Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Een nieuw jaar met nieuwe uitspraken
Voordat ik u meeneem naar de rechtspraak die is samengevat, bericht ik u dat GZR Updates met ingang van 1 januari 2018 ook uitspraken van een aantal geschilleninstanties in de database opneemt. Het betreft de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, Geschillencommissie Huisartsen, Geschilleninstantie Mondzorg, Geschillencommissie Ziekenhuizen en de Geschillencommissie Zorg algemeen.
Wij zijn erg blij met deze mogelijkheid en trots u dit aan te kunnen bieden.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Middelen die door de politie zijn ingezet, kunnen geen onderwerp zijn van een klacht als bedoeld in artikel 41a Wet Bopz
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, betreft een oordeel van de Rechtbank Rotterdam in een Bopz-kwestie (GZR 2017-0449). Een man wordt gedwongen opgenomen op basis van een machtiging tot voortgezet verblijf. In verband met agressiviteit wordt hij met toepassing van artikel 39 Wet Bopz gesepareerd en krijgt hij medicatie. De man verzet zich echter zo hevig dat de hulp van de politie wordt ingeroepen. De politie past de ‘schildprocedure’ toe en ‘tasert’ de man. Deze dient vervolgens een klacht in bij de klachtencommissie en, in verband met de ongegrondverklaring, een verzoekschrift bij de rechter. De rechter oordeelt dat op grond van artikel 39 Wet Bopz noodmaatregelen getroffen mogen worden ter overbrugging van een tijdelijke noodsituatie. De rechter oordeelt voorts dat het weliswaar de instelling is die bijstand van de politie inroept, maar dat het aan de politie zelf is met welke middelen bijstand wordt verleend. Daarover kan niet worden geklaagd op grond van artikel 41a lid 5 Wet Bopz.
Antibioticabehandeling voor Lyme niet in overeenstemming met de stand van de wetenschap en praktijk
De tweede uitspraak die ik onder uw aandacht wil brengen, is afkomstig van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (GZR 2017-0454). De zaak betreft een man die is gediagnosticeerd met de ziekte van Lyme, waarvoor hij van een Belgische arts een langdurige behandeling met antibiotica krijgt. Ziektekostenverzekeraar VGZ weigert hiervoor te betalen omdat de behandeling naar zijn oordeel niet bewezen effectief is. In hoger beroep oordeelt het hof dat VGZ met dat standpunt in zijn recht staat. Het hof overweegt daartoe dat op grond van de daarover in Nederland en in het buitenland gepubliceerde literatuur, richtlijnen, rapporten en (wetenschappelijke) onderzoeken betreffende de behandeling van Lyme, vaststaat dat een langdurige antibioticabehandeling niet in overeenstemming is met de stand van de wetenschap en praktijk. De behandeling kwalificeert dus niet als verantwoorde en adequate zorg als bedoeld in artikel 2.1 lid 2 van het Besluit zorgverzekering.
Bezoldiging bestuurder en de WNT; geen categorale uitzondering
Een derde uitspraak gaat over de bezoldiging van een voorzitter van de raad van bestuur van het Amphia ziekenhuis (GZR 2017-0455). Het Amphia ziekenhuis is van mening dat de voorzitter een bezoldiging dient te krijgen die hoger is dan de WNT-norm. Als argumenten worden onder andere aangevoerd de aantasting van het eigendomsrecht van het ziekenhuis, de bijzondere complexiteit van het private ziekenhuis, het vernieuwbouwproject en de bijzondere kwaliteiten van de bestuurder. Ook wordt aangevoerd dat voor universitair medische centra wel afwijkingen zijn toegestaan en dat er daarom sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. De minister van VWS heeft anders besloten, waarop het Amphia bij de rechtbank beroep heeft ingesteld. De rechtbank verklaart het beroep echter ongegrond. De rechtbank overweegt daartoe dat, hoewel niet in geschil is dat de toepassing van de Wet normering topinkomens heeft geleid tot een inmenging in een door artikel 1 van het Eerste Protocol beschermd eigendomsrecht van de topfunctionaris, dit nog niet betekent dat daarmee het eigendomsrecht van het ziekenhuis is aangetast. De gestelde mogelijk te verwachten negatieve effecten zijn niet terug te brengen op een aantasting van het eigendomsrecht van het ziekenhuis. De rechtbank overweegt voorts dat zich niet een uitzonderingssituatie voordoet als bedoeld in artikel 2.4 van de Wet normering topinkomens. Categorale uitzonderingen – dus bijvoorbeeld alle private ziekenhuizen – vallen niet onder het artikel en het vernieuwbouwtraject is slechts van tijdelijke aard. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet omdat universitaire centra nu eenmaal anders zijn dan private ziekenhuizen.
