Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Tarief niet-gecontracteerde zorg; het blijft een discussie
De eerste zaak die ik onder uw aandacht wil brengen betreft een uitspraak naar aanleiding van de aan de rechter voorgelegde vraag over hoe de vergoeding in het geval van een naturapolis bij niet-gecontracteerde zorg berekend dient te worden (GZR 2019-0140). De zaak werd aanhangig gemaakt door Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze en richtte zich tegen een aantal zorgverzekeraars. De stichting vorderde – kort samengevat – een verklaring voor recht waaruit volgt dat zorgverzekeraars bij de berekening van de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg het marktconforme tarief, zoals bepaald in artikel 2.2 lid 2 onder b van het Besluit zorgverzekering, als uitgangstarief moeten nemen. Ook vorderde zij de verklaring voor recht dat de zorgverzekeraars geen generiek, zorgkosten afhankelijk en typeafhankelijk kortingspercentage mogen hanteren.
De Rechtbank Gelderland stelde voorop dat het hinderpaalcriterium nog steeds geldend recht is en dat zal blijven zolang artikel 13 van de Zorgverzekeringswet ongewijzigd blijft. Vervolgens oordeelde de rechtbank dat bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van niet-gecontacteerde zorg minimaal de kosten van de gecontracteerde zorg als uitgangspunt moeten worden genomen. Dit betekent dat het gewogen gemiddeld gecontracteerde tarief is toegestaan, maar niet dat dit verplicht is; andere vormen zijn ook mogelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank is het generieke kortingspercentage van 25-30 procent dat in de praktijk door de zorgverzekeraars wordt gehanteerd, niet toegestaan. De complexiteit van de extra kosten die niet-gecontracteerde zorg met zich meebrengt, de verschillen per zorgtype en zorgverzekeraar, en de wijzen van inkopen maken dat er niet één generiek kortingspercentage is vast te stellen. Zorgverzekeraars moeten dit per zorgtype nader bepalen. Ook hierbij dient rekening te worden gehouden met het hinderpaalcriterium. Daarbij oordeelde de rechtbank dat het zorgverzekeraars met het oog op het hinderpaalcriterium niet is toegestaan om in individuele gevallen het vergoedingspercentage te verhogen, indien een verzekerde aangeeft dat de hoogte van het vergoedingspercentage maakt dat de verzekerde de behandeling niet kan afnemen bij een zorgaanbieder naar keuze. Een dergelijke werkwijze is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met artikel 13, vierde lid, van de Zorgverzekeringswet, waaruit volgt dat de wijze van berekening van het vergoedingspercentage voor alle verzekerden, die in eenzelfde situatie eenzelfde vorm van zorg of diensten behoeven, gelijk dient te zijn.
Omdat de rechtbank ook van oordeel was dat het niet aan de rechter is om één algemeen kortingspercentage te bepalen, zijn de vorderingen afgewezen.
College van Medisch Toezicht heeft niet de bevoegdheid een verbod tot herinschrijving uit te spreken
Het benadrukken waard is ook een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (GZR 2019-0142). Het ging in deze zaak om een arts bekend met een verslavingsgeschiedenis van bijna twintig jaar. Hij schreef herhaaldelijk Opiumwetgeneesmiddelen voor zichzelf voor. Nadat de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) hiermee bekend raakte werd naar de arts onderzoek verricht. Het onderzoek werd gekenmerkt door het niet-nakomen van afspraken en het niet-reageren op verzoeken van de IGJ. De BIG-registratie van de arts werd in januari 2018 doorgehaald in verband met het niet-voldoen aan de eisen van herregistratie. De IGJ, bang dat de man in het buitenland zou gaan werken, wendde zich kort daarvoor al tot het College van Medisch Toezicht (CMT) met het verzoek een voorziening te treffen strekkende tot het verwijderen van de arts uit het BIG-register of strekkende tot het aan hem ontzeggen van het recht opnieuw te worden ingeschreven. Het CMT sprak vervolgens het verbod uit tot herinschrijving van de arts, ook al is dit college daar ingevolge de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG oud) niet toe bevoegd. De arts kwam hiervan in beroep en terecht, aldus het Centraal Tuchtcollege. Artikel 80 Wet BIG kent die mogelijkheid niet toe aan het CMT. Wat wel kan is de BIG-registratie laten doorhalen – de arts was nog ingeschreven toen de IGJ de voordracht aan het CMT deed – en bij dat verzoek heeft de IGJ belang, aldus het Centraal Tuchtcollege.
