Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Kinderrechter bepaalt in welke instelling minderjarige jeugdhulp dient te ondergaan
Een eerste uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, ziet op de plaatsing van een minderjarige in een instelling voor gesloten jeugdhulp (GZR 2019-126). Voor de minderjarige is eerder een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van vier weken. Op basis van deze spoedmachtiging verblijft de minderjarige bij Horizon. De betrokken GI verzoekt, met instemming van de ouders met gezag, een machtiging om de minderjarige (weer) op de gesloten afdeling van Transferium te laten opnemen. De GI was en is van mening dat er contra-indicaties zijn voor plaatsing van de minderjarige bij Horizon en vreest dat de veiligheid van de minderjarige in die instelling niet is gewaarborgd. Horizon is van mening dat zij de minderjarige de benodigde veiligheid en geslotenheid wel kan bieden. De kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat voldaan is aan de voorwaarden voor het verlenen van een machtiging voor gesloten jeugdhulp. Ook ziet de kinderrechter aanleiding om de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor plaatsing op Transferium.
Geen afgeleid klachtrecht voor moeder van overleden dochter
Een tweede uitspraak die ik voor u uitlicht, is afkomstig van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag (GZR 2019-127). Een moeder dient een klacht in tegen de huisarts van haar overleden dochter, die leed aan een borderline-persoonlijkheidsstoornis. De moeder verwijt de huisarts dat hij te veel en te zware medicatie heeft voorgeschreven en zij vermoedt dat deze medicatie heeft geleid tot de dood van haar dochter. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven heeft moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht, omdat niet kan worden uitgegaan van een afgeleid klachtrecht. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag (hierna: CTG) bekrachtigt deze uitspraak. Het CTG oordeelt dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven te twijfelen aan de veronderstelling dat de nabestaande de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigt. Hierbij laat het CTG zwaar meewegen dat het contact met moeder op initiatief van de dochter zelf volledig is verbroken. Over het afgeleid klachtrecht van nabestaanden bij de tuchtrechter heeft Caroline van der Kolk (VvAA Juridisch Advies en Rechtsbijstand) onlangs een interessante annotatie geschreven (GZR 2019-0011).
Onzorgvuldige verklaring over patiënte ten behoeve van tuchtrechtelijk verweer collega is in strijd met nieuwe tweede tuchtnorm
Een derde uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam (hierna: RTG). Een patiënte heeft een klacht ingediend tegen haar psychiater naar aanleiding van een verklaring die hij over haar heeft opgesteld ten behoeve van het verweer van een collega-psychiater, waartegen de patiënte eveneens een tuchtklacht had ingediend (GZR 2019-137). De patiënte verwijt de psychiater dat de verklaring onzorgvuldig, subjectief en onwaarachtig is en dat de psychiater onethisch heeft gehandeld door bij het opstellen ervan zonder haar toestemming haar medisch dossier te raadplegen. Het RTG stelt voorop dat op het handelen van de psychiater de (nieuwe) tweede tuchtnorm van toepassing is. Bij het opstellen van de verklaring had de psychiater redelijkerwijze kunnen en in ieder geval behoren te begrijpen dat deze gebruikt zou worden in de tuchtprocedure van zijn collega. De psychiater heeft in zijn verklaring een selectieve weergave gegeven van de situatie van patiënte en de vraagstelling van zijn collega te beperkt opgevat. Daarbij heeft hij ten onrechte het aspect dat deze gebruikt zou kunnen worden in de tuchtprocedure tegen zijn collega buiten beschouwing gelaten. Ter zitting heeft de psychiater zich bovendien meer gedistantieerd van het handelen van zijn collega dan uit zijn verklaring blijkt. Door aldus te handelen heeft de psychiater het vertrouwen in de beroepsgroep geschaad, zodat het eerste klachtonderdeel gegrond is. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel heeft de psychiater erkend dat hij het medisch dossier van patiënte niet had mogen inzien zonder haar toestemming. Hij was geen hulpverlener die rechtstreeks was betrokken bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst, zodat sprake is van schending van het medisch beroepsgeheim. Dit klachtonderdeel is eveneens gegrond. Het RTG acht het opleggen van een berisping passend.
