Naar boven ↑

Update

Nummer 18, 2019
Uitspraken van 15-09-2019 tot 27-09-2019
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Ontslag van alle rechtsvervolging specialist ouderengeneeskunde
De eerste uitspraak die niet onvermeld mag blijven en waarop ik u in de vorige nieuwsbrief reeds wees, betreft de uitspraak van de Rechtbank Den Haag inzake de specialist ouderengeneeskunde die verdacht werd van een onzorgvuldig uitgevoerde euthanasie (GZR 2019-0246). De rechtbank achtte bewezen dat de arts het leven van de patiënte op uitdrukkelijk en ernstig verlangen had beëindigd (strafbaar gesteld in art. 293, eerste lid, WvSr). Zowel in de dementieclausule van 2012 als in de herziene dementieclausule van 2015 immers had de patiënte ondubbelzinnig te kennen gegeven dat zij beslist niet opgenomen wilde worden in een verpleeghuis en dat zij dan in elk geval euthanasie wilde. Deze wens had de patiënte bij de bespreking van het euthanasieverzoek en de dementieclausules bij de huisarts en ook bij de (driemaandelijkse) controlemomenten daarna bij de huisarts herhaald. Ook de echtgenoot en de dochter van patiënte, met wie zij door de jaren heen veelvuldig over haar wens tot euthanasie in geval van opname in een verpleeghuis, had gesproken, bevestigden deze lezing van de dementieclausules.
De rechtbank oordeelde niettemin eveneens dat voldaan was aan de zorgvuldigheidseisen van artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek. Dat betekent dat er een rechtvaardiging was voor het handelen van de specialist (art. 293, tweede lid, WvSr), wat een ontslag van alle rechtsvervolging met zich brengt.
In dat verband wijs ik met nadruk op de overweging van de rechtbank dat, gegeven de diep demente toestand waarin de patiënte zich inmiddels bevond, op de arts niet de plicht rustte te informeren naar een actuele levens- of stervenswens van de patiënte (zie anders Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 19 maart 2019, GZR 2019-0111). Daarmee wordt volgens de rechtbank een eis gesteld die de wet niet kent. De specifieke positie van de wilsonbekwame patiënt brengt met zich dat mondelinge verificatie van zijn wens en zijn lijden niet mogelijk is. Met die eis zou afbreuk worden gedaan aan de wilsverklaring, die nu juist bedoeld is voor de situatie dat degene die de wilsverklaring heeft afgegeven in een situatie van ondraaglijk en uitzichtloos lijden zal geraken en niet langer in staat is zijn wil te uiten.
De rechtbank overwoog voorts ermee bekend te zijn dat in de medische wereld richtlijnen zijn opgesteld over het medisch handelen bij euthanasie waarin het standpunt wordt ingenomen dat de behandelend arts ook bij wilsonbekwamen nog wel moet proberen het standpunt van de patiënt over diens actuele euthanasiewens te verifiëren. Dat standpunt is echter strenger dan de wet, aldus de rechtbank. Wellicht verdient het vanuit een oogpunt van medische zorgvuldigheid aanbeveling zelfs met een persoon die daar de portee absoluut niet meer van kan inzien, te spreken over de actualiteit van zijn of haar, zoals in dit geval, jaren geleden aangegeven en sedertdien regelmatig geactualiseerde stervenswens. De rechtbank vermag de noodzaak daarvan echter niet in te zien, laat staan dat daartoe een juridische plicht bestaat.
De rechtbank oordeelde voorts dat, gelet op het feit dat de patiënte haar wil niet meer coherent kenbaar kon maken, de arts geen contra-indicaties hoefde te zien in de tegenstrijdige uitlatingen van de patiënte omtrent haar levens- of juist stervenswens.
Inmiddels is ook duidelijk dat het Openbaar Ministerie de procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft verzocht om cassatie in het belang der wet in te stellen. Deze heeft hierop positief gereageerd. Het voordeel hiervan voor de arts is dat een eventueel ander oordeel van de Hoge Raad voor haar geen gevolgen meer zal hebben; haar zaak is tot een definitief einde gekomen.

Klachtencommissie niet onafhankelijk
Een tweede uitspraak die ik wil belichten, betreft een bindend advies van de Geschillencommissie Zorg Algemeen (GZR 2019-0243). De geschillencommissie oordeelde dat de psycholoog in kwestie het beroepsgeheim had geschonden omdat deze zonder toestemming van patiënte informatie had gedeeld met de huisarts en met andere behandelaren die niet rechtstreeks bij de behandeling betrokken waren, ook al was dit in een multidisciplinair overleg. Belangrijk is tevens het oordeel van de geschillencommissie dat de klachtencommissie aan wie de patiënte eerder haar klachten had voorgelegd niet voldoende onafhankelijk is. Een van de leden is namelijk werkzaam bij de zorgaanbieder. Daar komt bij dat uit de uitspraak van de klachtencommissie duidelijk moet blijken welke personen in de klachtencommissie zitting nemen en welke functie zij bekleden, maar dat dat in het onderhavige geval niet zo was. Tot slot oordeelde de geschillencommissie dat de zorgaanbieder ten onrechte had nagelaten de patiënte binnen één maand schriftelijk te informeren over eventuele verbetermaatregelen.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Eva Jacobs (KiFiD). Zij schrijft over het cessieverbod dat een aantal zorgverzekeraars in de polisvoorwaarden heeft opgenomen, waardoor zorgaanbieders niet meer de door verzekerden gecedeerde vordering kunnen indienen bij die zorgverzekeraars. Eva gaat in op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in dit verband (GZR 2019-0241) en kijkt naar de gevolgen voor de rechtspraktijk.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website. Ik wijs u zekerheidshalve op de cijfers datalekken van de Autoriteit Persoonsgegevens over de eerste helft van 2019. De meeste datalekken worden opnieuw gemeld door de zorgsector. De Autoriteit Persoonsgegevens geeft zorginstellingen daarom vijf tips om een aantal veelvoorkomende typen datalekken te voorkomen.
In aansluiting daarop wijs ik u op het Skipr nieuwsbericht waarin melding wordt gemaakt van het ontslag van een zorgmedewerker die eerder deze maand patiëntgegevens in een winkelwagentje van een supermarkt liet liggen.

Onze zoekfunctie
Wist u dat GZR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief en de mogelijkheid om kennis te nemen van annotaties? Alle door onze redactieleden zorgvuldig geselecteerde en samengevatte uitspraken komen in een database. GZR Updates biedt de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zie hier voor de mogelijkheden.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hof

Rechtbank

Tuchtcolleges