Schending beroepsgeheim door gebruik patiëntgegevens bij powerpointpresentatie
Van belang is ook de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage over het gebruik van patiëntgegevens in een powerpointpresentatie (GZR 2018-0003). Gebeurt dit zonder toestemming van de patiënt en is de presentatie in onvoldoende geanonimiseerde vorm gegoten, dan is sprake van schending van het beroepsgeheim.
Zorgprofielen mogen er niet aan in de weg staan om additionele zorg te indiceren indien de objectieve zorgbehoefte van een jeugdige afwijkt van dat profiel
De laatste uitspraak waar ik u op wijs, ziet op een kwestie van jeugdhulp (GZR 2018-0011). De gemeente Roosendaal is in samenwerking met andere gemeenten binnen de regio West-Brabant per 1 januari 2016 overgegaan naar een nieuwe jeugdhulpsystematiek. De nieuwe systematiek komt erop neer dat indien jeugdigen en ouders een beroep doen op niet vrij toegankelijke jeugdhulp het gezin op basis van een inschatting van hun zorgvraag door een jeugdprofessional wordt ingeschaald in een zorgprofiel (er bestaan negen zorgprofielen). De zorgzwaarte binnen een profiel wordt vervolgens bepaald door een inschatting te maken van de duur van de zorg en of de intensiteit van de behandeling naar verwachting hoog of laag wordt. Dit leidt tot één van de vier intensiteiten binnen de negen zorgprofielen, te weten acuut, perspectief, intensief en duurzaam. Dit tezamen bepaalt het zorgarrangement dat aan het gezin wordt geboden.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat het bij de beoordeling of een jeugdhulpvoorziening dient te worden toegekend gaat om het leveren van individueel maatwerk. Daarbij dient een zorgvuldige afweging plaats te vinden en rekening te worden gehouden met de specifieke omstandigheden van de jeugdige. Dit betekent dat het werken met zorgprofielen er niet aan in de weg mag staan om additionele zorg te indiceren indien de objectieve zorgbehoefte van een jeugdige (substantieel) afwijkt van het zorgprofiel dat het best bij hem past.
De rechtbank stelt in dit geval vast dat met het deskundigenrapport de objectieve zorgbehoefte van de jeugdige weliswaar is geïnventariseerd, maar dat het onderzoek zich tegelijkertijd heeft beperkt tot de vraag welk zorgprofiel het meest overeenkomt met de situatie van de jeugdige. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de gedragsdeskundige in haar rapport heeft geconcludeerd dat door het college onterecht voor Zorgprofiel 6 dan wel Zorgprofiel 8 is gekozen en dat de jeugdige meer recht wordt gedaan met Zorgprofiel 5 omdat dit zorgprofiel meer passend is bij de problematiek. De rechtbank stelt voorts vast dat het bestreden besluit vervolgens geen inzicht biedt in de aard en omvang van de jeugdhulp waarop op basis van voormeld profiel met de daarbij behorende intensiteit aanspraak kan worden gemaakt. Dit betekent voor het onderhavige geval dat het college niet inzichtelijk heeft gemaakt dat met de inschaling van de jeugdige in Zorgprofiel 5 en de daarbij vastgestelde intensiteit daadwerkelijk wordt voorzien in passende jeugdhulp die aansluit bij de zorgbehoefte van de jeugdige. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd. Reeds hierom kan het bestreden besluit niet in stand blijven, aldus de rechtbank.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Joost Wasser bij een oordeel van de Hoge Raad in een ‘ontuchtzaak’ (GZR 2018-0004). Na een korte inleiding over het begrip ‘ontucht’ in de zin van artikel 249 lid 2 sub 3 Sr, staat Joost stil bij twee vragen: (i) Is een formele beëindiging van de behandelrelatie voor de zorgverlener voldoende om aan strafvervolging te ontkomen? (ii) Bestaat per definitie straffeloosheid voor de zorgverlener bij een (seksuele) relatie na een formele en feitelijke beëindiging van de behandelrelatie?