Verder wijs ik u op de samenvattingen van een aantal uitspraken betreffende de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) die de afgelopen twee weken in onze database zijn opgenomen.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website. Bijzonder lezenswaardig is de berichtgeving over het vonnis van de Rechtbank Oost-Brabant van 20 mei jl. (ECLI:NL:RBOBR:2019:2829) in de strafzaak tegen een GGZ-instelling te Eindhoven. De rechtbank oordeelt dat de instelling moet worden vrijgesproken van schuld aan de dood van een 29-jarige patiënte. De vrouw overleed in 2013 aan een hartspierontsteking, een zeldzame bijwerking van het middel Clozapine waarvoor zij overgevoelig was. De rechtbank oordeelt dat niet de GGZ-instelling, maar de daar werkzame artsen en verpleegkundigen schuldig zijn aan de dood van de vrouw omdat zij de op hen rustende professionele zorgplicht niet in acht hebben genomen. In 2015 heeft het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven een betrokken psychiater en AIOS reeds de maatregelen van berisping respectievelijk waarschuwing opgelegd (GZR 2015-144 en GZR 2015-145).
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend!
Astrid van der Wal
Redacteur GZR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Wanneer een voorlopige machtiging wordt verzocht voor iemand die reeds verblijft in een instelling, die niet Bopz-erkend is, dient de geneeskundige verklaring te worden ondertekend door de beoordelende psychiater en niet door de geneesheer-directeur van de niet Bopz-erkende instelling waar betrokkene verblijft. 12-04-2019
- Hoge Raad De Wet Bopz regelt niet binnen welke termijn de rechtbank moet beslissen wanneer de zaak is terugverwezen door de Hoge Raad na vernietiging van een eerdere beschikking van de rechtbank. Leidraad is dan dat artikel 5 EVRM bepaalt dat een beslissing ‘binnen korte tijd’ moet plaatsvinden. Als vuistregel kan worden aangehouden dat die beslissing binnen vier weken na de uitspraak van de Hoge Raad moet komen. Wanneer die nieuwe uitspraak inhoudt dat een second opinion wordt gelast moet binnen twee maanden na het gelasten van de second opinion een einduitspraak gedaan worden, tenzij – zoals hier – tussen alle betrokkenen en de rechtbank een tijdspad wordt afgesproken dat langer duurt. 12-04-2019
- Hoge Raad Wanneer – uit een oogpunt van veiligheid voor de psychiater – het geneeskundig onderzoek plaatsvindt in aanwezigheid van twee beveiligingsmedewerkers, dan is dit toegestaan en levert dit geen schending van de privacy op. Het is niet aan de betrokken patiënt om akkoord te gaan met de aanwezigheid van deze beveiligers. Het verlenen van een voorlopige machtiging onder de opschortende voorwaarde dat de voorlopige hechtenis zal zijn geëindigd, is op zichzelf niet in strijd met artikel 10 lid 1 Wet Bopz, maar dit artikel moet wel strikt worden gehandhaafd, zodat de machtiging niet meer ten uitvoer is te leggen wanneer meer dan veertien dagen na de dagtekening van de beschikking zijn verstreken. 03-04-2019
- Hoge Raad Indien de wijze van elektronisch ondertekenen van de geneeskundige verklaring voldoende betrouwbaar is, kan een elektronische handtekening onder een geneeskundige verklaring gelijk worden gesteld aan een handgeschreven handtekening, als bedoeld in artikel 16 lid 1 Wet Bopz. 29-03-2019
- Hoge Raad Wanneer een Bopz-rechter (enkelvoudig) de zaak verwijst naar de meervoudige kamer, moet de voltallige meervoudige kamer betrokkene opnieuw horen. Er kan grond zijn om van dit uitgangspunt af te wijken (bijvoorbeeld wanneer de komst van zo veel rechters bedreigend overkomt bij betrokkene) en dan kan de meervoudige kamer – waartoe ook de rechter die verwezen heeft dient te behoren – uit zijn midden een rechter-commissaris aanwijzen. 20-03-2019
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Noord-Holland De rechter verleent een machtiging gesloten jeugdhulp en bepaalt, gelet op de uitzonderlijke omstandigheden, in welke instelling de minderjarige de behandeling dient te ondergaan. 30-04-2019
