Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Deskundigenbericht ter zake dienend
De eerste uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen ziet op de afwijzing van een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht (GZR 2018-0161). Het verzoek was gedaan in een medische aansprakelijkheidskwestie ter beoordeling van de proceskansen van de patiënte. Het hof wees het verzoek af, omdat een deskundigenbericht over de verzochte punten ‘niet ter zake dienend’ zou zijn. De patiënte ging in cassatie en met succes. De Hoge Raad achtte het oordeel van het hof onbegrijpelijk. Bij de rechtbank was immers vastgesteld dat de patiënte ter onderbouwing van haar vordering de chirurg de volgende verwijten had gemaakt:
(i) De chirurg was te snel overgegaan tot het verrichten van een operatieve ingreep, terwijl minder vergaande en minder risicovolle behandelmethoden voorhanden waren.
(ii) De chirurg had de patiënte niet geïnformeerd over de aard van de behandeling en de daaraan verbonden risico's.
(iii) De chirurg had geen alternatieve behandelingen besproken.
De aan de deskundige voorgelegde vragen zagen juist op deze drie punten.
Beoordeling stand van de wetenschap en de praktijk
Een tweede uitspraak die ik wil belichten, betreft een weigering van een zorgverzekeraar om een ingreep door middel van een zogeheten PTED-methode te vergoeden (GZR 2018-0166). De weigering was gelegen in de stelling dat de methode niet tot de stand van de wetenschap en praktijk zou behoren en dus geen deel zou uitmaken van het verzekerde pakket. Dit standpunt was volgens de zorgverzekeraar vervat in standpunten van het Zorginstituut Nederland uit 2006 en 2008. De verzekerde beriep zich echter op een ouder standpunt uit 2002 waarin anders was verwoord. Bij de rechtbank kreeg de zorgverzekeraar gelijk en bij het hof de verzekerde; het hof ging voorbij aan de standpunten uit 2006 en 2008.
In cassatie spitste de discussie zich vervolgens toe op de vraag of dat laatste wel terecht was. De Hoge Raad overwoog in dat verband dat het de wettelijke taak is van het Zorginstituut Nederland om de eenduidige uitleg van de aard, inhoud en omvang van het verzekerde pakket te bevorderen. Gezien die taak ligt het voor de hand dat standpunten van het Zorginstituut Nederland worden betrokken bij de uitleg van de stand van de wetenschap en praktijk. Een rechter die tot een ander oordeel komt moet dat dan ook deugdelijk motiveren. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van het hof in deze kwestie niet afdoende was.
Hof stelt prejudiciële vragen over artikel 6:77 BW!
De laatste uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, ziet op een medische aansprakelijkheidskwestie, in het bijzonder een kwestie waarin de plaatsing van een metaal-op-metaal heupprothese in 2004 centraal staat (GZR 2018-0167). Van deze prothesen is inmiddels bekend dat zij – heel algemeen gezegd – mogelijk schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Een aantal patiënten, onder wie de patiënt in de onderhavige casus, heeft hun hulpverlener en de producent aansprakelijk gesteld. Dit heeft geleid tot verschillende procedures. De Rechtbank Rotterdam heeft reeds uitspraak gedaan (GZR 2015-0389). Kort herhaald heeft de rechtbank wat de aansprakelijkheid van de producent betreft geoordeeld dat een verwijzing naar de parkeerrol op zijn plaats is, zulks met het oog op de mogelijkheid van voeging met andere, nog aanhangig te maken, soortgelijke procedures. Partijen hebben hiermee ingestemd. Wat de aansprakelijkheid van het ziekenhuis en de orthopedisch chirurg betreft heeft de rechtbank geoordeeld dat een afwijzing van de vordering op zijn plaats is. De orthopedisch chirurg had in 2004 geen kennis van de problemen met de metaal-op-metaal heupprothesen en had die ook niet hoeven hebben; van een tekortkoming toerekenbaar krachtens schuld is dus geen sprake, aldus de rechtbank. Deze onbekendheid maakte volgens de rechtbank ook dat geoordeeld moest worden dat toerekening krachtens de wet (art. 6:77 van het Burgerlijk Wetboek) onredelijk zou zijn. De prothesen hadden een CE-markering en de hulpverlener was in grote mate afhankelijk geweest van de kennis van de producent wat de kwaliteit van de prothesen betreft. Dat het ziekenhuis verzekerd was, maakte dat oordeel niet anders.
