Naar boven ↑

Update

Nummer 6, 2018
Uitspraken van 16-03-2018 tot 28-03-2018
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Eerst toestemming vragen, dan handelen
De eerste uitspraak die ik onder uw aandacht breng, betreft een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam (GZR 2018-0114). De uitspraak bevat geen nieuwe norm, maar wel een bevestiging van de norm dat zonder toestemming van een patiënt niet tot een nadere (ingrijpende) ingreep mag worden overgegaan, tenzij sprake is van een noodsituatie. In dit geval had een gynaecoloog bij een patiënte, een DES-dochter, niet alleen preventief de baarmoeder verwijderd maar ook een gedeelte van de vagina in verband met een aangetroffen stenose. Het was het tuchtcollege niet gebleken dat op het moment van de ontdekking van de stenose de operatie niet meer kon worden afgebroken om de patiënte later op een daarvoor geschikt moment te informeren over de aangetroffen anatomie en ook haar toestemming te vragen voor verwijdering van een gedeelte van de vagina achter de stenose. De gynaecoloog werd berispt, mede omdat er geen inzicht in het handelen was.

Curatoren in faillissement Ruwaard van Putten niet persoonlijk aansprakelijk
De volgende uitspraak van het Gerechtshof Den Haag is het gevolg van een aansprakelijkstelling van de curatoren in het faillissement van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis (GZR 2018-0118). De radiologen, verantwoordelijk voor de aansprakelijkstelling, menen dat de curatoren onrechtmatig hebben gehandeld. De onrechtmatigheid zou zijn gelegen in het negeren en veronachtzamen van de positie en de belangen van de radiologen. Het hof stelde voorop dat ter beoordeling van de onrechtmatigheid de Maclou-norm van toepassing is en mitsdien de vraag beantwoord moet worden of de curatoren hebben gehandeld zoals in de gegeven omstandigheden in redelijkheid mocht worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht. Dat hadden zij, aldus het hof. In dat verband overwoog het hof dat de curatoren geen verplichting hadden om de radiologen bij de doorstartonderhandelingen te betrekken of om hierover informatie te verschaffen. Evenmin was er de verplichting ervoor te zorgen dat de radiologen een arbeids- of toelatingsovereenkomst met de nieuwe partij SMC c.s. zouden krijgen of een (goodwill)vergoeding. Voor de stelling, tot slot, dat de curatoren hebben meegewerkt aan het ontnemen van de praktijk van de radiologen en het kosteloos voortzetten ervan door SMC c.s. is geen afdoende onderbouwing gegeven. Het vonnis van de rechtbank is bekrachtigd.

GGZ-instelling houdt eigen regie over de voorwaarden betreffende een voorwaardelijke machtiging
Een derde uitspraak betreft de voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke machtiging tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis (GZR 2018-0123). De voorwaarden waren tot stand gekomen in samenspraak met de GGZ-instelling Westelijk Noord-Brabant en opgenomen in een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De patiënt verhuisde vervolgens naar de regio Oost-Brabant waar de GGZ-instelling Oost-Brabant met de voorwaarden tot opname werd geconfronteerd, maar die door haar als niet passend werden ervaren. In navolging van de discussie die volgde, startte de patiënt een kort geding. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant oordeelde vervolgens dat de door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant afgegeven voorwaardelijke machtiging de patiënt niet de mogelijkheid geeft om GGZ Oost-Brabant te verplichten ambulante hulp te bieden op de in de machtiging opgenomen voorwaarden. Het staat GGZ Oost-Brabant vrij nieuwe afspraken te maken, ook al stelt zij strengere eisen aan de medicatie-inname. GGZ Oost-Brabant neemt immers de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de patiënt en de maatschappij.