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Onze zoekfunctie
Wist u dat GZR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief en de mogelijkheid om kennis te nemen van annotaties? Alle door onze redactieleden zorgvuldig geselecteerde en samengevatte uitspraken komen in een database. GZR Updates biedt de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zie hier voor de mogelijkheden.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Een opvolgende machtiging tot voortgezet verblijf kan alleen worden verleend ten aanzien van iemand die, op het moment van de beschikking van de rechtbank, reeds op basis van een eerdere machtiging verblijft in een door de minister als zodanig op grond van artikel 1 lid 1 aanhef sub h Wet Bopz erkende Bopz-instelling. 22-12-2017
- Hoge Raad Bij de aanvraag van een Voorlopige Machtiging moet de rechtbank zijn oordeel – zo schrijft artikel 5 lid 1 Wet Bopz voor – baseren op de ’actuele’ feiten en omstandigheden, zoals die zich voordoen ten tijde van de uitspraak. Er dient dus een actuele geneeskundige verklaring aanwezig te zijn. Wanneer de feiten en omstandigheden, vermeld in de overgelegde geneeskundige verklaring, niet meer ’actueel’ zijn, omdat deze verklaring al een aantal weken oud is, en betrokkene voert op dat punt verweer, dan moet de rechter een nieuwe geneeskundige verklaring laten opstellen, dan wel deugdelijk motiveren waarom toch volstaan kan worden met de reeds overgelegde geneeskundige verklaring. 22-12-2017
- Hoge Raad Wanneer bij het verlenen van een Voorwaardelijke Machtiging het ’innemen van medicatie’ als voorwaarde is gesteld, impliceert die voorwaarde zowel de curatieve medicatie (in te nemen bij psychotisch worden) als de preventieve medicatie (in te nemen om gevaar ten gevolge van een psychose te voorkomen). Onder omstandigheden mag de rechtbank het thans aanwezig zijn van gevaar afleiden uit gevaar dat zich zes jaar eerder voor het laatst heeft gemanifesteerd. 22-12-2017
- Hoge Raad In een meervoudig te beslissen zaak dient de mondelinge behandeling in beginsel plaats te vinden ten overstaan van de drie beslissende rechters. Enkelvoudige mondelinge behandeling (rechter-commissaris) is ook mogelijk, maar dan moet wel aan een aantal processuele voorwaarden zijn voldaan (zie uitspraak), terwijl een partij toch kan verzoeken om een meervoudige behandeling, welk verzoek alleen op zwaarwegende gronden kan worden geweigerd. 22-12-2017
- Hoge Raad Wanneer een Bopz-machtiging wordt verzocht voor iemand, die reeds (vrijwillig of onvrijwillig) in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, moet de geneeskundige verklaring zijn ondertekend door de (waarnemend) geneesheer-directer van dat ziekenhuis. Wanneer de verklaring is ondertekend door de ’waarnemend Bopz-arts’ van een verpleeginrichting en nergens uit blijkt dat die (waarnemend) Bopz-arts ook optrad als (waarnemend) geneesheer-directeur, dan voldoet de geneeskundige verklaring niet aan de door artikel 16 lid 1 wet Bopz gestelde eisen. 08-12-2017
- Hoge Raad Artikel 249 lid 2 sub 3 Sr ziet niet alleen op gevallen waarin sprake is van een formele behandelrelatie tussen behandelaar en cliënt, maar ook op gevallen waarin sprake is van een feitelijke behandelrelatie. 05-12-2017
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch In 2006 wordt bij een vrouw een lymfeklier in de hals verwijderd. Deze operatie was noodzakelijk omdat alleen op die manier weefselonderzoek ter uitsluiting van een kwaadaardige aandoening gedaan kon worden. Na de operatie wordt zenuwletsel geconstateerd en de vrouw kan haar rechterarm niet meer gebruiken. Zij stelt het ziekenhuis aansprakelijk vanwege een medische kunstfout en vanwege gebrek aan informed consent. Het hof acht de vordering op de informed consent-grondslag niet toewijsbaar. Of er een kunstfout is gemaakt, kan het hof zonder nadere informatie niet beoordelen. Het hof gelast een meervoudige comparitie waarbij de procespartijen en hun advocaten, de opererend arts en de twee deskundigen aanwezig moeten zijn. 09-01-2018
