Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Ziekenhuis mag afwijkende behandelkosten niet in rekening brengen wegens tekortschieten informatieplicht
Een eerste uitspraak die ik onder uw aandacht breng, is een uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen (hierna: ‘commissie’) (GZR 2018-0076). Een 15-jarige jongen met het syndroom van Down verzoekt een ziekenhuis om sterilisatie. Er werd afgesproken dat de ingreep onder algehele narcose zou worden uitgevoerd. Hierdoor was een dagopname noodzakelijk. Na de ingreep stuurt het ziekenhuis de ouders een factuur van bijna € 2400. De jongen en zijn ouders klagen bij de commissie dat zij over deze kosten niet zijn geïnformeerd door het ziekenhuis. Zou het ziekenhuis dat wel hebben gedaan, dan zou klager de sterilisatie hebben uitgesteld en eerst een ander zorgpakket hebben genomen. Volgens klager dient het ziekenhuis het prijsverschil tussen een poliklinische sterilisatie en de sterilisatie met dagopname, een bedrag van ongeveer € 1900, te vergoeden. Het ziekenhuis stelt dat het de verantwoordelijkheid van klager of diens ouders was na te gaan welke kosten een behandeling met zich meebrengt en of de zorgverzekeraar de gemaakte kosten zou vergoeden. De commissie stelt klager en diens ouders in het gelijk. De commissie overweegt daartoe dat ziekenhuizen alleen informatie over tarieven hoeven te verstrekken wanneer deze tarieven rechtstreeks met de cliënt worden verrekend en/of wanneer de cliënt daarom vraagt. In dit geval deden deze situaties zich niet voor, zodat op dat punt het ziekenhuis geen verwijt valt te maken. Toch is het ziekenhuis tekortgeschoten in zijn informatieplicht jegens klager. In dat kader is relevant dat tijdens de zitting is komen vast te staan dat andere ziekenhuizen voor een sterilisatie gemiddeld € 500 in rekening brengen en dat uit de prijslijst van het ziekenhuis waar de ingreep is uitgevoerd bleek dat in 2016 € 425,75 voor een sterilisatie werd gevraagd. De commissie oordeelt dat daarmee de factuur van bijna € 2400 dusdanig afwijkend is ten opzichte van de gangbare tarieven dat het op de weg van het ziekenhuis had gelegen om klager hierover te informeren. Nu het ziekenhuis tekort is geschoten in zijn informatieplicht, is het ziekenhuis volgens de commissie aansprakelijk voor de door klager geleden schade. Het ziekenhuis dient aan klager en diens ouders het prijsverschil alsmede het klachtgeld te vergoeden.
Achterlaten van baby na sluiting kinderdagverblijf is geen bewust roekeloos handelen
Een tweede lezenswaardige uitspraak is afkomstig van de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland (GZR 2018-0083). In deze uitspraak stond onder meer de vraag centraal of het door een pedagogisch medewerkster achterlaten van een baby na sluiting van een kinderdagverblijf te kwalificeren is als bewust roekeloos handelen ex artikel 7:661 BW. Van bewust roekeloos handelen ex artikel 7:661 BW is volgens de kantonrechter sprake indien een werknemer voorafgaand aan of ten tijde van een incident zich daadwerkelijk bewust was van het roekeloze karakter van zijn gedraging, en desondanks bewust het risico heeft aanvaard dat schade zou kunnen ontstaan. Naar het oordeel van de kantonrechter kan het handelen van de medewerkster in casu niet worden gekwalificeerd als bewust roekeloos handelen. De kantonrechter overweegt daartoe dat van een opgeleide en ervaren kinderleidster mag worden verwacht dat deze secuur het afsluitprotocol naloopt, maar dat ook een ervaren en opgeleide kinderleidster bij het verrichten van routinehandelingen fouten kan maken. Een dergelijke fout heeft in dit geval tot het ontslag op staande voet van de medewerkster geleid. Uit de door de werkgever gestelde feiten of omstandigheden blijkt niet dat de medewerkster zich ten volle ervan bewust was dat zij de controles niet zorgvuldig had verricht, desondanks toch het kinderdagverblijf heeft afgesloten en zodoende bewust het risico heeft aanvaard dat een kind zou achterblijven. (Overigens blijkt uit deze uitspraak dat in een eerdere verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter is geoordeeld dat voornoemd handelen van de pedagogisch medewerkster wel te kwalificeren is als ernstig verwijtbaar handelen dat het gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigt.)