Geen inzage medische analyse deskundige in aansprakelijkheidskwestie op grond van de Wbp
Een uitspraak die ook niet onbelicht mag blijven, betreft een arrest van de Hoge Raad (GZR 2018-0138). Onderwerp van het geschil is een op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gebaseerd verzoek om inzage in de notities van een deskundige. Deze deskundige was in een medische aansprakelijkheidskwestie door de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het aansprakelijk gestelde ziekenhuis ingeschakeld teneinde zijn advies uit te brengen. Dat advies moest zien op de gestelde fout, inhoudende dat de in het ziekenhuis werkzame gynaecoloog onzorgvuldig had gehandeld bij de uitvoering van de keizersnede met een hoge dwarslaesie bij de pasgeborene tot gevolg. Het advies was niet ter inzage aangeboden.
De Hoge Raad oordeelde ten eerste dat het hof, gezien het verzoek, terecht het kader van artikel 843a Rv had toegepast en niet, zoals het middel betoogde, artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De Hoge Raad oordeelde voorts dat – voor zover het onderdeel betoogde dat het hof bij de afweging van de belangen op de voet van artikel 843a Rv doorslaggevende betekenis had moeten hechten aan de omstandigheid dat het advies van de deskundige betrekking heeft op persoonsgegevens van de toen pasgeborene – geen inzage in medische gegevens is gevorderd, maar inzage in een medische analyse van een deskundige. Het hof had dit geval volgens de Hoge Raad terecht gelijkgesteld met het geval waarop het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 17 juli 2014 betrekking heeft; het Hof van Justitie oordeelde dat een – in dat geval juridische – analyse als zodanig geen persoonsgegeven vormt. De onderhavige vordering is gericht op verkrijging van informatie ten behoeve van de aansprakelijkheidsprocedure en niet op het doel waartoe Richtlijn 95/46/EG (Privacyrichtlijn) strekt. Het gaat hier dus niet om persoonsgegevens in de zin van die richtlijn. Het hof had daarom terecht geoordeeld dat de vrouw aan de Wbp geen recht op verstrekking van de medische analyse van de deskundige kan ontlenen, aldus de Hoge Raad.
Bij dit arrest kunt u op termijn een annotatie verwachten.

Weigering gewenste begeleiding zwangerschap niet in strijd met professionele standaard
Een annotatie kunt u evenzeer verwachten bij de laatst te belichten uitspraak, afkomstig van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (GZR 2018-0137). Het kort geding waarop de uitspraak volgde was aangespannen door een vrouw, een verloskundige, Stichting Proefprocessenfonds Clara Wichmann en de Geboortebeweging en had tot doel het ziekenhuis te verplichten medewerking te verlenen aan een door de vrouw gewenste (wijze van) begeleiding van haar aanstaande bevalling. Zij wenste begeleiding door een eerstelijnsverloskundige zonder continue CTG-bewaking in verband met eerdere negatieve ervaringen. Het ziekenhuis wilde echter alleen medewerking verlenen aan een bevalling onder verantwoordelijkheid van een gynaecoloog met continue CTG-bewaking, omdat de vrouw eerder met een keizersnede was bevallen. De voorzieningenrechter oordeelde dat hulpverleners ook hun eigen professionele autonomie hebben en daarmee de mogelijkheid om bepaalde – bijvoorbeeld niet geïndiceerde en risicovolle – behandelingen te weigeren. Weigering mag alleen niet als dit in strijd zou zijn met de professionele standaard en een redelijk handelend hulpverlener in redelijkheid dus niet tot een weigering had kunnen komen. Daarvan was in dit geval echter geen sprake, aldus de voorzieningenrechter.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Bas Wallage (Van Benthem & Keulen) en Eva Jacobs (CAK) bij een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (GZR 2018-0097). De uitspraak ziet op de invulling van het hinderpaalcriterium. Bas en Eva gaan in op de invulling van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet en het beroep van de zorgaanbieder op dat artikel. Ook belichten zij de gevolgen van de onderhavige uitspraak voor de rechtspraktijk.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
In het nieuws was bijvoorbeeld coöperatie De Laatste Wil in verband met het inkopen van en verstrekken van informatie over een zelfdodingspoeder. De Laatste Wil heeft aangekondigd hiermee te stoppen.
Ander nieuws betrof de overhandiging aan minister Bruins van Medische Zorg van een lijst met 62 bureaucratische maatregelen die op korte termijn volgens verschillende zorgprofessionals geschrapt kunnen worden. Minister Bruins heeft de schrapvoorstellen dinsdag in ontvangst genomen.
Tot slot kondig ik aan dat op vrijdag 13 april aanstaande bij het UMC Utrecht de eerste jaarlijkse lezing over 'Open disclosure after serious harm' plaatsvindt. Tijdens deze lezing vertellen een patiënt en haar artsen over de nasleep van een ernstige medische fout tijdens de behandeling.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend en fijne paasdagen.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Raad van State

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Tuchtcolleges

Uitspraken zonder ECLI