Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Arts niet gebonden aan concurrentiebeding en mag in ander ziekenhuis in loondienst gaan werken
Een eerste uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, gaat over een kort geding waarin een radioloog vordert om in loondienst te mogen treden bij een ander ziekenhuis (GZR 2019-218). De radioloog is van 2001 tot en met 2018 werkzaam geweest bij (voorgangers van het na fusie ontstane) Zuyderland Ziekenhuis. In 2015 is de radioloog lid geworden van het Medisch Specialistisch Bedrijf (MSB) van dat ziekenhuis; per april 2018 heeft het MSB de Ledenovereenkomst met de radioloog opgezegd. Vervolgens heeft de radioloog in april 2019 aan het MSB verzocht in te mogen gaan op een aanbod tot het in loondienst treden bij het MSB van het Laurentius Ziekenhuis. Het MSB weigert met een beroep op het in de Ledenovereenkomst opgenomen concurrentiebeding. De voorzieningenrechter legt de bewoordingen van de Ledenovereenkomst uit aan de hand van definities van de Nationale Zorgautoriteit, zoals opgenomen in de Regeling medisch-specialistische zorg. De voorzieningenrechter stelt vast dat beide ziekenhuizen weliswaar concurrenten zijn, maar oordeelt dat het MSB geen beroep kan doen op het concurrentiebeding, omdat de radioloog een ondersteunend specialist is, geen behandelingsovereenkomst aangaat met patiënten en derhalve geen ‘eigen’ patiënten heeft die zij kan ‘meenemen’. De radioloog mag bij het MSB van het Laurentius Ziekenhuis in dienst treden.
Zorgaanbieder aansprakelijk voor onterechte informatieverstrekking aan ex-echtgenote patiënt
Een tweede uitspraak die ik er voor u uitlicht, is afkomstig van het Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (hierna: ‘de commissie’) (GZR 2019-224). Een cliënt heeft bij de interne klachtencommissie van de zorgaanbieder een klacht ingediend over het feit dat de zorgaanbieder zonder zijn toestemming informatie over hem heeft verstrekt aan zijn ex-echtgenote, onder andere over het feit dat hij was opgenomen en er (impliciet) antwoord is gegeven op de vraag of het verantwoord was dat hun kinderen bij cliënt verbleven. De interne klachtencommissie acht deze klachten gegrond. De commissie sluit zich aan bij het oordeel van de interne klachtencommissie en oordeelt dat – anders dan de zorgaanbieder stelt – het niet relevant is of de verstrekte informatie gunstig was voor de cliënt. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst en kent – na beoordeling van de andere criteria voor aansprakelijkheid – de cliënt een vergoeding toe van een deel van de door cliënt gemaakte kosten. De commissie ziet geen aanleiding voor vergoeding van gestelde immateriële schade.