Van dit oordeel kwam de patiënt in hoger beroep. Het Gerechtshof Den Haag bleek met de patiënt van oordeel dat de tegen de producent aangespannen zaak van belang is voor het oordeel in de tegen het ziekenhuis en de orthopedisch chirurg aangespannen zaak. Vooruitlopend op een gevoegde behandeling en mede gezien de discussies over de redelijkheid van de toerekening en het belang van duidelijkheid op dit punt voor de rechtspraktijk achtte het hof het zinvol prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Het hof formuleerde een aantal vragen waarover partijen zich nog mogen uitlaten.
Ik wacht met spanning de antwoorden af. Zie desgewenst voor een publicatie van mijn hand: R.P. Wijne ‘Aansprakelijkheid van de hulpverlener voor medische hulpzaken met “een niet te onderkennen gebrek”’, L&S 2015, nr. 4.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Zoals twee weken geleden aangekondigd, treft u dit keer een annotatie van mijn hand bij de uitspraak van de Voorzieningenrechter Zeeland-West-Brabant inzake een geschil over de wijze van begeleiding van een bevalling (GZR 2018-0137). Ik ga in op de vraag of de hulpverlener een behandelrecht heeft, een behandelplicht en/of behandelmogelijkheden, waarbij ik in het bijzonder inzoom op situaties als de onderhavige en waarin aldus een wens van een zwangere of barende centraal staat.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad In cassatie wordt opgekomen tegen het oordeel van het hof dat het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht in een medische aansprakelijkheidskwestie niet ter zake dienend is. De Hoge Raad acht het oordeel van het hof onbegrijpelijk. De vragen zien immers op de verwijten die patiënte haar chirurg maakt. 30-03-2018
- Hoge Raad Een verzekerde is aan haar rug geopereerd door middel van de zogenoemde PTED-methode. Haar zorgverzekeraar weigert die operatie te vergoeden omdat deze methode niet tot de stand van de wetenschap en praktijk behoort en dus niet tot het verzekerde pakket. In een standpunt van ZiNNL uit 2002 wordt deze methode evenwel tot de stand van de wetenschap en praktijk geoordeeld, maar in 2006 en 2008 heeft ZiNNL een ander standpunt ingenomen. In cassatie spitst de discussie zich toe op de vraag of het hof terecht voorbij is gegaan aan die latere standpunten. De Hoge Raad overweegt dat de wettelijke taak van ZiNNL om de eenduidige uitleg van de aard, inhoud en omvang van het verzekerde pakket te bevorderen, het voor de hand doet liggen om bij de uitleg van de stand van de wetenschap en praktijk uit te gaan van door ZiNNL gegeven standpunten. Een rechter die tot een ander oordeel komt dan ZiNNL moet dat deugdelijk motiveren. De Hoge Raad oordeelt dat het hof dat in casu niet heeft gedaan. 30-03-2018
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Overijssel Een zorgaanbieder en Patiëntenfederatie Nederland hebben een geschil over het verstrekken van een afschrift en het verwijderen van de over de zorgaanbieder verwerkte persoonsgegevens. Patiëntenfederatie Nederland heeft persoonsgegevens van de zorgaanbieder verwerkt door onder meer twee waarderingen over de zorgaanbieder te publiceren op ZorgkaartNederland. Beide verzoeken van de zorgaanbieder zijn aanvankelijk afgewezen. Nadat de zorgaanbieder een procedure aanhangig heeft gemaakt bij de Rechtbank Overijssel heeft Patiëntenfederatie Nederland alsnog een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens verstrekt aan de zorgaanbieder. Enige tijd later is ook de publicatie op ZorgkaartNederland verwijderd. 13-03-2018
- Rechtbank Den Haag De Stichting Current Care (hierna: 'CC') wordt door Zilveren Kruis (hierna: 'ZK') verdacht van fraude. ZK heeft om deze reden diverse maatregelen tegen CC genomen en aangekondigd. Dit is volgens CC ten onrechte. CC stelt in de onderhavige procedure diverse vorderingen in tegen ZK. De voorzieningenrechter gaat met ZK mee in haar oordeel dat er voldoende reden is voor gegronde verdenkingen dat CC heeft gefraudeerd. De rechtbank wijst derhalve alle vorderingen van CC af. 07-03-2018
