Naar boven ↑

Update

Nummer 14, 2019
Uitspraken van 07-07-2019 tot 17-07-2019
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er de onderhavige voor u uit.

Ex nunc en ex tunc, enkelvoudig en meervoudig
Het betreft een uitspraak van de Hoge Raad in een Bopz-kwestie (GZR 2019-0186). Aan de uitspraak ligt de opname van een patiënt ten grondslag. Hiervoor was een voorlopige machtiging afgegeven en vervolgens een machtiging tot voortgezet verblijf geldig tot 12 augustus 2018. Van de beschikking daartoe ging de betrokkene in cassatie. Hangende het cassatieberoep verleende de rechtbank opnieuw een machtiging tot voortgezet verblijf met een geldigheidsduur van een jaar, op basis van dezelfde grond (schizofrenie en middelengebruik). Tegen deze tweede beschikking werd geen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad vernietigde vervolgens de eerste beschikking van de rechtbank omdat, kort gezegd, de rechtbank haar oordeel dat bij betrokkene sprake is van schizofrenie en dat ten gevolge van de stoornissen gevaar bestond, onvoldoende had gemotiveerd. Na de verwijzing verleende de rechtbank opnieuw een machtiging met een geldigheidsduur tot en met 12 augustus 2018. De rechtbank overwoog dat er geen grond bestond om ‘ex nunc’ te toetsen en de zaak aan te houden voor een nieuwe geneeskundige verklaring. Ook overigens was aan de voorwaarden voldaan, aldus de rechtbank.
De rechtbank heeft, alvorens haar beschikking te geven, de zaak mondeling behandeld. Deze behandeling heeft plaatsgevonden door een enkelvoudige kamer. Aan het begin van de zitting heeft de rechter, blijkens het van de zitting opgemaakte proces-verbaal, medegedeeld dat de zaak zou worden beslist door een meervoudige kamer. De beschikking van de rechtbank is gegeven door een meervoudige kamer, waarvan de rechter die de zaak mondeling heeft behandeld deel uitmaakte.
De betrokkene ging vervolgens in cassatie.
De Hoge Raad overwoog dat indien na cassatie en verwijzing opnieuw moet worden beslist over de verlening van een machtiging op een tijdstip dat binnen de geldigheidsduur van de (opnieuw) te verlenen machtiging valt, de rechtbank haar beslissing dient te nemen op basis van de feiten en omstandigheden die zich ten tijde van die beslissing voordoen (‘ex nunc’) (zie onder meer HR 23 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9346). Dat was niet het geval en dus mocht de rechtbank ‘ex tunc’ toetsen of voldoende grond bestond voor het verlenen van de verzochte machtiging (zie ook HR 24 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2292).
Wat de procedurele gang van zaken betreft, overwoog de Hoge Raad dat bij een meervoudige beslissing in een zaak partijen steeds recht hebben op een mondelinge behandeling ten overstaan van de meervoudige kamer (HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3076, r.o. 3.4.2), tenzij: (a) verwijzing naar de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden door en naar aanleiding van een eerdere enkelvoudige behandeling; (b) de meervoudige kamer besluit de betrokken patiënt te laten horen door een rechter-commissaris.
In die gevallen hebben partijen echter ook steeds het recht om een mondelinge behandeling te vragen ten overstaan van de meervoudige kamer, maar ze kunnen er ook afstand van doen. Dit moet dan wel voldoende duidelijk zijn en begrepen. Dat laatste was hier niet het geval en dus volgde vernietiging en terugverwijzing.

Commentaren
Ook wijs ik u graag op een nieuw commentaar van Xandra Ras. Haar commentaar ziet op de Wet van 22 mei 2019, houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot de medezeggenschap van cliënten in zorginstellingen (Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018), Stb. 2019, 215. Xandra richt zich in het commentaar op de wijzigingen met betrekking tot de behandeling van geschillen tussen cliëntenraad en zorginstelling. Voorts staat zij stil bij de vergoeding van de juridische bijstand bij de behandeling van geschillen bij de commissie van vertrouwenslieden en de vergoeding van de kosten ingeval de cliëntenraad een geschil voorlegt aan de burgerlijke rechter.

Scripties
Er zijn weer nieuwe scripties!
Ik wijs u op de scriptie van Joëlle Duran (UvA). Joëlle heeft de volgende onderzoeksvraag beantwoord: ‘Wat is een juiste toepassing van de juridische voorwaarden die gelden met betrekking tot de toestemming van patiënten bij het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in een noodsituatie en is aanpassing van de Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met mensen wenselijk?’
Ik wijs u ook op de scriptie van Sara Brink (UvA). Sara deed onderzoek naar de rechtspositie van onverzekerde EU-ingezetenen en onverzekerde niet-EU-ingezetenen in Nederlandse ziekenhuizen met betrekking tot de verlening van geneeskundige zorg.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Volgende nieuwsbrief
In verband met de zomervakantie verschijnt de eerstvolgende nieuwsbrief op 16 augustus 2019.

Ik wens u een heel lange, zonnige en ontspannen periode toe!

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR-Updates

Hoge Raad

Rechtbank

Tuchtcolleges

Uitspraken zonder ECLI