Naar boven ↑

Update

Nummer 11, 2018
Uitspraken van 28-05-2018 tot 06-06-2018
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Een gecontracteerde zorgverlener kan geen andere pet opzetten
De eerste uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, betreft een zorgverzekeringskwestie (GZR 2018-0242). Een psychiater heeft eind 2009 een overeenkomst gesloten met de Centrale Zorgverzekeringsgroep (CZ) in welke overeenkomst werd bepaald dat de psychiater gebruik mag maken van BIG-geregistreerd hulppersoneel. Er was echter één maar aan verbonden: dat hulppersoneel mocht alleen gekozen worden uit een limitatieve lijst van beroepsbeoefenaren. De psychiater heeft vervolgens zorg verleend aan verzekerden van CZ waarbij hij gebruik heeft gemaakt van hulppersonen. Een aantal daarvan stond echter niet op de lijst. Op enig moment heeft de psychiater ook zorg verleend aan een verzekerde met een naturaverzekering en heeft hij opnieuw gebruikgemaakt van een hulppersoon die niet op de lijst stond. Deze verzekerde heeft van de psychiater (om die laatste reden) een factuur ontvangen. De verzekerde cedeerde op zijn beurt zijn vordering op CZ aan de psychiater, maar CZ weigerde tot betaling over te gaan. De psychiater heeft CZ hierop in rechte betrokken. In eerste aanleg was dit succesvol, maar in hoger beroep niet. Het gerechtshof wees de vordering tot betaling van de psychiater af. Het gerechtshof overwoog daartoe dat de psychiater – ook al had hij van andere hulppersonen gebruikgemaakt dan die op de lijst stonden – gecontracteerde zorg had verleend. De verzekerde die een naturaverzekering had en zorg verkreeg van de psychiater als gecontracteerde zorgverlener had dus geen (restitutie)vordering op CZ en diens vordering op CZ zou dus niet toewijsbaar zijn. Als gevolg daarvan is ook de aan de psychiater gecedeerde vordering niet toewijsbaar. Het gerechtshof overwoog voorts dat de omstandigheden geen aanleiding vormden om ervan uit te gaan dat CZ onrechtmatig gehandeld zou hebben, in strijd met redelijkheid en billijkheid gehandeld zou hebben, dan wel ongerechtvaardigd zou zijn verrijkt.

Verbod tot herinschrijving verslaafde arts
De tweede uitspraak die ik eruit licht, betreft een uitspraak van het College van Medisch Toezicht (GZR 2018-0251). De uitspraak heeft betrekking op een arts bekend met een verslavingsgeschiedenis van bijna twintig jaar. Hij schreef herhaaldelijk Opiumwetgeneesmiddelen voor zichzelf voor, waarbij hij gebruikmaakte van namen van patiënten en misbruik maakte van receptenpapier. De BIG-registratie van de arts is op 8 januari 2018 doorgehaald wegens het niet voldoen aan de herregistratievereisten.
Het College van Medisch Toezicht heeft de arts ongeschikt geacht tot het uitoefenen van zijn beroep en vervolgens een verbod op herinschrijving in het register uitgesproken. Het College van Medisch Toezicht heeft in dat verband overwogen dat hij op zich – zoals ook door de arts werd aangevoerd – alleen bevoegd is een persoon die in een register ingeschreven staat, uit dat register te doen verwijderen. In artikel 80 Wet BIG is niet de mogelijkheid opgenomen aan die persoon het recht te ontzeggen om wederom in het register te worden ingeschreven. Niettemin staat de bescherming van patiënten tegen ondeskundige zorgverleners voorop en past een beslissing als deze in het systeem van de Wet BIG (zie ook een ongepubliceerde beslissing van 10 juni 2014, waarbij een verbod op herinschrijving is uitgesproken), aldus het College van Medisch Toezicht. Daar komt bij dat het wetsvoorstel tot modernisering van het tuchtrecht de optie wel kent en dat het dus de bedoeling is om het huidige hiaat te repareren.

Een automatische erkenning van het diploma leidt niet automatisch tot een ongeclausuleerde inschrijving in het BIG-register
De laatste uitspraak die ik onder uw aandacht breng, gaat over de automatische erkenning van een buitenlandse beroepskwalificatie en inschrijving in het BIG-register (GZR 2018-0259). Een in Italië opgeleide apotheker deed in Nederland dat verzoek daartoe, maar de aanvraag werd door de minister van VWS afgewezen. Het daartegen gerichte bezwaar werd ongegrond verklaard. De minister stelde zich in dat verband op het standpunt dat ‘omdat de apotheker de Kosovaarse nationaliteit heeft – en (dus) niet de nationaliteit van een EER-land of Zwitserland – hij de Commissie Buitenlands Gediplomeerden Volksgezondheid een inhoudelijk oordeel mocht vragen’. Deze commissie adviseerde de aanvraag af te wijzen, omdat het niveau van de apotheker niet gelijkwaardig zou zijn aan dat van een in Nederland opgeleide apotheker. De apotheker ging in beroep en kreeg van de Rechtbank Den Haag gelijk: hier had sprake moeten zijn van een automatische erkenning met een ongeclausuleerde inschrijving in het BIG-register.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde in hoger beroep echter anders: de beoordeling of tot inschrijving in het BIG-register kan worden overgegaan, is volgens de Afdeling breder dan de beoordeling of de aanvrager voldoet aan de gestelde opleidingseisen. De automatische erkenning van een diploma leidt dus niet automatisch tot een ongeclausuleerde inschrijving in het BIG-register. Volgens de afdeling moet ook worden getoetst aan de vereisten van artikel 6 Wet BIG en artikel 2 Registratiebesluit BIG. Omdat de minister van VWS reeds uitvoering had gegeven aan de uitspraak van de rechtbank en de apotheker had ingeschreven in het BIG-register, heeft de Afdeling de voorlopige voorziening getroffen dat de apotheker ingeschreven blijft tot de minister opnieuw op het bezwaar heeft beslist.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Michèle van Lopik (Kennedy van der Laan). Zij gaat in op het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat op 15 mei jl. werd gewezen (GZR 2018-0243). Het arrest is gewezen naar aanleiding van een verzoek (op grond van art. 843a Rv) van een moeder om inzage in het medisch dossier van haar in het ziekenhuis overleden zoon en het obductieverslag dat na zijn dood is vervaardigd. Het gerechtshof wijst dat verzoek toe, waarmee het oordeelt dat in dit geval het belang van de moeder zwaarder weegt dan het beroepsgeheim van het ziekenhuis. Het gerechtshof betrekt in dat verband het emotionele belang van de moeder. Michèle besteedt evenzeer aandacht aan dat emotionele belang en de ontwikkelingen op dat vlak. Lezen is aan te bevelen!

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website. Ik wijs u zekerheidshalve op de komst van een landelijk implantatenregister. Nadat de Tweede Kamer instemde met de registerplannen, heeft de Eerste Kamer het onderwerp op 5 juni jl. zonder debat afgehamerd (zie Kamerstukken 34.483).

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hof

Rechtbank

Raad van State

Tuchtcolleges

Uitspraken zonder ECLI