Niet melden calamiteit leidt tot een gematigde boete
De laatste zaak die ik belicht betreft een oordeel van de Rechtbank Rotterdam over een ‘calamiteit’ (GZR 2019-0145). In deze zaak stond de vraag centraal of de Inspectie voor de gezondheidszorg en jeugd (IGJ) bevoegd was om het ziekenhuis in kwestie een boete op te leggen voor het niet-melden van een calamiteit. Naar de mening van de IGJ had gemeld moeten worden dat een van de patiënten uit bed was gevallen met een hersteloperatie tot gevolg. De rechter was het daarmee eens en oordeelde dat een redelijk handelend arts kon begrijpen dat er in deze situatie sprake was van een calamiteit en dat deze dus gemeld had moeten worden. Er was sprake van een ernstig schadelijk gevolg, ook al was geen sprake van blijvend letsel.
De rechter ging wel over tot matiging van de boete, omdat er volgens de rechtbank sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Het ziekenhuis heeft zich transparant opgesteld tegenover de patiënt, het niet-melden is niet bewust gedaan en in 2014 ontbrak het aan raadpleegbare informatie over het begrip ‘calamiteit’.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend en een ontspannen Pinkstermaandag.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Rechtbank
- Rechtbank Limburg In deze zaak beslist de rechter-commissaris tot doorbreking van het verschoningsrecht door kennisname van camerabeelden toe te staan, gelet op de ernst van de feiten, het feit dat de informatie niet op andere wijze kan worden verkregen, het feit dat de opname van de verdachte in de instelling algemeen bekend is en gelet op de geringe inbreuk. 22-05-2019
- Rechtbank Rotterdam Een patiënte stelt zich op het standpunt dat haar psychiater onzorgvuldig heeft gehandeld door geen onderzoek te doen naar schildklierafwijkingen. Onderzoek was noodzakelijk omdat haar antipsychotica zijn verstrekt. De Rechtbank Rotterdam volgt haar daarin niet; er waren ten tijde van de behandeling geen afwijkingen die duidden op een schildklierprobleem. Onderzoek kon dan ook niet worden verwacht. 22-05-2019
- Rechtbank Gelderland Een kliniek voor plastische chirurgie vordert in kort geding afgifte van patiëntendossiers door Ziekenhuis Sint Jansdal. Tevens vordert de kliniek dat Ziekenhuis Sint Jansdal stopt met het benaderen van haar patiënten om deze over te halen om de overstap naar het ziekenhuis te maken. Daarnaast wil zij een rectificatie op de website van Ziekenhuis Sint Jansdal. Het ziekenhuis op zijn beurt eist een rectificatie door de kliniek, die onrechtmatige uitlatingen in de media zou hebben gedaan. Alle vorderingen worden afgewezen. 21-05-2019
- Rechtbank Noord-Holland Uit de tekst van artikel 2 lid 1 en lid 2 Wet Bopz volgt niet dat in alle gevallen op het moment van het nemen van de beslissing op een verzoek om een voorlopige machtiging helder hoeft te zijn welke diagnose precies op betrokkene van toepassing is. 21-05-2019
- Rechtbank Oost-Brabant Wanneer kunnen fouten van medewerkers van een instelling, welke fouten tot de dood van een patiënt hebben geleid, aan de instelling worden toegerekend en treft de instelling persoonlijk schuld? 20-05-2019
- Rechtbank Rotterdam Centraal in deze zaak staat de vraag of de Inspectie voor de gezondheidszorg en jeugd (IGJ) bevoegd was om Stichting X een boete op te leggen voor het niet-melden van een calamiteit. De rechter oordeelt dat een redelijk handelend arts kon begrijpen dat er in deze situatie sprake was van een calamiteit en dat deze dus gemeld had moeten worden. De rechter matigt de boete van de IGJ wel, omdat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid vanwege transparantie naar de patiënt en het ontbreken van raadpleegbare informatie over het begrip calamiteit. 16-05-2019
- Rechtbank Gelderland In deze zaak wordt een uitspraak gevraagd over de vraag hoe de vergoeding in het geval van een naturapolis bij niet-gecontracteerde zorg berekend dient te worden: welk tarief dient als uitgangstarief te worden gehanteerd en op basis van welke criteria en met inachtneming van welke grenzen mag op dit uitgangstarief welke korting in mindering worden gebracht? Als uitgangstarief dienen de zorgverzekeraars minimaal de kosten van de gecontracteerde zorg te hanteren, waarbij toepassing van het ongewogen gemiddeld gecontracteerde tarief niet is toegestaan maar toepassing van het gewogen gemiddeld gecontracteerde tarief wel. Het is niet aan de rechtbank om één algemeen kortingspercentage te bepalen. In deze procedure oordeelt de Rechtbank Gelderland dat het zorgverzekeraars op grond van artikel 13 Zvw niet is toegestaan om één vast kortingspercentage (de zogenoemde 'vlaktaks') toe te passen bij het bepalen van het vergoedingspercentage voor niet-gecontracteerde zorg. Aangezien de rechtbank van oordeel is dat het niet aan de rechter is om het vergoedingspercentage in zijn algemeenheid te berekenen worden de vorderingen afgewezen. 01-02-2019