Interne rechtspositie van met Bopz-machtiging opgenomen persoon wordt bepaald door verblijfstitel en niet verblijfplaats
Een derde uitspraak die ik er voor u uitlicht, is het arrest van het Gerechtshof Den Haag (GZR 2018-0085). Betrokkene stelt een GGZ-instelling en de Staat aansprakelijk voor de schade die hij stelt te hebben geleden doordat hij op basis van een Bopz-machtiging tijdelijk opgenomen is geweest in een tbs-kliniek. Volgens betrokkene is dit een onrechtmatige daad, omdat hem tijdens deze opname de Bopz-interne rechtspositie was onthouden en omdat in de tbs-kliniek geen adequate behandeling was gerealiseerd. De Rechtbank Rotterdam heeft de vorderingen in eerste aanleg afgewezen. Het Gerechtshof Den Haag bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank. Het hof vindt het op zich aannemelijk dat in dit geval de noodzaak bestond dat betrokkene, gelet op zijn complexe problematiek en het zeer ernstige gevaar dat daardoor werd veroorzaakt aan anderen, korte tijd werd opgenomen in een tbs-kliniek vanwege het daar aanwezige hoge(re) beveiligingsniveau. De GGZ-instelling en de Staat hebben echter onvoldoende aangetoond dat betrokkene niet eerder teruggeplaatst kon worden in een Bopz-kliniek, waarmee de opname in de tbs-kliniek voor een deel onrechtmatig was. Betrokkene heeft echter niet aangetoond dat hij hierdoor schade heeft geleden, mede omdat vaststaat dat betrokkene in de tbs-kliniek dezelfde behandeling heeft gekregen als later in de Bopz-kliniek. De interne rechtspositie van betrokkene werd bepaald door zijn verblijfstitel en niet door zijn verblijfplaats. Omdat de Wet Bopz grondslagen biedt voor dezelfde beperkingen als die welke op grond van de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden in de tbs-kliniek konden worden opgelegd, heeft betrokkene door dit verschil in rechtspositie geen schade geleden.
Arts krijgt waarschuwing na aanpassen medisch advies op verzoek van gemeente
Een vierde interessante uitspraak is de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle (RTG Zwolle) (GZR 2018-0087). In deze zaak heeft klaagster een tuchtklacht ingediend tegen verweerder, die als arts is verbonden aan het medisch adviesbureau van een gemeente. Verweerder heeft klaagster gesproken over een handbewogen rolstoel en woningaanpassingen in het kader van een WMO-aanvraag, welke in eerste instantie zijn afgewezen. Klaagster heeft tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van het gesprek met klaagster stelt verweerder een rapport op waar klaagster akkoord mee is. De gemeente is het echter niet eens met het rapport en onder druk van de gemeente past verweerder het advies aan. In de kern kwamen deze aanpassingen erop neer dat het advies van verweerder om de aangevraagde voorzieningen toe te wijzen werd geschrapt, opmerkingen over beperkingen en functionele mogelijkheden werden toegevoegd en opmerkingen over indicatieduur, behandelingsmogelijkheden en prognose werden genuanceerd. Op basis van het aangepaste advies beslist de gemeente op het bezwaar en wijst het verzoek van klaagster opnieuw af. In deze tuchtprocedure verwijt klaagster verweerder dat hij zonder haar toestemming het medisch advies heeft aangepast, dit vooraf niet aan haar heeft voorgelegd waardoor zij geen gebruik heeft kunnen maken van haar inzage- en blokkeringsrecht, dat hij een tweede medisch advies heeft geschreven op aanwijzing van de gemeente en dat hij het medisch beroepsgeheim en de beroepscode heeft geschonden. Het RTG Zwolle is van oordeel dat het duidelijk is dat verweerder niet zorgvuldig heeft gehandeld door zijn advies op aandringen van de gemeente aan te passen zonder klaagster daarin te betrekken. Hiermee handelt verweerder niet in overeenstemming met de KNMG Richtlijn Omgaan met medische gegevens. Verweerder had tevens moeten begrijpen dat het bij de door de gemeente verzochte aanpassingen ging om voor de gemeente relevante aanpassingen. Bovendien had verweerder klaagster te kennen gegeven dat hij zou adviseren de voorzieningen te verstrekken, wat hij in het tweede advies dus heeft geschrapt, terwijl hij wel in datzelfde advies liet staan dat hij dit had besproken met klaagster. Klaagster heeft aldus niet de kans gehad feitelijke onjuistheden te corrigeren en haar mening mee te laten wegen. Daarnaast heeft