Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Vaginaal toucher geen noodmaatregel als bedoeld in artikel 39 Wet Bopz!
De eerste uitspraak die ik onder uw aandacht breng, betreft een oordeel van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage (GZR 2018-0291). Onderwerp van de klacht is een vaginaal toucher bij een gedwongen opgenomen patiënte; het vermoeden bestond dat deze patiënte de sleutel van het medicijnkastje in haar vagina had verstopt. De in dit geval door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd i.o. beklaagde psychiater had opdracht tot het vaginaal toucher gegeven omdat in haar visie sprake was van een noodsituatie. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelde echter anders. Vooropgesteld werd dat er geen wettelijke grondslag is voor het uitvoeren van een inwendig onderzoek zoals in dit geval. Bij een gedwongen opgenomen patiënt is het behandelplan het uitgangspunt en noodmaatregelen zijn daarnaast alleen toegestaan als is voldaan aan het bepaalde in artikel 39 Wet Bopz: ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties die door de stoornis van de patiënt worden veroorzaakt. Het Besluit middelen en maatregelen Bopz kent vijf middelen en maatregelen, maar daaronder valt niet het actief ingrijpen in of aan het lichaam van de patiënt. De psychiater had ten onrechte niet de juiste kennis van (de toepassing van) artikel 39 Wet Bopz. Daarnaast is zij te lichtvaardig gekomen tot de conclusie van het bestaan van een noodsituatie. De psychiater is hiervoor berispt.
Verantwoordelijkheid voor informeren van patiënt over beperkingen budgetpolis ligt niet primair bij zorgaanbieder
De tweede uitspraak die ik nader wil belichten, is afkomstig van de Rechtbank Den Haag (GZR 2018-0296). Inzet van de procedure was (onder meer) een door Zilveren Kruis gesteld onrechtmatig handelen van een aantal ziekenhuizen. Deze onrechtmatige daad zou bestaan uit het niet informeren van patiënten over het feit dat verzekerden met een budgetpolis mogelijk niet alle kosten vergoed krijgen. De rechtbank was echter van oordeel dat er geen sprake was van veronachtzaming van een wettelijke informatieplicht. De rechtbank nam in de beoordeling tot uitgangspunt dat het primair de eigen verantwoordelijkheid van de verzekerde is om na te gaan of zijn zorgverzekeraar een vergoeding biedt. Daarnaast dragen zorgverzekeraars de verantwoordelijkheid hun verzekerden goed te informeren over de voorwaarden van de gesloten zorgverzekeringsovereenkomst. Een informatieplicht ten aanzien van de kosten van een behandeling of de verzekeringstechnische aspecten in verband met die kosten valt niet af te leiden uit artikel 7:448 BW, noch uit artikel 7:450 BW of uit artikel 7:453 BW, aldus de rechtbank. Evenmin bieden artikel 38, eerste en zevende lid, Wmg hiervoor aanknopingspunten. Deze bepalingen zien op de tarieven van zorg en niet op de vergoeding door zorgverzekeraars op grond van individuele polisdekking. Artikel 38 Wmg, gelezen in samenhang met artikel 5 van de Beleidsregel Transparantie zorgaanbieders, kan naar het oordeel van de rechtbank niet zo worden uitgelegd dat zorgaanbieders aan patiënten ook informatie moeten verstrekken over betalingen als de zorgaanbieder door de zorgverzekeraars onvoldoende geëquipeerd is om die informatie te traceren. Het was daarbij voor de ziekenhuizen niet eenvoudig te achterhalen welke patiënten een budgetpolis van Zilveren Kruis hadden afgesloten. Bovendien is Zilveren Kruis er naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte aan voorbijgegaan dat de primaire verantwoordelijkheid voor het adequaat informeren over polisdekking bij de zorgverzekeraar ligt, die ervoor dient te zorgen dat zijn verzekerde weet wat zijn rechten en verplichtingen zijn en tevens bij de verzekerde zelf, die navraag moet doen bij zijn zorgverzekeraar. Van de ziekenhuizen kan niet meer worden verwacht dan dat de ziekenhuizen hebben gedaan, te weten de patiënt in het algemeen informeren door middel van de website, brieven en folder over het gegeven dat de ziekenhuizen niet waren gecontracteerd voor de budgetpolis.