- Rechtbank Noord-Holland Teneinde haar proceskansen in een medische aansprakelijkheidskwestie in te schatten, verzoekt een patiënte de rechter een deskundige te benoemen. De rechter staat dit toe onder aanpassing van de aan de deskundige te stellen vragen. De rechter oordeelt voorts dat het horen van partijen in het kader van de waarheidsvinding een taak is van de rechter. De deskundige moet in beginsel op basis van het medisch dossier oordelen. 01-03-2018
- Rechtbank Midden-Nederland Een verzekerde ondergaat een genderbevestigende operatie in Thailand. Zijn zorgverzekeraar vergoedt de kosten van deze niet-gecontracteerde zorg tegen het Nederlandse marktconforme tarief. De verzekerde vindt dat dit marktconforme tarief niet realistisch is, omdat de passantentarieven van de enige twee ziekenhuizen die zo'n operatie in Nederland uitvoeren, hoger zijn. De kantonrechter oordeelt dat het marktconforme tarief moet worden vergeleken met de passantentarieven die Nederlandse ziekenhuizen hanteren voor zo'n behandeling. In casu zijn die tarieven hoger dan de door de zorgverzekeraar uitgekeerde vergoeding. 28-02-2018
- Rechtbank Den Haag Naar aanleiding van een anonieme melding voert Zilveren Kruis een controle uit bij een zorgaanbieder. Uit dit onderzoek volgt dat de zorgaanbieder gedurende een aantal jaren onrechtmatig heeft gedeclareerd. De zorgaanbieder betwist dit. De rechtbank volgt op hoofdlijnen de stellingen van Zilveren Kruis en veroordeelt de zorgaanbieder tot terugbetaling van de onrechtmatig gedeclareerde zorg. 21-02-2018
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Een klacht over een rapport dat door verweerder, gz-psycholoog, is opgesteld in het kader van een zogenoemd 4-jaarsverlengingsonderzoek voor tbs met dwangverpleging. Verweerder heeft ten onrechte niet kennisgenomen van alle hem in het kader van het opstellen van het rapport beschikbare informatie over klager. Het rapport geeft daarom geen blijk van een voldoende geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te kunnen beantwoorden. Verweerder krijgt een berisping. 06-04-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Verweerder heeft als gz-psycholoog aan de huisarts van de echtgenoot van klaagster een verslag gestuurd van de relatietherapie die hij heeft begeleid. Daarin heeft hij in strijd met de beroepscode voor psychologen oordelen gegeven over klaagster. Vervolgens heeft hij nagelaten contact met haar te hebben naar aanleiding van de door haar ingediende klacht. Het RTG legt verweerder de maatregel van waarschuwing op. 06-04-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klaagster (ten tijde van het klachtwaardig handelen 16 jaar) verwijt verweerder dat hij haar onheus heeft bejegend. Dit heeft er destijds toe geleid dat klaagster het consult (waar zij met haar moeder, de patiënte, aanwezig was als begeleidster) na oplopende spanningen met verweerder vroegtijdig heeft verlaten. Verweerder had meer moeten doen om de situatie te de-escaleren. Hij is hierin tekortgeschoten en heeft er bovendien geen blijk van gegeven nu wel inzicht te hebben in waar het mis ging. Ook is hij geen intercollegiale intervisie over dit voorval gestart. Daarom acht het RTG Amsterdam de maatregel van waarschuwing passend. 27-03-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Klaagster dient een klacht in tegen een verloskundige. De klacht betreft onvoldoende overleg en voorlichting voorafgaand aan en tijdens klaagsters problematische bevalling. 27-03-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Klaagster dient een klacht in tegen een gynaecoloog. De klacht betreft onvoldoende overleg en voorlichting voorafgaand aan en tijdens klaagsters problematische bevalling. 