verweerder de schijn van een gebrek aan objectiviteit laten ontstaan, omdat gebleken is dat de gemeente min of meer heeft gedicteerd wat er in het advies moest worden opgenomen. Tot zover is de klacht gegrond. De klacht ten aanzien van de schending van het beroepsgeheim is niet gegrond, omdat klaagster toestemming had gegeven voor het verstrekken van informatie aan de gemeente. Verweerder heeft zijn eigen professionaliteit onvoldoende bewaakt en te weinig oog gehad voor de positie van klaagster. Daar staat tegenover dat hij in zijn inwerkperiode zat, dat hij bij de aanpassing van het advies op advies van een ervaren collega heeft gehandeld en dat hij onder (tijds)druk stond. Gelet hierop acht het RTG Zwolle de maatregel van waarschuwing passend.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Deze keer treft u een nieuwe annotatie van Joost Wasser bij de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag inzake de ‘Haagse borstendokter’, Rock G. (GZR 2017-0428). Het hof veroordeelde de borstendokter tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. In zijn annotatie bij deze uitspraak vergelijkt Joost de zaak van Rock G. met de zaak Jansen Steur en gaat hij in op het leerstuk van het (voorwaardelijk) opzet in het (medisch) strafrecht. Tevens bespreekt Joost naar aanleiding van de uitspraak van het hof de juridische gevolgen van een beroep op de medische exceptie en staat hij stil bij de samenloop van tuchtrechtelijke afdoening en strafrechtelijke vervolging.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Astrid van der Wal
Redacteur GZR Updates
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof Den Haag De interne rechtspositie van iemand, die met een Bopz-machtiging is opgenomen, wordt bepaald door de Wet Bopz, ook al is hij – om beveiligingsredenen – tijdelijk opgenomen in een tbs-kliniek. Zo’n Bopz-opname in een tbs-kliniek is onder omstandigheden niet onrechtmatig, mits deze opname niet langer duurt dan tot het moment dat er plaats is in een voldoende beveiligde Bopz-erkende instelling. 30-01-2018
- Gerechtshof Amsterdam De standaard-CAO Gehandicaptenzorg bepaalt dat in slaapdienst doorgebrachte uren als halve werkuren moeten worden aangemerkt en dat die uren in tijd moeten worden gecompenseerd. Werkgever heeft enige tijd de desbetreffende uren per abuis zowel in tijd gecompenseerd als in geld uitbetaald. De vordering tot doorbetaling van de slaapdienstvergoedingen wordt afgewezen omdat dubbele vergoeding in strijd is met de cao. De vergoedingen zijn weliswaar onverschuldigd betaald, maar het terugvorderen van in het verleden te veel betaalde vergoedingen is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. 19-12-2017
Rechtbank
- Rechtbank Gelderland Een stichting heeft ernstig verwijtbaar gehandeld bij de op non-actiefstelling en het ontslag van de statutair bestuurder (werkneemster). Het principe van hoor en wederhoor is geschonden en de gronden voor de op non-actiefstelling zijn onheus. De wijze waarop werkneemster is behandeld en de interne en externe communicatie over de op non-actiefstelling en het ontslag zijn ernstig onzorgvuldig en laakbaar. Er volgt ontbinding op de h-grond met toekenning van de transitievergoeding (€ 26.803), de contractuele vergoeding (€ 75.000), een billijke vergoeding (€ 137.844) en een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand (€ 27.500). 31-01-2018
- Rechtbank Midden-Nederland Het door een pedagogisch medewerkster achterlaten van een baby na sluiting van een kinderdagverblijf is geen bewust roekeloos handelen. Wel is er sprake van ernstig verwijtbaar handelen waardoor het ontslag op staande voet niet wordt vernietigd. In het midden blijft of werkgeefster onrechtmatig heeft gehandeld door een Facebookbericht over het incident met de naam van werkneemster te plaatsen omdat werkneemster snel een andere baan heeft gevonden en niet heeft aangetoond dat er afwijzingen zijn geweest vanwege het Facebookbericht. Werkgeefster heeft zich ten aanzien van achterstallig loon ten onrechte op verrekening beroepen omdat er niets te verrekenen viel. 31-01-2018