- Rechtbank Rotterdam Zorgverzekeraars weigeren generiek de als medisch-specialistische gedeclareerde prestaties (revalidatiezorg) te vergoeden. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet onrechtmatig nu Ciran een werkwijze hanteerde die geen recht geeft op een vergoeding op de grondslag van medisch- specialistische revalidatiezorg. Afwijking van het Algemeen Beroepskader (ABK) is onder omstandigheden geoorloofd maar mag niet structureel zijn en dient beperkt te blijven tot individuele gevallen waarbij gemotiveerd dient te worden aangegeven waarom wordt afgeweken van het ABK. Daarnaast is ook de verslaglegging van Ciran onvoldoende geweest. 30-01-2019
Centrale Raad van Beroep
Tuchtcolleges
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Het CTG oordeelt, anders dan het RTG, dat een periode van zes weken tussen het indienen van een klacht door een patiënte en het opnemen van contact door de huisarts te lang is. Gezien de concrete omstandigheden valt verweerster hiervan echter geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. 21-05-2019
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klaagsters verwijten verweerder (als basisarts werkzaam in een verpleeghuis) onder meer ten onrechte morfine te hebben toegediend aan hun wilsonbekwame tante. Het RTG is van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond. 30-04-2019
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Verweerster, werkzaam in twee verschillende huisartsenpraktijken, schendt het beroepsgeheim door informatie uit de ene praktijk te delen met assistenten van de andere huisartsenpraktijk. Het RTG legt de maatregel van berisping op. 25-04-2019
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Een arts die bekend is met een verslavingsgeschiedenis van bijna twintig jaar en die herhaaldelijk Opiumwetgeneesmiddelen voor zichzelf voorschreef is door het College van Medisch Toezicht ongeschikt geacht voor het uitoefenen van zijn beroep. De BIG-registratie van de arts is op 8 januari 2018 doorgehaald wegens het niet-voldoen aan de herregistratievereisten. Het CMT acht zich gerechtigd, zoals het eerder in een vergelijkbaar geval reeds heeft gedaan, de IGJ te ontvangen in haar voordracht en in het verlengde daarvan een verbod op herinschrijving uit te spreken, ook al vermeldt de wet strikt genomen die mogelijkheid op dit moment niet. Het CTG oordeelt in beroep dat het door het CMT opgelegde verbod op herinschrijving wettelijke grondslag mist. Het CTG vernietigt de uitspraak en beveelt doorhaling van de inschrijving in het BIG-register en aantekening van deze doorhaling in het register. Daarnaast beveelt het CTG dat de maatregel onmiddellijk van kracht wordt. 11-04-2019
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Een huisarts heeft een berisping opgelegd gekregen wegens het onterecht niet doorsturen van een patiënt naar een specialist, ondanks duidelijke klachten. De huisarts heeft onvoldoende aandacht gehad voor de patiënt en na diens overlijden onterecht nagelaten zich ervan te vergewissen of er nabestaanden waren. 24-01-2019
Uitspraken zonder ECLI
- Geschillencommissie ziekenhuizen Onduidelijkheid in de statusvoering leidt tot vergoeding immateriële schade. 2018-12-20
- Scheidsgerecht Gezondheidszorg Een ziekenhuis/maatschap ontzegt een intensivist met onmiddellijke ingang de toegang tot het ziekenhuis, omdat een vertrouwensbreuk is ontstaan tussen de intensivist en de overige maten. De intensivist vordert ten overstaan van het Scheidsgerecht onverwijlde stopzetting van de toegangsontzegging. Hij voert hiertoe aan dat hij overeenkomstig de bepalingen van de maatschapsovereenkomst heeft gehandeld. Het Scheidsgerecht oordeelt dat dit niet het geval is, nu door verschillende gedragingen over en weer het wederzijds vertrouwen ontbreekt. Derhalve kan geen verdere samenwerking worden verwacht. 2019-04-15
- Geschillencommissie ziekenhuizen Cliënt voert aan dat hij voorafgaand aan de operatie bij een liesbreuk niet is ingelicht over twee verschillende operatiemethodes en dat hem een keuze is onthouden. Daarnaast is tijdens de operatie een fout gemaakt met als gevolg een darmperforatie. Cliënt verlangt een vergoeding voor geleden materiële en immateriële schade. Het ziekenhuis stelt dat uit het medisch dossier informed consent over de gekozen TEP-methode blijkt en dat geen sprake is van onzorgvuldig handelen door het ziekenhuis. De Geschillencommissie Ziekenhuizen oordeelt dat het verschil in methodes is uitgelegd en dat een causaal verband tussen de uitgevoerde operatie en de perforatie onvoldoende aanwezig is. De klacht wordt ongegrond verklaard. 2019-02-12