27-03-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen Klager is arbeidsongeschikt en wordt door een arboarts herbeoordeeld. Op basis hiervan wordt klager voor 67 procent arbeidsongeschikt verklaard. In bezwaar wordt dit bijgesteld naar 84 procent, waardoor klager recht krijgt op een hogere uitkering. De arts die de herbeoordeling uitvoerde is uitgegaan van diagnoses die in 2012 zijn gesteld en heeft geen nader onderzoek gedaan. Zijn rapportage voldoet aldus niet aan de eisen van het CTG hieromtrent. Ook zijn supervisor heeft dit niet opgemerkt. Deze supervisor heeft het rapport gelezen en geaccordeerd. Zij lijken beiden niet op de hoogte te zijn van de huidige geldende normen. De arts krijgt hiervoor van het RTG Groningen een berisping, de supervisor een waarschuwing. 27-03-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven De moeder van een overleden patiënt dient een klacht in tegen een apotheker (verweerster). De patiënt was bekend met jarenlange verslavingsproblematiek. De patiënt is als gevolg van een overdosis medicatie overleden. Deze medicatie is door verweerster verstrekt. Er waren echter doseringsafspraken met de behandelend huisarts. Aan deze afspraken is door of vanwege de apotheek geen gevolg gegeven. Hiervan kan de apotheker een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het tuchtcollege geeft verweerster een berisping. 26-03-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Verweerster is de huisarts van een terminale patiënt, de echtgenoot van klaagster. Tussen februari 2016 en september 2016 (toen de patiënt overleed), heeft verweerster veel zorg verleend aan de patiënt, doch niet voldoende de regie over de behandeling genomen. Dit mocht wel van haar worden verwacht als huisarts/hoofdbehandelaar. Zij had meer moeten doen om tot afspraken met klaagster (en de patiënt) te komen over een gewijzigd behandelbeleid toen het originele plan niet meer uitvoerbaar bleek. Zij is daarin tekortgeschoten. Het RTG Zwolle legt verweerster een waarschuwing op. 26-03-2018
Uitspraken zonder ECLI
- Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden Een zorgaanbieder heeft zich in het voorjaar van 2016 voorgenomen om op een locatie het beleid ten aanzien van alcohol te gaan wijzigen en deze locatie alcoholvrij te maken. Na een pilotperiode van ruim een half jaar heeft in maart 2017 een evaluatie plaatsgevonden en heeft de cliëntenraad een adviesaanvraag voorgelegd gekregen. In deze aanvraag stelt de zorgaanbieder, in plaats van een algeheel verbod, een ontmoedigingsbeleid voor. De cliëntenraad adviseert negatief (verzwaard negatief advies). De Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden oordeelt dat de zorgaanbieder bij het invoeren van het gewijzigde alcoholbeleid wezenlijke Wmcz-voorschriften niet heeft nageleefd. De zorgaanbieder heeft niet tijdig advies gevraagd en vervolgens ook niet serieus gereageerd op de argumenten en bezwaren van de cliëntenraad. 2018-03-08
- Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg Klager stelt dat hij nadeel heeft geleden als gevolg van het handelen van de zorgaanbieder. Zo verwijt klager de zorgaanbieder dat deze geen onderzoek heeft laten verrichten naar het niet verschijnen van de crisisdienst op aanvraag van de huisarts, dat valse informatie door de zorgaanbieder wordt gebruikt en dat de zorgaanbieder ontkent dat correspondentie wordt ondertekend. Verder heeft de zorgaanbieder niet geanticipeerd op een bepaalde situatie en vertoont de zorgaanbieder onverantwoord gedrag zonder daarbij oog te hebben voor het belang van klager. Het merendeel van de klachten wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet bij de interne klachtenbehandeling aan de orde zijn gekomen. De Geschillencommissie verklaart ongegrond de klacht over het aanvragen van de crisisdienst. Ten aanzien van de klacht over ontvangen correspondentie verklaart de commissie deze gegrond, omdat bij dit onderdeel een brief meespeelde welke klager had ontvangen na een bij hem ingezette crisisinterventie. In deze brief waren de namen van medewerkers genoemd die niet bij de interventie aanwezig waren. De commissie oordeelt dit als zeer verwarrend voor klager. Er wordt geen schadevergoeding toegekend. 2018-01-25