Weigeren hand geen gewichtige reden voor eenzijdige beëindiging behandelingsovereenkomst
De laatste uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag (hierna: RTG) (GZR 2019-231). Een patiënte heeft een klacht ingediend tegen haar kaakchirurg wegens de eenzijdige beëindiging van de behandelingsovereenkomst. De patiënte weigerde de uitgestoken hand van de kaakchirurg te schudden, waarna de kaakchirurg de behandeling afbrak. Volgens klaagster heeft de kaakchirurg het leveren van zorg geweigerd op basis van discriminatie op grond van geloofsovertuiging en daarmee zijn artseneed geschonden. Het RTG oordeelt dat sprake was van een behandelingsovereenkomst en dat de kaakchirurg deze zonder gewichtige reden eenzijdig heeft afgebroken. De kaakchirurg had zich over het feit dat de patiënte in kwestie hem de hand niet wilde schudden heen moeten zetten, althans direct een andere gepaste oplossing in overleg met patiënte moeten zoeken. Het RTG merkt op dat het niet kan beoordelen of bij de opstelling van de kaakchirurg discriminatie op grond van geloofsovertuiging een rol heeft gespeeld. Het RTG legt de kaakchirurg de maatregel van een waarschuwing op.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Deze keer treft u een annotatie van Aart Hendriks (Universiteit Leiden) bij een tuchtrechtelijke uitspraak van de Kamer voor het Notariaat Arnhem-Leeuwarden (GZR 2019-209). Aan de hand van deze uitspraak bespreekt Aart de problematiek van twijfels over de wilsbekwaamheid van testateurs en bespreekt hij welke mogelijke gevolgen deze problematiek zou kunnen hebben voor de beroepsuitoefening van artsen, mede in het licht van de voorgenomen wijziging van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst, zodat in de behandelrelatie meer gewicht zal worden toegekend aan het principe van shared decision making.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website. Bijzonder lezenswaardig is de berichtgeving over de strafrechtelijke vervolging van de arts ouderengeneeskunde die in 2016 euthanasie heeft uitgevoerd bij een 74-jarige dementerende vrouw. De vrouw was vergevorderd dement, had een euthanasieverklaring opgesteld maar gaf later mondeling wisselende verklaringen af over haar doodswens. De strafzaak is uniek: het is de eerste keer dat het Openbaar Ministerie heeft besloten over te gaan tot strafrechtelijke vervolging van een arts vanwege de wijze waarop euthanasie is uitgevoerd. Het OM eist geen straf, maar wil duidelijkheid verkrijgen over rechtsvragen in het kader van euthanasie bij dementie.
In 2016 heeft de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (RTE) geoordeeld dat de arts bij het uitvoeren van euthanasie niet zorgvuldig te werk is gegaan. In 2018 is zij voor dit handelen berispt door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag (GZR 2018-347). In maart van dit jaar heeft het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg zich in hoger beroep aangesloten bij het oordeel van de RTE en de maatregel van berisping omgezet naar een waarschuwing, de lichtste tuchtrechtelijke maatregel.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend!
Astrid van der Wal
Redacteur GZR Updates
Hof
- Gerechtshof Den Haag Het Gerechtshof Den Haag komt, net als de rechtbank in eerste aanleg, tot het oordeel dat een gynaecoloog en een assistent-gynaecologie, niet in opleiding niet onzorgvuldig hebben gehandeld. Onzorgvuldig handelen was gesteld omdat de dochter van de appellanten in kwestie (de ouders) geboren is met een gebroken bovenarm rechts en een zenuwbeschadiging rechts (bekend als erbse parese). Er was bij de bevalling sprake van een schouderdystocie. 20-08-2019
- Gerechtshof Den Haag Twee huisartsen worden door het Gerechtshof Den Haag veroordeeld tot het verstrekken van een afschrift van het medisch dossier van een overleden vrouw aan haar zoon. Van belang is dat het hof ervan uitgaat dat de vrouw bij leven daarvoor schriftelijk haar toestemming heeft gegeven. Niet vereist is dat daarnaast dan nog een zwaarwegend belang wordt aangetoond, voor welk oordeel het hof mede wijst op de Wet van 5 juni 2019, Stb. 2019, 224 (nog niet in werking getreden), waarmee een wettelijke regeling is getroffen voor het inzagerecht in het medisch dossier voor een overleden patiënt (art. 7:458a lid 1 BW). 20-08-2019