Zorgaanbieder hoeft eigener beweging de patiënt niet te informeren over sluiting DBC en openen nieuwe
In min of meer dezelfde lijn ligt tot slot een bindend advies van de Geschillencommissie Ziekenhuizen (GZR 2018-0301). Het bindend advies is gegeven naar aanleiding van een patiënt die zich geconfronteerd zag met een rekening voor een behandeling aan zijn neus. Voor deze behandeling was een nieuwe DBC geopend. De DBC voor de eerdere behandelingen was afgesloten. De patiënt verweet het ziekenhuis dat het hem niet had voorgelicht over de DBC-systematiek, het verstrijken van de termijn van een DBC en de in verband daarmee mogelijk te ontstane hogere kosten. De Geschillencommissie Ziekenhuizen oordeelde evenwel dat op het ziekenhuis niet de verplichting rustte om een patiënt hierover uit zichzelf te informeren. Die informatieplicht bestaat alleen ten aanzien van het voorgenomen onderzoek, de voorgestelde behandeling en de ontwikkelingen omtrent het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt (art. 7:448, eerste lid, BW). Het ziekenhuis is dan ook niet tekortgeschoten in zijn informatieverplichting, aldus de Geschillencommissie Ziekenhuizen.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie aan van de hand van Eva Deen bij de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 8 maart jl. (GZR 2018-0144). Het Centraal Tuchtcollege liet zich in deze uitspraak uit over de verantwoordelijkheid van zorgverleners bij schadeafwikkeling, het erkennen van fouten en excuses. Ook Eva bespreekt deze aspecten en betrekt in dat verband de eerdere uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg en uiteraard haar eigen visie. Een lezenswaardige uitvoerige noot!
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Rechtbank
- Rechtbank Den Haag Een woonbegeleider verricht seksuele handelingen bij een lichamelijk beperkte cliënte die zich aan zijn hulp en/of zorg heeft toevertrouwd. De behandelrelatie speelde hierbij nadrukkelijk een rol. Daarom zijn de handelingen ontuchtig (HR 18 februari 1997, NJ 1997/485). Bij het opleggen van de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt de bijzondere voorwaarde opgelegd van een beroepsverbod zolang De Waag en de reclassering dat nodig vinden. 28-06-2018
- Rechtbank Limburg DC Groep (Loek Winter) verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werkneemster (de zus van Loek Winter). De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek echter af omdat in het geheel niet is aangetoond dat werkneemster verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten. De kantonrechter oordeelt dat het er meer op lijkt dat DC Groep andere (eveneens ongefundeerde) argumenten heeft voor de ontbinding, zoals overbodigheid of disfunctioneren van werkneemster. DC Groep wordt met oplegging van dwangsommen verplicht om werkneemster weer te laten werken en het tegenverzoek van werkneemster om de bonussen over 2015, 2016 en 2017 (ruim € 90.000) uit te betalen wordt toegekend 12-06-2018
- Rechtbank Den Haag In deze procedure stelt Zilveren Kruis dat een aantal ziekenhuizen waarmee Zilveren Kruis niet heeft gecontracteerd de contractuele, dan wel wettelijke informatieverplichting jegens verzekerden/patiënten met een budgetpolis heeft geschonden en daardoor onrechtmatig heeft gehandeld jegens Zilveren Kruis en diens verzekerden. De rechtbank oordeelt dat de informatieplicht van zorgaanbieders niet verder strekt dan patiënten in het algemeen te informeren over de beperkte dekking onder de budgetpolis en wijst de vorderingen af. 06-06-2018
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Er wordt een klacht ingediend door de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (klaagster) tegen een arts (verweerster). Deze laatste heeft – bij het vervullen van een voorwachtfunctie bij een psychiatrische instelling – in opdracht van de dienstdoende psychiater (die een achterwachtfunctie vervulde) een vaginaal toucher uitgevoerd bij een gedwongen opgenomen psychiatrisch patiënte. De genoemde psychiater heeft geoordeeld dat sprake was van een noodsituatie in de zin van artikel 39 Wet Bopz, doordat er grote onrust was op de afdeling waar de genoemde patiënte verbleef. Nu de aangeklaagde arts in dit geval geen onrust heeft aangetroffen bij aankomst op de afdeling, had zij zelfstandig en opnieuw onderzoek naar het al dan niet bestaan van een noodsituatie moeten doen. Omdat de arts dit heeft nagelaten is de klacht gegrond. Zij krijgt een waarschuwing. 