereerd en stelt dat de operatie lege artis is uitgevoerd. De Geschillencommissie Ziekenhuizen oordeelt dat voldoende duidelijk is geworden dat de operatie op het verkeerde niveau is uitgevoerd. De gewenste schadevergoeding wordt afgewezen omdat geen sprake is van verwijtbaar handelen maar van een zeer zeldzame complicatie. Perioperatief is voor de niveaubepaling röntgendoorlichtingstechniek toegepast. 2019-07-12