- Rechtbank Gelderland Een verpleegkundige heeft bij een ziekenhuis een nulurencontract (overeenkomst met uitgestelde prestatieplicht). Omdat zij al enige jaren gemiddeld ruim 60 uur per maand werkt en de CAO Ziekenhuizen de mogelijkheid biedt om in zo’n situatie het contract om te zetten in een contract met een vast aantal uren moet het ziekenhuis in dit geval, mede gebaseerd op het rechtsvermoeden, met terugwerkende kracht de overeenkomst omzetten in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een omvang van 62,7 uur per maand. Dat het ziekenhuis werkneemster niet meer heeft ingeroosterd komt voor rekening van het ziekenhuis. 17-01-2018
- Rechtbank Noord-Nederland Insluiting in de eigen kamer – overdag of tijdens de avond en nacht – vormt een vergaande beperking van de bewegingsvrijheid, zodat aan een dergelijke insluiting altijd een individueel gemotiveerd besluit (gebaseerd op art. 40 lid 3 Wet Bopz) ten grondslag moet liggen. Bij insluiting in de eigen kamer moet onderscheid worden gemaakt tussen insluiting gedurende langere en insluiting gedurende korte duur. Wanneer in de artikel 40a-mededeling alleen wordt gesproken over insluiting gedurende de nacht, is op basis van die mededeling insluiting overdag niet toegestaan, zeker niet omdat uit die mededeling niet is op te maken welk gedrag van betrokkene insluiting overdag zou rechtvaardigen 13-12-2017
- Rechtbank Noord-Holland Tijdens vakantie bestaat ook recht op onregelmatigheidstoeslag (ORT) omdat dat als gebruikelijk loon moet worden beschouwd. Dat geldt niet alleen voor de wettelijke vakantiedagen, maar ook voor de bovenwettelijke vakantiedagen. De afwijking van artikel 7:639 is niet rechtsgeldig, ook niet als dat toch in de cao is opgenomen. 22-11-2017
- Rechtbank Midden-Nederland Een werknemer accepteert in het kader van een reorganisatie een nieuwe, lagere, functie. De kantonrechter bepaalt dat hij dan ook de bijbehorende, mindere, arbeidsvoorwaarden dient te accepteren. Wel dient de werkgever op grond van goed werkgeverschap aan de werknemer een overgangsperiode of een financiële compensatie voor het verlies van het gebruik van de leaseauto te geven. 11-10-2017
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Klager heeft een klacht ingediend tegen een internist in opleiding en haar supervisor. Omdat het feitencomplex hetzelfde is, worden deze zaken in één samenvatting behandeld. Klager is van augustus tot oktober 2015 bij de internist in opleiding in behandeling geweest. Zij en de supervisor verwerpen ten onrechte de diagnose ijzergebreksanemie bij klager. Twee jaar later krijgt klager deze diagnose alsnog. Hij verwijt verweersters dat zij onzorgvuldig en onjuist hebben gehandeld. Het RTG Eindhoven is van oordeel dat de volledige tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid op basis van de omstandigheden van het geval bij de supervisor berust. De klacht tegen de internist in opleiding is dan ook ongegrond. De supervisor krijgt een waarschuwing. 21-02-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Klager is ontvankelijk in zijn klacht tegen een longarts (niet zijn behandelaar). Dit levert geen misbruik van zijn rechten op, omdat een eerdere klacht met hetzelfde feitencomplex niet eerder inhoudelijk is behandeld. Klager heeft cystic fybrosis (CF) en heeft zeer positieve ervaringen met 'The Vest', een hulpmiddel dat niet vergoed wordt. Verweerder houdt zich met CF bezig als voorzitter van de raad van advies van een patiëntenorganisatie. In die hoedanigheid heeft hij contact met klager over diens onvrede over het niet vergoeden van het vest. Verweerder blijft bij zijn standpunt dat hij dat niet wenselijk acht. De klachten van klager zien op de mailwisseling met verweerder. Deze kunnen vallen onder de tweede tuchtnorm. Toch zijn de klachten, aldus het RTG Den Haag, ongegrond. 20-02-2018
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Deze zaak betreft het hoger beroep van een uitspraak van het RTG Zwolle, waarin is geoordeeld dat verweerder, orthodontist, ontoelaatbaar grensoverschrijdend gedrag heeft getoond naar vrouwelijke patiënten. Het oordeel houdt ook in hoger beroep stand. Verweerder krijgt de maatregel van doorhaling van de inschrijving dan wel ontzegging van het recht tot herinschrijving in het BIG-register opgelegd. 15-02-2018