26-06-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Er wordt een klacht ingediend door de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (klaagster) tegen een psychiater (verweerster). Deze laatste heeft – bij het vervullen van een achterwachtfunctie bij een psychiatrische instelling – ten onrechte geoordeeld dat sprake was van een noodsituatie als bedoeld in artikel 39 Wet Bopz, als gevolg waarvan zij een dienstdoende arts, in deze casus in een voorwachtfunctie bij de genoemde instelling, de opdracht heeft gegeven een vaginaal toucher uit te voeren bij een gedwongen opgenomen psychiatrisch patiënte. Van een noodsituatie kon echter geen sprake zijn. Verweerder heeft geen of onvoldoende kennis van artikel 39 Wet Bopz gehad en getoond en krijgt een berisping. 26-06-2018
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Deze zaak betreft het beroep van een klacht over het handelen van een orthopedisch chirurg tijdens de operatie en gedurende de postoperatieve fase. Het CTG handhaaft het oordeel van het RTG. Niet is vast te stellen dat er een causaal verband bestaat tussen de tijdsduur van de operatie en de postoperatieve complicaties. Hierbij valt verweerder geen verwijt te maken onzorgvuldig te hebben gehandeld. Het niet tijdig ingrijpen door verweerder bij de postoperatieve klachten is hem echter wel te verwijten. Mede omdat verweerder niet inziet onjuist gehandeld te hebben, wordt een voorwaardelijke schorsing van zes maanden opgelegd. 26-06-2018
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klager heeft bij een rugoperatie door verweerder (orthopedisch chirurg) een partiële dwarslaesie opgelopen. Klager heeft zich onvoldoende gerealiseerd dat de dwarslaesie een risico van de operatie was. Dit heeft geleid tot een trits aan klachtenprocedures, civiele procedures, aangiftes en de onderhavige tuchtklacht tegen verweerder. Het RTG Zwolle heeft geoordeeld dat het klager kennelijk heeft ontbroken aan toereikende informatie over aan de ene kant de ernst van zijn situatie (en daarmee over de risico's van niet ingrijpen) en aan de andere kant reële en begrijpelijke informatie over de risico's van de ingreep in zijn specifieke geval. Een aanzienlijk risico op ernstige gevolgen zoals in casu aan de orde, brengt mee dat een arts verplicht is zich ervan te vergewissen dat de patiënt een en ander goed heeft begrepen. Uit niets blijkt dat de orthopedisch chirurg aan deze verplichting heeft voldaan. Hij krijgt daarom een waarschuwing. In beroep bij het CTG wordt de klacht opnieuw in zijn geheel beoordeeld, waarbij het CTG tot dezelfde conclusie komt en de waarschuwing in stand blijft. 26-06-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven De klacht betreft het diagnostisch oordeel van een psychiater gebaseerd op de DSM-IV-TR-classificatie. De psychiater heeft op onjuiste wijze toepassing gegeven aan de DSM-IV-TR-criteria. Voor vaststelling of sprake is van voortdurend gebruik van alcohol moet sprake zijn van een patroon zoals gebleken in de laatste twaalf maanden. De klachten zijn deels gegrond verklaard. 21-06-2018
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klaagster verwijt verweerster dat zij haar wettelijke taken als bedrijfsarts onvoldoende actief heeft vervuld. In beroep bij het CTG blijven alleen de onderdelen in stand wat betreft gelijktijdige informatieverstrekking aan werkgever en werknemer en de passieve rol van verweerster richting de behandelaar van klaagster. De door het RTG opgelegde maatregel van berisping wordt daarom gewijzigd in de maatregel van waarschuwing. 21-06-2018
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Een dienstdoende tandarts was, ondanks dat hij de telefoon bij zich had waarnaar de spoedlijn werd doorgeschakeld, niet bereikbaar voor meerdere spoedoproepen van klager, wiens zoon na praktijkuren met spoed mondzorg nodig had. Het is niet duidelijk geworden waardoor het doorverbinden niet goed werkte. Dat de tandarts niet telefonisch bereikbaar was, is hem, aldus het CTG, tuchtrechtelijk te verwijten. Hij had voor aanvang van zijn spoeddienst moeten controleren of hij bereikbaar was. De tandarts krijgt hiervoor een waarschuwing. 