- Rechtbank Midden-Nederland De Wet Bopz beschermt niet alleen het belang van de patiënt, maar ook het belang van de veiligheid van de maatschappij. Vanuit dat laatste belang wordt een voorwaardelijke machtiging verleend voor iemand die eerder klinisch was opgenomen maar steeds ontsnapte als gevolg van een te laag beveiligingsniveau. 08-04-2019
Tuchtcolleges
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klaagster werd bij haar zwangerschap begeleid door een aantal verloskundigen, waaronder verweerster. Een week na betrokkenheid van verweerster is de baby intra-uterien overleden. Klaagster verwijt verweerster dat zij heeft nagelaten haar door te verwijzen voor vervolgonderzoek en dat zij zonder toestemming en wetenschap van klaagster inzage heeft gehad in de onderzoeksresultaten en medische gegevens over klaagster en haar overleden baby in de periode na de behandelrelatie. Het RTG achtte alleen de eerste klacht gegrond. In beroep wordt ook het tweede klachtonderdeel gegrond verklaard. Verweerster wordt een waarschuwing opgelegd. 16-05-2019
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Een arts voert ten onrechte de titel bedrijfsarts, heeft zonder supervisie gewerkt en ziet de onjuistheid van zijn handelen niet in. Daarnaast heeft hij het beroepsgeheim geschonden door zich niet te houden aan het noodzakelijkheidscriterium dat geldt in de bedrijfsgeneeskunde. Hij krijgt een berisping opgelegd. 10-05-2019
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klaagster dient een klacht in tegen verweerder (psychiater) vanwege het opstellen van een onzorgvuldige, subjectieve verklaring over klaagster ten behoeve van het verweer in een tuchtprocedure van een collega-psychiater van verweerder. Het handelen is in strijd met het vertrouwen in de beroepsgroep (nieuwe tweede tuchtnorm). Tevens heeft verweerder het medisch dossier van klaagster ingezien zonder toestemming van klaagster. Het RTG acht beide klachten gegrond en legt de maatregel van een berisping op. 10-05-2019
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen Een uroloog heeft vanwege links-rechtsverwisseling de verkeerde bijbal bij klager verwijderd. Dat was op zich al verwijtbaar omdat de time-out-procedure niet volledig is gevolgd, maar ook heeft verweerder de GOMA-richtlijnen niet in acht genomen en geen zorgvuldige nazorg verleend. Aan de uroloog is een berisping opgelegd. 09-05-2019
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Moeder (klaagster) dient een klacht in tegen de huisarts (verweerder) over de door hem verstrekte medicatie aan haar overleden dochter. Klaagster is niet-ontvankelijk in haar klacht nu er gerede twijfel over bestaat dat zij de wil van haar overleden dochter vertegenwoordigt. Hierdoor kan niet worden uitgegaan van een afgeleid klachtrecht. Het CTG is van oordeel dat het RTG klaagster terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar klacht en verwerpt het beroep. 07-05-2019
Uitspraken zonder ECLI
- Geschillencommissie Huisartsen Verweerster zou klaagster verwijtbaar onzorgvuldig medicatie hebben voorgeschreven. Door het voorschrijven van de medicatie, ondanks een eerdere psychotische periode, is klaagster in de psychiatrie terechtgekomen. Verweerster zou essentiële informatie niet hebben verstrekt en ten onrechte geen vraagtekens hebben gesteld bij de eerder gestelde diagnose. Verweerster heeft nagelaten om de medicatie van klaagster te bewaken. 2018-11-12
- Geschillencommissie Zorg Algemeen Het geschil betreft de gebrekkige nazorg aan cliënte in een zorghotel. De nazorg maakt volgens de Geschillencommissie Zorg Algemeen deel uit van de tussen cliënte en de zorgaanbieder gesloten behandelovereenkomst. Dit betekent dat de tijdens de overnachting geboden zorg ook dient te voldoen aan datgene wat daarvan in redelijkheid mag worden verwacht. Het zorghotel heeft niet gehandeld zoals van hem mocht worden verwacht en wordt derhalve veroordeeld tot betaling van de kosten van de overnachting en verzorging in het hotel. 2018-12-20