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat een dochter recht heeft op inzage in het medisch dossier van haar overleden vader. Er is sprake van veronderstelde toestemming alsmede van een zwaarwegend belang – het belang bij een eerlijke verdeling van de nalatenschap tussen de kinderen. Het medisch dossier kan de benodigde opheldering verschaffen die op andere wijze niet kan worden verkregen. 13-08-2019
- Gerechtshof Den Haag Bedrijfsarts oordeelt dat werkneemster eind oktober 2018 weer volledig arbeidsgeschikt kan zijn. Omdat Visio van mening is dat de relatie onherstelbaar beschadigd is, dient zij begin november 2018 een ontbindingsverzoek in. Daarna vraagt werkneemster een deskundigenoordeel aan bij het UWV. Enkele dagen na de zitting bij de kantonrechter oordeelt de UWV-deskundige dat werkneemster nog steeds arbeidsongeschikt is. Enkele dagen daarna oordeelt de kantonrechter, zonder het deskundigenoordeel te kennen, dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding en dat er geen opzegverbod is. Het hof oordeelt daarentegen dat werkneemster nog steeds arbeidsongeschikt was en dat het opzegverbod dus wel geldt en dat er mogelijk een verband is tussen de psychische problematiek en haar gedrag, waardoor de relaties zijn verstoord. De kantonrechter had dus niet mogen ontbinden. Herstel dienstverband zou eigenlijk uitgesproken moeten worden maar ligt vanwege de ernstig verstoorde relatie niet in de rede en ter compensatie daarvan wordt, naast de reeds toegekende transitievergoeding (€ 26.423,19 bruto), ook een billijke vergoeding (€ 22.500 bruto) toegekend. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de duur van het dienstverband, de te verwachten duur van de resterende ziekteperiode, de (onzorgvuldige) handelwijze van Visio, de hoogte van de uitkering en de hoogte van de transitievergoeding. Het onjuiste oordeel van de bedrijfsarts komt voor risico van Visio. 06-08-2019
- Gerechtshof Den Haag Een manager frontoffice bij GGZ Delfland blijkt niet alleen voor zichzelf en ten laste van GGZ zaken te hebben aangeschaft, maar ook voor leveranciers advieswerkzaamheden te hebben verricht, welke werkzaamheden door die leveranciers aan hem werden betaald en door die leveranciers in de facturen aan GGZ werden verwerkt. Werknemer heeft gefraudeerd met facturen door samenwerking met drie externe partijen. De omvang van de schade wordt door werkgever deels onderbouwd door middel van facturen en getuigenverklaringen. De stelling van GGZ dat werknemer alle door GGZ gestelde schade door middel van bewijs moet ontkrachten gaat niet op. Voor omkering van de bewijslast is geen reden. GGZ moet al haar schade bewijzen. Werknemer dient aan GGZ te vergoeden € 330.413,15. 21-05-2019
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Bij zorgorganisatie De Trans mogen bepaalde cliënten alleen gemalen voedsel eten. Een zorgcoördinator geeft enkele cliënten, ondanks eerdere waarschuwingen, een (niet gemalen) stuk chocola. De zorgcoördinator handelt daarmee, gegeven het grote belang van het geldende voedingsvoorschrift (risico op verslikken met fataal gevolg), ernstig verwijtbaar. Nadat de kantonrechter heeft ontbonden zonder zich uit te laten over de transitievergoeding, wordt door het hof de transitievergoeding ontzegd. 20-05-2019
