Naar boven ↑

Update

Nummer 10, 2019
Uitspraken van 10-05-2019 tot 23-05-2019
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Kinderrechter bepaalt in welke instelling minderjarige jeugdhulp dient te ondergaan
Een eerste uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, ziet op de plaatsing van een minderjarige in een instelling voor gesloten jeugdhulp (GZR 2019-126). Voor de minderjarige is eerder een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van vier weken. Op basis van deze spoedmachtiging verblijft de minderjarige bij Horizon. De betrokken GI verzoekt, met instemming van de ouders met gezag, een machtiging om de minderjarige (weer) op de gesloten afdeling van Transferium te laten opnemen. De GI was en is van mening dat er contra-indicaties zijn voor plaatsing van de minderjarige bij Horizon en vreest dat de veiligheid van de minderjarige in die instelling niet is gewaarborgd. Horizon is van mening dat zij de minderjarige de benodigde veiligheid en geslotenheid wel kan bieden. De kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat voldaan is aan de voorwaarden voor het verlenen van een machtiging voor gesloten jeugdhulp. Ook ziet de kinderrechter aanleiding om de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor plaatsing op Transferium.

Geen afgeleid klachtrecht voor moeder van overleden dochter
Een tweede uitspraak die ik voor u uitlicht, is afkomstig van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag (GZR 2019-127). Een moeder dient een klacht in tegen de huisarts van haar overleden dochter, die leed aan een borderline-persoonlijkheidsstoornis. De moeder verwijt de huisarts dat hij te veel en te zware medicatie heeft voorgeschreven en zij vermoedt dat deze medicatie heeft geleid tot de dood van haar dochter. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven heeft moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht, omdat niet kan worden uitgegaan van een afgeleid klachtrecht. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag (hierna: CTG) bekrachtigt deze uitspraak. Het CTG oordeelt dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven te twijfelen aan de veronderstelling dat de nabestaande de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigt. Hierbij laat het CTG zwaar meewegen dat het contact met moeder op initiatief van de dochter zelf volledig is verbroken. Over het afgeleid klachtrecht van nabestaanden bij de tuchtrechter heeft Caroline van der Kolk (VvAA Juridisch Advies en Rechtsbijstand) onlangs een interessante annotatie geschreven (GZR 2019-0011).

Onzorgvuldige verklaring over patiënte ten behoeve van tuchtrechtelijk verweer collega is in strijd met nieuwe tweede tuchtnorm
Een derde uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam (hierna: RTG). Een patiënte heeft een klacht ingediend tegen haar psychiater naar aanleiding van een verklaring die hij over haar heeft opgesteld ten behoeve van het verweer van een collega-psychiater, waartegen de patiënte eveneens een tuchtklacht had ingediend (GZR 2019-137). De patiënte verwijt de psychiater dat de verklaring onzorgvuldig, subjectief en onwaarachtig is en dat de psychiater onethisch heeft gehandeld door bij het opstellen ervan zonder haar toestemming haar medisch dossier te raadplegen. Het RTG stelt voorop dat op het handelen van de psychiater de (nieuwe) tweede tuchtnorm van toepassing is. Bij het opstellen van de verklaring had de psychiater redelijkerwijze kunnen en in ieder geval behoren te begrijpen dat deze gebruikt zou worden in de tuchtprocedure van zijn collega. De psychiater heeft in zijn verklaring een selectieve weergave gegeven van de situatie van patiënte en de vraagstelling van zijn collega te beperkt opgevat. Daarbij heeft hij ten onrechte het aspect dat deze gebruikt zou kunnen worden in de tuchtprocedure tegen zijn collega buiten beschouwing gelaten. Ter zitting heeft de psychiater zich bovendien meer gedistantieerd van het handelen van zijn collega dan uit zijn verklaring blijkt. Door aldus te handelen heeft de psychiater het vertrouwen in de beroepsgroep geschaad, zodat het eerste klachtonderdeel gegrond is. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel heeft de psychiater erkend dat hij het medisch dossier van patiënte niet had mogen inzien zonder haar toestemming. Hij was geen hulpverlener die rechtstreeks was betrokken bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst, zodat sprake is van schending van het medisch beroepsgeheim. Dit klachtonderdeel is eveneens gegrond. Het RTG acht het opleggen van een berisping passend.

Verder wijs ik u op de samenvattingen van een aantal uitspraken betreffende de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) die de afgelopen twee weken in onze database zijn opgenomen.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website. Bijzonder lezenswaardig is de berichtgeving over het vonnis van de Rechtbank Oost-Brabant van 20 mei jl. (ECLI:NL:RBOBR:2019:2829) in de strafzaak tegen een GGZ-instelling te Eindhoven. De rechtbank oordeelt dat de instelling moet worden vrijgesproken van schuld aan de dood van een 29-jarige patiënte. De vrouw overleed in 2013 aan een hartspierontsteking, een zeldzame bijwerking van het middel Clozapine waarvoor zij overgevoelig was. De rechtbank oordeelt dat niet de GGZ-instelling, maar de daar werkzame artsen en verpleegkundigen schuldig zijn aan de dood van de vrouw omdat zij de op hen rustende professionele zorgplicht niet in acht hebben genomen. In 2015 heeft het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven een betrokken psychiater en AIOS reeds de maatregelen van berisping respectievelijk waarschuwing opgelegd (GZR 2015-144 en GZR 2015-145).

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend!

Astrid van der Wal
Redacteur GZR Updates


Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Tuchtcolleges