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Deze zaak betreft het beroep van een deels gegrond verklaarde klacht tegen een anesthesioloog (verweerder) met betrekking tot gebrek aan informed consent en de wijze van aanbrengen en de nazorg van een epiduraal katheter. In eerste aanleg was er onvoldoende bewijs van gebrek aan informed consent. In beroep blijkt op basis van nieuwe stukken alsnog dat er wel sprake was van informed consent. Derhalve slaagt het beroep van verweerder. 15-02-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Deze zaak betreft een klacht over een huisarts, die tevens de zoon van de in deze kwestie betrokken – inmiddels overleden – patiënte is. Klaagster is de dochter van patiënte en zus van verweerder. Zij verwijt verweerder onder meer overschrijding van de grenzen van de arts-patiëntrelatie en misbruik van de afhankelijke positie van de moeder. Klaagster had al jaren geen contact meer met de moeder. Daarom kan zij thans niet worden geacht de wil van de overleden moeder te vertegenwoordigen en is zij geen belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 Wet BIG. Klaagster is niet-ontvankelijk in haar klacht. 14-02-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle De klacht tegen verweerder (een arts in dienst van het medisch adviesbureau van een gemeente) is deels gegrond nu hij zijn onafhankelijkheid onvoldoende heeft bewaakt. Hij heeft klaagster gesproken in het kader van een bezwaarprocedure tegen de beslissing om haar WMO-aanvraag voor een handbewogen rolstoel en woningaanpassingen af te wijzen. Onder druk van de gemeente heeft hij uiteindelijk zijn advies aangepast, zonder dit met klaagster te bespreken. Dit heeft geleid tot het ongegrond verklaren van klaagsters bezwaar. Verweerder krijgt hiervoor een waarschuwing. 13-02-2018
Uitspraken zonder ECLI
- Geschillencommissie Zorg Algemeen Cliënt stelt (i) dat bij de planning van revalidatiesessies onvoldoende rekening werd gehouden met zijn beperkingen, (ii) dat sprake was van een dominante bejegening door zorgverleners en (iii) dat bij zijn behandeling veel behandelaren betrokken waren. De klachtencommissie verklaart de klacht gegrond. Cliënt wendt zich tot de geschillencommissie omdat hij betwijfelt dat de zorgaanbieder de klacht voldoende oppakt. Hij vordert immateriële schadevergoeding vanwege ernstig beschadigd leefplezier. De zorgaanbieder betwist aansprakelijkheid, omdat geen sprake is van toerekenbaar onzorgvuldig medisch handelen. De geschillencommissie sluit zich aan bij het oordeel van de klachtencommissie en oordeelt verder dat de zorgaanbieder niet is tekortgeschoten in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De klacht wordt ongegrond verklaard en de schadevergoeding wordt afgewezen. 2017-06-07
- Geschillencommissie ziekenhuizen Een 15-jarige jongen met het syndroom van Down verzoekt een ziekenhuis om sterilisatie. De factuur die het ziekenhuis naderhand stuurt, is vele malen hoger dan het bedrag dat normaal voor een sterilisatie in rekening wordt gebracht. De kosten voor de sterilisatie waren in dit geval zo afwijkend, omdat de ingreep onder algehele narcose is uitgevoerd, hetgeen een dagopname betekende. Het ziekenhuis had klager over deze afwijkende kosten moeten informeren. Nu het ziekenhuis dat niet heeft gedaan, dient het ziekenhuis de kosten die het gebruikelijke sterilisatietarief overschrijden te vergoeden. 2017-07-06
- Geschillencommissie Huisartsen Klaagster bezoekt de praktijk van verweerster vanwege pijn in de borststreek. Gemaakte ECG’s laten geen afwijkingen zien. In verband met spanningen en hyperventilatie ondergaat zij een behandeling bij een psycholoog en fysiotherapeut. De pijnen blijven terugkeren. Na nogmaals de praktijk te hebben bezocht wordt klaagster direct ingestuurd naar het ziekenhuis waar een hartinfarct wordt geconstateerd. Klaagster verwijt verweerster dat zij geen verder onderzoek naar de pijnklachten heeft laten verrichten en geen contact met klaagster heeft gezocht tijdens haar ziekenhuisopname en na uitschrijving uit de praktijk. De Geschillencommissie Huisartsen oordeelt dat verweerster zorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van de spanningen en de hyperventilatie, maar dat onterecht is nagelaten verder cardiaal onderzoek te laten verrichten. Tevens oordeelt de geschillencommissie dat verweerster uit eigen beweging klaagster had moeten benaderen voor een gesprek. De geschillencommissie oordeelt de klachten gegrond. 2017-09-13