Naar boven ↑

Update

Nummer 12, 2018
Uitspraken van 07-06-2018 tot 21-06-2018
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Inhoud medische machtigingen
De eerste uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, is afkomstig van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (GZR 2018-0268). De uitspraak is het gevolg van een door een tandarts ingediende klacht tegen een tandheelkundig adviseur van een zorgverzekeraar. Deze adviseur was onder meer belast met controles van tandartspraktijken. Bij de praktijk van de klagende tandarts voerde de adviseur een controle uit die betrekking had op de ‘detailmethode’ waarbij gebruik wordt gemaakt van tot de persoon herleidbare gegevens over iemands gezondheid. In dit geval ging het om een groep jeugdige verzekerden. Klager stelde in het kader van de controle voor om de dossiers van zijn patiënten in te zien onder de voorwaarde dat er een door hem opgestelde verklaring zou worden getekend. De zorgverzekeraar wilde dat niet en schreef de verzekerden aan met het verzoek om toestemming voor inzage in hun (tandheelkundig) dossier. Bij deze brieven was een medische machtiging gevoegd. De tandheelkundig adviseur had verder geen bemoeienis gehad met de machtigingen, maar dat is wel waar klager over klaagde; de adviseur zou zich ten onrechte op het standpunt hebben gesteld dat het als tandheelkundig adviseur niet aan hem was om zich uit te laten over de wijze waarop zijn werkgever omgaat met medische machtigingen en dat, indien er fouten zouden optreden bij die machtigingen, hij hier buiten zou staan. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg wees de klacht af en dat is ook het oordeel van het Centraal Tuchtcollege. Interessant zijn echter de overwegingen van het Centraal Tuchtcollege die op de inhoud van de machtigingen zien. Het Centraal Tuchtcollege overwoog dat klager er terecht op had gewezen dat de machtigingen voor minderjarigen in dit geval niet voldeden aan de uit de artikelen 7:447 en 7:450 BW voortvloeiende vereisten. Ten aanzien van minderjarigen van 16 en 17 jaar volgt uit artikel 7:447 BW dat zij handelingsbekwaam zijn voor het uitoefenen van de met de behandelingsovereenkomst samenhangende rechten als patiënt, waartoe behoort de beslissing om al dan niet toestemming te verlenen medische informatie aan derden te verstrekken. Voor deze minderjarigen volstaat dus een handtekening van henzelf. Voor minderjarigen van 12 tot 16 jaar volgt uit artikel 7:450, tweede lid, BW dat de toestemming van de patiënt voor de uitvoering van de behandelingsovereenkomst nodig is, naast de toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger(s). Dit betekent dat patiënten in deze leeftijdscategorie ook zelf hun rechten als patiënt kunnen uitoefenen, zij het dat de zorgverlener bij het uitvoeren van deze rechten rekening moet houden met de betrokkenheid van de wettelijk vertegenwoordiger(s). Voor het verstrekken van medische gegevens aan derden leidt dit tot de slotsom dat voor minderjarigen in deze leeftijdscategorie zowel aan de patiënt als aan de wettelijk vertegenwoordiger(s) toestemming moet worden gevraagd. Ten slotte vloeit uit de rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege voort dat de hulpverlener die een machtiging verstuurt of laat versturen dient te bewaken dat zo’n machtiging voldoet aan de daarvoor geldende wettelijke vereisten. De adviseur had volgens het Centraal Tuchtcollege, gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval, echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Daarbij was van belang dat bij de detailcontrole van patiënten van klager machtigingen waren verzonden, terwijl later was gebleken dat klager een zorgverlener is die op grond van het bepaalde bij en krachtens artikel 87 van de Zorgverzekeringswet verplicht is tot medewerking aan een materiële controle. Ook zonder de – juiste – toestemming van patiënten zou de adviseur al toegang hebben gehad tot de medische informatie. Verder was niet komen vast te staan dat de adviseur betrokken was geweest bij het opstellen van de in mei 2015 verzonden machtigingen, nu hij per 1 juli 2015 in dienst was getreden van de zorgverzekeraar. Ten slotte was gebleken dat de adviseur geen gebruik had gemaakt van de machtigingen.