21-06-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Klager kampt al decennia met onverklaarbare klachten en is hiervoor zowel lichamelijk als geestelijk onderzocht. Via de uroloog, waar ook weer onverklaarbare klachten naar voren komen, komt klager bij verweerder (psychiater). Na de anamnese wordt door verweerder gestart met medicatie, die geen effect sorteert. Uit een MRI blijkt vervolgens dat bij klager sprake is van cavernomatose, waaruit ook de vegetatieve klachten van klager zouden kunnen voortkomen. Verweerder zou naar aanleiding daarvan een neuroloog-radioloog consulteren, maar hier ging veel tijd overheen waardoor klager zelf een consult heeft geregeld. Een van de klachtonderdelen ziet op deze niet-adequate reactie van verweerder met betrekking tot het consulteren van een neuroloog-radioloog. Dit klachtonderdeel gaat (als enige) gegrond, waardoor verweerder een waarschuwing krijgt. 20-06-2018
Uitspraken zonder ECLI
- Geschillencommissie ziekenhuizen Cliënt verwijt het ziekenhuis dat het ziekenhuis hem niet heeft voorgelicht over de DBC-systematiek, het verstrijken van de termijn van een DBC en de in verband daarmee mogelijk te ontstane hogere kosten voor de cliënt. De Geschillencommissie Ziekenhuizen oordeelt evenwel dat op het ziekenhuis niet de verplichting rust om een patiënt hierover uit zichzelf te informeren. Die informatieplicht bestaat alleen ten aanzien van het voorgenomen onderzoek, de voorgestelde behandeling en de ontwikkelingen omtrent het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt (art. 7:448 lid 1 BW). Het ziekenhuis is dan ook niet tekortgeschoten in zijn informatieverplichting. 2017-07-06
- Geschillencommissie Zorg Algemeen De Geschillencommissie Zorg Algemeen heeft in een bindend advies geoordeeld dat de zorgaanbieder de kosten van de hersteloperatie die cliënte heeft ondergaan en eventueel nog moet ondergaan aan cliënte dient te vergoeden. Cliënte heeft verschillende operaties ondergaan en partijen twisten over de vraag of die operaties kwalificeren als hersteloperaties. Volgens de commissie betreft dit een nieuw geschilpunt waardoor de commissie zich op grond van artikel 4 van het Reglement van de Geschillencommissie Zorg Algemeen bevoegd acht om zich ook over dat nieuwe geschilpunt uit te laten. 2018-05-30
- Geschillencommissie Huisartsen Klaagster voelt zich niet gehoord door verweerster in haar klachten. Zij stelt dat deze mogelijk gerelateerd kunnen zijn aan een vitamine B12-tekort. Als gevolg van haar lichamelijke klachten heeft klaagster zich ziek moeten melden en heeft zij inkomensverlies geleden. Klaagster dient een vordering tot schadevergoeding in. Verweerster voert aan dat uit de twee bloedonderzoeken niet bleek van een tekort. Verweerster heeft klaagster geadviseerd tot inname van vitamine B12-tabletten en haar doorverwezen naar een expertisecentrum voor diagnose en behandeling van vitamine B12- en folaat-deficiëntie. De Geschillencommissie Huisartsen oordeelt de klacht ongegrond omdat verweerster heeft gehandeld conform de professionele standaard (NHG) en daarmee heeft voldaan aan het goed hulpverlenerschap. Door de ongegrondverklaring komt de commissie niet toe aan beoordeling van de schadevergoeding. 2018-02-07
- Geschillencommissie ziekenhuizen Klaagster heeft diverse klachten over de verpleging en behandeling van haar inmiddels overleden echtgenoot en de wijze waarop hierover door het ziekenhuis is gecommuniceerd. Daarnaast stelt zij dat de klachtafhandeling door de klachtencommissie van het ziekenhuis niet binnen de vastgestelde termijn heeft plaatsgevonden. Klaagster verzoekt onder meer om excuses van het ziekenhuis en een schadevergoeding. Het ziekenhuis erkent de klacht die betrekking heeft op het niet registeren van een valrisico in het dossier, maar verzoekt tot ongegrondverklaring van de overige klachten. De klacht is niet binnen de gestelde termijn afgehandeld vanwege het toepassen van de eisen van hoor en wederhoor en de mogelijkheid tot het houden van een hoorzitting. De Geschillencommissie Ziekenhuizen oordeelt dat de uitvoering van de behandelingsovereenkomst en de kwaliteit van zorg in zijn algemeenheid voldoende is geweest en verklaart de klachten op dit onderdeel ongegrond, behoudens de klacht over het niet registreren van het valrisico in het dossier. Ook is de procedure omtrent de klachtbehandeling zorgvuldig geweest. Het verzoek tot schadevergoeding wordt afgewezen; er is onvoldoende vastgesteld dat sprake is van zodanig geestelijk letsel dat sprake is van aantasting in de persoon. 2017-10-20