Naar boven ↑

Update

Nummer 18, 2018
Uitspraken van 17-09-2018 tot 26-09-2018
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Kwaliteitseisen jeugdprofessional
De eerste uitspraak waar ik u op wil wijzen, betreft een uitspraak van het College van Beroep van het Kwaliteitsregister Jeugd (GZR 2018-0389). Ter discussie stond (de kwaliteit van) het onderzoek van een jeugdprofessional, tevens casusregisseur. Nadat zowel klaagster als de beklaagde jeugdprofessional in hoger beroep waren gegaan van een uitspraak van het College van Toezicht, oordeelde het College van Beroep dat het onderzoek van een jeugdprofessional aan een aantal voorwaarden moet voldoen. Er moet sprake zijn van dossiervorming aan de hand van feitelijke informatievergaring, feiten en meningen moeten gescheiden zijn en geaccordeerd, er moeten eigen observaties zijn geweest en er moet een duidelijk zichtbare weging van risico’s en beschermende factoren hebben plaatsgevonden. Daarnaast wordt van een jeugdprofessional verwacht dat deze handelt conform de professionele standaard en daarbij de stappen van de Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling doorloopt en waar nodig (extra) deskundigheid inschakelt. Tot slot dient een jeugdprofessional in het geval van samenwerking duidelijkheid te geven over ieders rol en verantwoordelijkheid en, afhankelijk van de functie van de jeugdprofessional, de regie te houden. De jeugdprofessional in kwestie is berispt.

NZa heeft besluit tot toeslag onvoldoende gemotiveerd
Een volgende uitspraak die ik eruit licht, ziet op de door de Nederlandse Zorgautoriteit vastgestelde tarieven (Tariefbeschikking 2017) voor gespecialiseerde gezondheidszorg voor het jaar 2017 (GZR 2018-0394). De NZa paste daarbij Beleidsregel Prestaties en tarieven gespecialiseerde ggz toe. Voor zorgaanbieder Centrum ’45 (een aanbieder van ggz die zich specifiek richt op psychotraumaklachten als gevolg van vervolging, oorlog en geweld) stelde de NZa na bezwaar van deze zorgaanbieder, op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een Toeslag vast, omdat bijzondere omstandigheden daartoe zouden nopen. Een aantal zorgverzekeraars stelde beroep in tegen de Toeslag onder aanvoering van een aantal argumenten.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven stelde eerst vast dat de NZa op zichzelf bevoegd was de Tariefbeschikking 2017 te wijzigen, gelet op het eerdere bezwaar van Centrum ’45. Zo’n wijziging geldt dan voor alle zorgaanbieders die deze zorg leveren.
De kernvraag is echter of de NZa op grond van artikel 4:84 Awb kon afwijken van de Beleidsregel Prestaties en tarieven gespecialiseerde ggz. Het College beantwoordde die vraag ontkennend, omdat het kostenonderzoek waar de NZa zich op beriep de toepassing van artikel 4:84 Awb niet zou kunnen dragen. Het College kon namelijk niet vaststellen dat de NZa een normatieve toets op de uitkomsten van het kostenonderzoek had uitgevoerd om te beoordelen of de door Centrum '45 gemaakte kosten zijn aan te merken als kosten die redelijkerwijs zijn gemaakt voor het bieden van zorg in de zin van artikel 11 Zorgverzekeringswet. Los daarvan is niet duidelijk geworden waarom zou moeten worden afgeweken van genoemde beleidsregel omdat deze voorziet in ook zwaardere verzorgingsgraden met een hoger tarief. Kon de zorg van Centrum ’45 daaronder niet worden begrepen? De NZa mag de gebreken herstellen of een nieuw besluit nemen.

Niet-ontvankelijkheid in klacht jegens physician assistant
Met ingang van 1 september jl. maakt de physician assistant deel uit van het rijtje geregistreerde beroepen (art. 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg) en vallen deze assistants ten volle onder het tuchtrecht. Dit was daarvoor echter nog niet het geval; een physician assistant kon alleen beoordeeld worden op aan hem of haar toegekende voorbehouden handelingen. De klaagster in de onderhavige kwestie klaagde over niet voorbehouden handelingen die in 2014 hadden plaatsgevonden. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle verklaarde klaagster daarom niet-ontvankelijk (GZR 2018-397). Het is echter goed om ons te realiseren dat dat met ingang van deze maand anders is.

Zorgcarrousel geen vrijbrief voor voortzetten dwangbehandeling
De laatste uitspraak is van de Hoge Raad en heeft betrekking op Bopz-zorg (GZR 2018-0406). De persoon in kwestie werd gedwongen opgenomen en in een zogeheten 'zorgcarrousel' geplaatst. Dit houdt in dat hij frequent (om de drie weken) naar een nieuw psychiatrisch ziekenhuis werd overgeplaatst en aldaar behandeld. In een van deze ziekenhuizen is overgegaan tot dwangbehandeling met antipsychotica. In de aanzegging daartoe werd opgenomen dat de dwangbehandeling binnen de zorgcarrousel zal worden voortgezet en geëvalueerd door de betrokken behandelend psychiaters en geneesheer-directeuren. Een klacht van de betrokken persoon daarover werd ongegrond verklaard. Ook de rechtbank oordeelde dat deze constructie is toegestaan. De Hoge Raad oordeelde echter van niet nu artikel 38c van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen strikt moet worden uitgelegd. Dit brengt met zich dat in elk ziekenhuis opnieuw moet worden bekeken of (nog) aan de wettelijke grondslag en voorschriften voor dwangbehandeling is voldaan.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. De annotatie van deze GZR Update is afkomstig van Hans van Mens (AKD advocaten) met medewerking van student stagiaire Iris Lemmers. Zij gaan in op een uitspraak van de Hoge Raad van juni dit jaar (GZR 2018-0374). De Hoge Raad bepaalde in deze ontbindingsprocedure dat de rechter het verzoek van – in dit geval een arts-microbioloog – om getuigenbewijs te mogen leveren tegen het door werkgever Certe gestelde disfunctioneren had moeten honoreren. Omdat dat in ontbindingsprocedures vrij uitzonderlijk is, maar in het nieuwe ontslagrecht waarschijnlijk vaker zal voorkomen, achtten de schrijvers het relevant om daar aandacht voor te hebben en ik kan dat alleen maar beamen. Lezenswaardig dus!

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Onze zoekfunctie
Wist u dat GZR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief en de mogelijkheid om kennis te nemen van annotaties? Alle door onze redactieleden zorgvuldig geselecteerde en samengevatte uitspraken komen in een database. GZR Updates biedt de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zie hier voor de mogelijkheden.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Antillen

Tuchtcolleges

Uitspraken zonder ECLI