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Verloskundige, in dienst bij Tjongerschans, valt in 2014 uit wegens arbeidsongeschiktheid. Tot december 2016 verloopt volgens het UWV de re-integratie goed. Echter in juli 2017 beoordeelt het UWV de re-integratie-inspanningen van Tjongerschans als onvoldoende omdat door de re-integratie ook een functioneringstraject loopt en daarover grote onduidelijkheden zijn. Uiteindelijk wil werkneemster terugkeren in haar functie maar Tjongerschans weigert dat vanwege een verstoorde verhouding (de vakgroep zou geen vertrouwen in haar hebben). Tjongerschans verzoekt en verkrijgt een ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de transitievergoeding. Het hof kent ook een billijke vergoeding toe omdat Tjongerschans ernstig verwijtbaar heeft gehandeld doordat het ziekenhuis werkneemster op een onvoldoende duidelijk kenbaar gemaakte wijze tijdens een re-integratieprocedure in een verbetertraject heeft 'gezogen' dat (mede) ten doel had om vermeend disfunctioneren te verbeteren. Omdat te verwachten valt dat, mede vanwege de tussen partijen gerezen problemen, het dienstverband toch niet veel langer zou hebben geduurd dan één á twee jaar en werkneemster inmiddels andere, tijdelijke, werkzaamheden heeft gevonden, beperkt het hof de billijke vergoeding tot bruto € 10.000 (naast de reeds eerder toegekende transitievergoeding van bruto € 23.723,56). 20-05-2019
Rechtbank
- Rechtbank Limburg Radioloog wil in loondienst treden bij het MSB van het Laurentius Ziekenhuis, maar het MSB van het Zuyderland ziekenhuis en het Zuyderland Ziekenhuis willen dat voorkomen met een beroep op het concurrentiebeding dat is gesloten tussen de radioloog en haar praktijkvennootschap enerzijds en het MSB van het Zuyderland Ziekenhuis anderzijds. De voorzieningenrechter oordeelt dat het aangaan van een loondienstverband bij een concurrerend ziekenhuis niet gelijk is aan de formulering zoals die in het beding is opgenomen, te weten een 'directe en indirecte participatie in zorgaanbod dat concurreert met de overgedragen opdracht' en dat het ook niet de bedoeling van partijen was om dat wel gelijk te schakelen. In het beding staat dat de specialist niet mag meewerken aan 'een zorgaanbod dat concurreert met de Opdracht'. Onder ‘de Opdracht’ verstaat de rechter 'het verlenen van medisch-specialistische zorg op het gebied van het specialisme van de medisch specialist ten behoeve van het MSB'. Onder 'zorgaanbod' verstaat de rechter 'het zorgaanbod van het MSB of de opdrachtgever, te weten het geheel aan (mogelijke) behandelovereenkomsten met (potentiële) patiënten'. De radioloog is een ondersteunend specialist. Hij heeft geen poortfunctie en (dus) geen eigen patiënten. De radioloog kan geen patiënten 'meenemen'. De radioloog neemt, door in loondienst te treden bij het Laurentius ziekenhuis, wel deel aan het zorgaanbod, maar als radioloog kan zij haar 'opdracht' niet meenemen naar het Laurentius ziekenhuis. Van een concurrerend zorgaanbod is bij het medisch specialisme radiologie aldus geen sprake. De radioloog mag bij het MSB van het Laurentius Ziekenhuis in dienst treden. 14-08-2019
- Rechtbank Gelderland Wanneer een voorwaardelijke machtiging is geconverteerd in een voorlopige machtiging kan een patiënt geen gebruik meer maken van de door artikel 14b Wet Bopz geboden mogelijkheid om de rechtbank te vragen de aan de voorwaardelijke machtiging verbonden voorwaarden te wijzigen. In dit concrete geval is geen sprake van de door de patiënt gestelde eenzijdige wijziging van de aan de voorwaardelijke machtiging verbonden voorwaarden. 02-08-2019
- Rechtbank Noord-Holland Neuroloog heeft in strijd gehandeld met artikel 7:453 BW. De kantonrechter sluit aan bij het oordeel van de tuchtrechter. Niet betwist is dat het beloop van de ziekte van de overledene niet anders zou zijn geweest. De gevorderde schade op grond van artikel 6:108 BW wordt afgewezen bij gebrek aan causaal verband met de verweten gedraging. De gevorderde schade op grond van artikel 6:106 en 6:107 BW wordt eveneens afgewezen. 24-07-2019
- Rechtbank Den Haag De moeder van een meerderjarige patiënt heeft GGZ-instelling de Rivierduinen in haar hoedanigheid van curator aansprakelijk gesteld. Een en ander is gebeurd naar aanleiding van het feit dat haar zoon grote bedragen geld heeft overgemaakt aan vrouwen in het buitenland. De moeder is het uiteindelijk gelukt om haar zoon onder bewind gesteld te krijgen en kort erna is zij curator geworden. Zij vindt echter dat Rivierduinen haar beter had moeten informeren over de mogelijkheden daartoe en ook overigens vindt zij dat zij onvoldoende medewerking heeft gekregen van Rivierduinen in dat kader. De rechtbank heeft alle vorderingen afgewezen en zich daarbij bediend van een uitvoerige motivering. 17-07-2019