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden VGZ is niet gehouden de langdurige antibioticabehandeling aan verzekerde met de ziekte van Lyme te vergoeden. Het hof oordeelt op grond van de daarover in Nederland en in het buitenland gepubliceerde literatuur, richtlijnen, rapporten en (wetenschappelijke) onderzoeken betreffende de behandeling van Lyme, dat een langdurige antibioticabehandeling niet in overeenstemming is met de stand van de wetenschap en praktijk. VGZ is derhalve niet gehouden de kosten van de behandeling te vergoeden. 19-12-2017
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Verzekerde is in eerste aanleg veroordeeld tot betaling van een premieachterstand. De reconventionele vordering van verzekerde, bestaande uit het verstrekken van juiste facturen met deugdelijke specificaties en tot ongedaanmaking van de melding van de zorgverzekeraar bij het Zorginstituut Nederland is door de Rechtbank Limburg afgewezen. Tegen deze uitspraak is door verzekerde hoger beroep aangetekend. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. 19-12-2017
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden VGZ heeft een materiële controle gedaan naar de declaraties van de niet-gecontracteerde zorgaanbieder Ciran voor in 2014 geleverde zorg. Op basis van die controle stelt VGZ vast dat geen sprake is geweest van verzekerde zorg, zodat de vergoede declaraties onverschuldigd zijn betaald. VGZ extrapoleert deze uitkomst naar 2015 en 2016 en verrekent de dan ontstane vordering met de uitstaande declaraties van Ciran voor in 2017 verleende zorg. Ciran heeft gevorderd dat VGZ wordt bevolen zich te onthouden van inhouding en verplicht wordt de uitstaande declaraties te betalen. In eerste aanleg is die vordering afgewezen. Het hof wijst de vordering alsnog toe, omdat de over en weer bestaande belangen maken dat VGZ zich voor nu niet op verrekening mag beroepen. 15-12-2017
Rechtbank
- Rechtbank Den Haag In deze zaak staat de inkoop van een hexavalent combinatievaccin voor kinderen door middel van een aanbesteding centraal. Sanofi wenst in aanmerking te komen voor de levering van het combinatievaccin, maar er bestaat discussie over de vraag of haar combinatievaccin aan alle gestelde vereisten voldoet en of het RIVM in dat kader wel rechtmatige eisen heeft gesteld. De voorzieningenrechter oordeelt dat het RIVM rechtmatige eisen heeft gesteld en wijst de vorderingen van Sanofi af. 28-12-2017
- Rechtbank Gelderland VGZ heeft een geschil met zorgaanbieder Ciran over declaraties voor in 2014-2016 verleende zorg. VGZ is door het hof in dat kader geboden zich te onthouden van iedere vorm van opschorting/inhouding/ verrekening, zolang niet in een bodemprocedure definitief is bepaald dat VGZ tegenover Ciran enige vordering heeft. Ter zekerheid van haar vordering heeft VGZ nu eigenbeslag gelegd onder de vorderingen die Ciran op haar heeft voor in 2017 geleverde zorg. Ciran verzoekt opheffing van dit beslag, omdat VGZ misbruik van recht maakt nu het arrest van het hof ook een verbod op zulk beslag zou omvatten. De voorzieningenrechter wijst de vordering van Ciran af omdat zo'n overweging in het arrest niet is te lezen. 27-12-2017
- Rechtbank Midden-Nederland Een patiënte is niet tevreden over de tandheelkundige behandeling door haar tandarts. Haar klacht bij de Centrale Klachten Commissie van de KNMT wordt deels gegrond verklaard. Zij vordert in deze procedure materiële en immateriële schadevergoeding en tevens terugbetaling van het reeds aan haar tandarts betaalde. Haar stellingen zijn echter, ook na hierop te zijn gewezen in een tussenvonnis, onvoldoende concreet en de kantonrechter wijst haar vordering af. 20-12-2017