- Geschillencommissie Gehandicaptenzorg De mentor van cliënt weigert het ondersteuningsplan, dat een essentieel onderdeel van de zorgovereenkomst vormt, te ondertekenen. De zorgaanbieder kan daardoor geen afspraken maken over de aan cliënt te bieden zorg en beëindigt de zorgovereenkomst. In die zorgovereenkomst is bepaald dat de zorgovereenkomst (onder meer) kan worden opgezegd indien de zorgaanvrager weigert de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor een goede uitvoering van de zorgovereenkomst. In het onderhavige geval doet die situatie zich voor nu de mentor als wettelijk vertegenwoordiger van cliënt met de zorgvrager gelijk moet worden gesteld. 2018-01-11
- Geschillencommissie ziekenhuizen Een ziekenhuis heeft echobeelden van klaagster via e-mail naar klaagster verstuurd. Het ziekenhuis is daarmee van zijn standaardprocedure (aangetekend versturen) afgeweken en heeft daarbij de privacy van klaagster onvoldoende in acht genomen. De door klaagster gevorderde schadevergoeding wordt echter afgewezen omdat klaagster die schade niet heeft onderbouwd. 2017-11-23
- College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd Klager dient een klacht in tegen een gezinsvoogd, onder andere over het niet bespreken van het familiegroepsplan en het te laat opstellen van een plan van aanpak. Het College van Toezicht acht dit laatste klachtonderdeel deels gegrond en legt een waarschuwing op. 2018-03-19
- College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd Klager dient een klacht in tegen een jeugdprofessional (beklaagde) die als casushouder is betrokken bij de begeleiding van een jeugdige. De klacht gaat over de afhandeling van een telefonisch contact met de mentor van de jeugdige. Artikel D (Bevorderen van het vertrouwen in de jeugdzorg), artikel G (Overeenstemming/instemming omtrent hulp- en dienstverlening) en artikel K (Vermoeden kindermishandeling) zijn geschonden. Het College van Toezicht legt beklaagde een waarschuwing op. 2018-03-08
- Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden Een zorgaanbieder heeft bij brief aan drie raadsleden, die in hun proefperiode zaten, laten weten dat hun lidmaatschap na afloop van de proefperiode niet zal worden omgezet in een definitief lidmaatschap. De betreffende raadsleden vinden dat de redenen die de zorgaanbieder aan dit besluit ten grondslag heeft gelegd niet juist zijn. Voorts vinden zij dat de opzegging niet correct is verlopen. De Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden oordeelt dat er niet gesproken kan worden van onredelijk handelen of onzorgvuldige/onbillijke besluitvorming en dat het besluit van de zorgaanbieder tot opzegging van het lidmaatschap aan de cliëntenraad binnen de proeftijd in redelijkheid is genomen. 2018-02-23
- Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg Cliënt voert onder meer aan dat procedures niet goed zijn gevolgd en dat er zonder zijn toestemming informatie door de zorgaanbieder is gedeeld met Veilig Thuis en zijn ex-partner. Door dit laatste heeft hij tijdelijk geen omgang met zijn kinderen gehad en kon hij niet werken. Cliënt vordert rectificatie van de over hem verstrekte informatie aan Veilig Thuis, vernietiging van zijn dossier en een materiële schadevergoeding vanwege inkomstenderving. De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg oordeelt dat de zorgaanbieder de informatie niet had mogen verstrekken. De zorgaanbieder heeft zich daarbij niet gehouden aan de samenwerkingsafspraken van de KNMG omtrent het geven van informatie aan Veilig Thuis. De gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen vanwege het ontbreken van een causaal verband tussen het handelen van de zorgaanbieder en de inkomstenderving. 2018-02-07