Schending privacy bij bevalling
Een tweede uitspraak die ik wil belichten, betreft een bindend advies van de Geschillencommissie Ziekenhuizen (GZR 2018-0283). Ter beoordeling lag een aantal klachten van een vrouw voor over de wijze waarop zij in het ziekenhuis was bevallen. Deze klachten zagen op haar privacy. Volgens de vrouw was die geschonden omdat er onnodig veel personen in de verloskamer aanwezig waren en omdat het gordijn van de doorkijkspiegel ondanks verzoek daartoe niet werd gesloten. Voor de vrouw was deze wijze van bevallen traumatiserend geweest. Zij was niet voorbereid, omdat zij geen informatiefolder had ontvangen. Had zij deze wel ontvangen dan had ze geweten dat zij mocht eisen het gordijn te laten sluiten. De vrouw vorderde een schadevergoeding van € 2030, een bedrag dat gelijkstaat aan de vergoeding van de kosten door de zorgverzekeraar aan het ziekenhuis. De Geschillencommissie Ziekenhuizen oordeelde dat de aanwezigheid van de arts en één of mogelijk twee verpleegkundigen medisch niet als ‘onnodig’ kan worden gekwalificeerd. Wat de klacht over de doorkijkspiegel en het feit dat geen gehoor was gegeven aan het verzoek van de vrouw om het gordijn te sluiten betreft, is de geschillencommissie echter tot het oordeel gekomen dat deze gegrond is; een zorgvuldig handelend zorgaanbieder had moeten ingaan op het verzoek om de gordijnen te sluiten. Een schadevergoeding kreeg de vrouw evenwel niet toegekend. Hoewel de geschillencommissie zich kon voorstellen dat de vrouw heeft geleden en nog lijdt vanwege het ontbreken van respect voor haar wens tot privacy, is niet aannemelijk gemaakt dat zij zodanig onder de gebeurtenissen heeft geleden dat sprake is van geestelijk letsel dat kan worden aangemerkt als een aantasting van haar persoon (art. 6:106 BW). Niet gesteld of gebleken is dat zij zich onder behandeling heeft moeten laten stellen als gevolg van de klachten en dat sprake zou zijn van een psychiatrisch ziektebeeld.

Huisarts gaat vrijuit
De laatste uitspraak die ik in deze nieuwsbrief wil belichten, betreft een strafrechtelijk oordeel van de Rechtbank Limburg (GZR 2018-0287). Onderwerp van het oordeel was een huisarts. Hem was ten laste gelegd het seksueel binnendringen van het lichaam van een vrouw van wie hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden (art. 243 van het Wetboek van Strafrecht). De rechtbank achtte echter niet bewezen dat de vrouw tijdens het seksueel contact bewusteloos was of in staat van lichamelijke onmacht verkeerde. Van verminderd bewustzijn in de zin van artikel 243 Sr is blijkens de wetsgeschiedenis sprake als iemand verkeert in de staat tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat deze weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander. De rechtbank kon ook die toestand niet vaststellen. De enkele vaststelling dat de vrouw die dag (voordat de geslachtsgemeenschap plaatsvond) alcohol had genuttigd en medicatie had gebruikt, achtte de rechtbank daarvoor onvoldoende. Ook achtte de rechtbank niet bewezen dat de aangeefster niet in staat was om haar wil te bepalen.
De huisarts werd tevens verweten dat hij ontuchtige handelingen had verricht (art. 249 van het Wetboek van Strafrecht). Ook dat achtte de rechtbank echter niet bewezen. Wel kwam vast te staan dat de huisarts de borsten van de vrouw had betast, maar niet dat dit buiten het doel van een geneeskundige behandeling had plaatsgevonden. Saillant detail is nog wel dat de rechtbank ook als vaststaand aannam dat er seksueel contact tussen de huisarts en de vrouw had plaatsgevonden. De rechtbank kon hier echter geen oordeel over vellen, omdat dit niet als strafbaar feit ten laste was gelegd.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Joost Wasser (Holla advocaten) bij een beschikking van de Hoge Raad van 10 april jl. (GZR 2018-0269). De Hoge Raad oordeelde dat camerabeelden die door een beveiligingscamera zijn gemaakt van de toegangspaden en de wachtruimte in een ziekenhuis, onder het (afgeleid) verschoningsrecht van het ziekenhuis kunnen vallen. Aanleiding was de vordering van de officier van justitie tot inbeslagname van de beelden op grond van artikel 126 nf Sv, omdat een slachtoffer van mishandeling in dat ziekenhuis haar dader meende te herkennen. Joost geeft zijn visie op het oordeel, waarbij hij ingaat op de beklagprocedure in het geval de hulpverlener zich op zijn verschoningsrecht beroept en het verschoningsrecht zelf. Een mooie uiteenzetting mijns inziens.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Tuchtcolleges

Uitspraken zonder ECLI