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Verweerder, kaakchirurg, krijgt een waarschuwing opgelegd wegens het afbreken van een behandelingsovereenkomst zonder gewichtige reden. Klaagster wenste wegens haar geloofsovertuiging niet de hand te schudden van verweerder bij binnenkomst van de behandelruimte. Verweerder schrok hiervan en brak de behandeling af, zonder in overleg met klaagster naar een passende oplossing te zoeken. Het RTG acht dit onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. 13-08-2019
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Verweerder is arts en apotheker en is in een strafrechtelijk onderzoek als getuige-deskundige benoemd om te onderzoeken en te rapporteren. Klager geeft een contra-expertise over het rapport van verweerder. Verweerder laat zich vervolgens hierover uit en legt dit voor aan de rechter-commissaris. Klager verwijt daarop verweerder dat hij zich onwaar en onnodig grievend jegens klager heeft uitgelaten, zowel in persoon als in de hoedanigheid van wetenschapper. Het RTG oordeelt dat het handelen van verweerder te ver is gegaan en dat hij onvoldoende professionele distantie heeft betracht. Omdat klager echter de reactie van verweerder heeft uitgelokt en de reactie doel diende in een strafzaak, is dit niet tuchtrechtelijk aan te rekenen aan verweerder. De klacht is ongegrond. Klager is in beroep gegaan tegen de beslissing. Het CTG oordeelt, anders dan het RTG, dat de klacht gegrond is, maar legt geen maatregel op. Het CTG heeft in de beslissing meegewogen het feit dat klager zich op zijn beurt ook onnodig grievend heeft uitgelaten over de persoon van verweerder en daarmee evenmin voldoende professionele distantie heeft betracht. 13-08-2019
Uitspraken zonder ECLI
- Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden Een uit een aantal fusie-organisaties ontstane zorgaanbieder heeft te maken met 21 lokale cliëntenraden die functioneren op basis van uiteenlopende regelingen die in het verleden onder de verschillende rechtsvoorgangers van de zorgaanbieder zijn vastgesteld. Een zorgaanbieder wil een nieuwe (uniforme) samenwerkingsovereenkomst met alle cliëntenraden sluiten en een nieuwe (uniforme) faciliteringsregeling opstellen. Alle cliëntenraden hebben verzwaard advies kunnen uitbrengen over de voorgestelde nieuwe regelingen, waarbij een aantal cliëntenraden en de centrale cliëntenraad over enkele artikelen uit de nieuwe regelingen een verzwaard advies hebben uitgebracht dat de zorgaanbieder niet voornemens is op te volgen. De zorgaanbieder vraagt de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden te beoordelen of hij in redelijkheid kan besluiten deze samenwerkingsovereenkomst en faciliteringsregeling inclusief de in dit geschil voorgelegde bepalingen vast te stellen en in te voeren en de verzwaarde adviezen niet op te volgen. De Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden oordeelt dat de uniforme samenwerkingsovereenkomst en faciliteringsregeling van de zorgaanbieder aangemerkt dient te worden als modelregeling waar in specifieke situaties beargumenteerd van afgeweken zal moeten kunnen worden. Voor zover cliëntenraden in het adviestraject hebben aangegeven zich te conformeren aan de voorgestelde regelingen, kan de zorgaanbieder overgaan tot vaststelling van deze nieuwe artikel 2 Wmcz-regelingen, waarbij de reikwijdte per cliëntenraad gedefinieerd dient te worden door invulling van het instellingsbegrip en met inachtneming van de beoordeling van de commissie van vertrouwenslieden van de bestreden artikelen. 2019-07-26
- Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden Een zorgaanbieder is van plan om voor de intramurale zorginstellingen de textielservice te gaan uitbesteden aan een externe partij, waarbij de nieuwe regeling is uitgewerkt in een projectplan en voorgelegd aan de cliëntenraden van de zorgaanbieder. Een van de cliëntenraden heeft een negatief verzwaard advies uitgebracht en de zorgaanbieder verzoekt de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden om te beoordelen of hij in redelijkheid kan besluiten om de regeling uit te voeren voor alle intramurale zorginstellingen. De Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden oordeelt dat de zorgaanbieder in redelijkheid kan besluiten over te gaan tot invoering van de nieuwe waskostenregeling zoals omschreven in het projectvoorstel met de bijbehorende toelichting in de adviesprocedure. 2019-08-05
- Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg Cliënt stelt dat de zorgaanbieder zonder toestemming informatie aan zijn ex-echtgenote heeft meegedeeld en vordert een vergoeding voor geleden materiële en immateriële schade. De zorgaanbieder voert aan dat het over de cliënt gunstige informatie betrof. De interne klachtencommissie van de zorgaanbieder heeft de klachten van cliënt gegrond verklaard. De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg sluit zich hierbij aan. Het gegeven dat het voor de cliënt gunstige informatie betrof neemt niet weg dat de zorgaanbieder zich had moeten onthouden van het doen van een uitspraak. De commissie kent een vergoeding toe voor een deel van de geleden materiële schade. 2019-04-04
- Scheidsgerecht Gezondheidszorg Het ziekenhuis verzocht de arbeidsovereenkomst met een internist-intensivist te ontbinden op grond van verstoorde verhouding. De medisch specialist heeft een uitstekend dienstverleden, maar de relatie met zijn vakgroepgenoten raakte verstoord. Het Scheidsgerecht Gezondheidszorg ontbindt zoals door het ziekenhuis verzocht, omdat er inmiddels sprake is van een onherstelbaar verstoorde relatie tussen de specialist en zijn overige vakgroepgenoten, maar oordeelt tevens dat de raad van bestuur ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Er is immers te weinig gedaan om de relatie te herstellen en de specialist is door de handelwijze van het ziekenhuis beschadigd. Naast de transitievergoeding van ruim € 76.000 wordt daarom ook een billijke vergoeding van € 75.000 toegekend, alsmede een vergoeding voor kosten rechtsbijstand van € 10.000. Ook wordt het ziekenhuis opgelegd om de specialist gedurende de opzegtermijn vrij te stellen en om aan de medewerkers van de IC schriftelijk te laten weten dat de arbeidsovereenkomst is ontbonden maar dat het scheidsgerecht heeft geoordeeld dat de specialist niets te verwijten valt. 2019-03-08
- Scheidsgerecht Gezondheidszorg Radioloog, 57 jaar oud, is ruim twintig jaar aan het ziekenhuis verbonden, eerst als vrijgevestigd medisch specialist en sinds 2016 op basis van een arbeidsovereenkomst. Na klachten over zijn functioneren in 2017 heeft het ziekenhuis tevergeefs een ontbindingsprocedure gevoerd. Daarna is op basis van het 'Reglement mogelijk disfunctionerend medisch specialist' een interne en vervolgens een externe commissie ingesteld. Die onderzoeken leidden tot de conclusie dat er sprake was van disfunctioneren en daarom werd opnieuw een ontbindingsprocedure gevoerd. Het Scheidsgerecht Gezondheidszorg oordeelt dat de casuïstiek in beide procedures in feite hetzelfde is, maar dat de rapportages van beide commissies wellicht nieuw licht op de zaak kunnen werpen. Uiteindelijk blijkt dat onvoldoende te zijn en wordt door het Scheidsgerecht veel waarde gehecht aan het feit dat slechts een deel van de vakgroep de radioloog per se weg wilde hebben. Ook wordt veel waarde gehecht aan het uitstekende arbeidsverleden en de invloed van de (mogelijke) burn-out. Onvoldoende staat vast dat sprake is van een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding en volgens het Scheidsgerecht heeft het ziekenhuis te weinig gedaan om tot een normalisering van de verhoudingen te komen. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen en er wordt een vergoeding voor kosten rechtsbijstand toegewezen van € 30.000. 2019-03-07