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Het Amphia ziekenhuis is van mening dat de voorzitter van de raad van bestuur een bezoldiging dient te krijgen die hoger is dan de WNT-norm. Als argumenten worden onder andere aangevoerd de aantasting van het eigendomsrecht van het ziekenhuis, de bijzondere complexiteit van het private ziekenhuis, het vernieuwbouwproject en de bijzondere kwaliteiten van de bestuurder. Ook wordt aangevoerd dat voor universitair medische centra wel afwijkingen zijn toegestaan en dat er daarom sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. De minister van VWS heeft anders besloten, waarop het Amphia bij de rechtbank beroep heeft ingesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. 12-12-2017
- Rechtbank Rotterdam In deze zaak wordt de verdachte vervolgd voor diefstal met geweld, het opzettelijk aanwezig hebben van meer dan drie kilogram hennep en het in voorraad hebben van een grote hoeveelheid geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, verboden in artikel 40 Geneesmiddelenwet. De tenlastelegging van artikel 40 lid 2 conform de wettelijke bepaling is voldoende duidelijk, concreet en feitelijk. Voor het 'in voorraad hebben' van geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, is vereist dat deze geneesmiddelen in voorraad werden gehouden met het oog op handelingen in het economisch verkeer. Ondanks de zeer grote aangetroffen hoeveelheden (diverse) geneesmiddelen ontbreekt bewijs ter zake. Verdachte wordt vrijgesproken. 08-12-2017
- Rechtbank Rotterdam Van een ’noodsituatie’ als bedoeld in artikel 39 Wet Bopz is sprake wanneer een meer dan normale kans ontstaat dat zich een acute situatie zal gaan voordoen die leidt tot een zodanig gevaar voor de patiënt zelf of voor anderen dat uitstel van ingrijpen niet mogelijk is. Wanneer de instelling besluit om de politie in te schakelen, is het vervolgens aan de politie om een keuze te maken met welke middelen de bijstand wordt verleend. Daarover kan geen klacht op basis van artikel 41a Wet Bopz worden ingediend. 06-12-2017
- Rechtbank Amsterdam In deze zaak gaat het om een jeugdbeschermer (verweerster) die vertrouwelijke gegevens deelt met mensen buiten de organisatie en professionele normen overschrijdt door contact te (blijven) zoeken met cliënten en pupillen na schorsing. Er volgt geen geldig ontslag op staande voet, het is wel een reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst in verband met verwijtbaar handelen of nalaten. 06-12-2017
- Rechtbank Limburg Het college van B&W (verweerder) heeft het pgb op grond van artikel 2.3.6, tweede lid, van de Wmo 2015 terecht geweigerd. De rechtbank acht het aannemelijk dat sprake was van huiselijk geweld door de budgethouder (eiser) richting zijn moeder. Voor de opvatting van het college van B&W dat door het verstrekken van het pgb een patroon wordt gefaciliteerd dat niet wenselijk is, ziet de rechtbank voldoende steun in de voorhanden gegevens. 22-11-2017
- Rechtbank Rotterdam De aanvraag van eiseres voor een verklaring van vakbekwaamheid ten behoeve van de inschrijving als apotheker in het BIG-register is terecht geweigerd door de minister. De minister mocht zich daarbij baseren op adviezen van het CBGV en het EP-Nuffic. Het advies luidde – samengevat– dat het niveau van de apothekersopleiding van eiseres in Pakistan niet gelijk is aan het eindniveau van de Nederlandse opleiding tot apotheker. De beide adviezen zijn zorgvuldig tot stand gekomen, noch ziet de rechtbank in de adviezen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid daarvan. 17-11-2017
- Rechtbank Gelderland In 2010 wordt bij een drie maanden oude baby een aangeboren slokdarmafsluiting operatief gecorrigeerd. Bij een heroperatie acht dagen later blijkt er een naadlekkage te zijn opgetreden. In 2016 heeft het kind nog geen functionerende slokdarm. De ouders spreken het ziekenhuis aan. Aan een deskundige wordt gevraagd of de behandelaars in het RadboudUMC gehandeld hebben in strijd met de professionele standaard. Die rapporteert dat in zijn algemeenheid is gehandeld in overeenstemming met de op dat moment geldende professionele medische standaard. De deskundige laat zich echter op onderdelen ambivalent uit en er vindt een deskundigenverhoor plaats (art. 200 Rv). De rechtbank bespreekt de openstaande vragen uitgebreid en acht het oordeel van de deskundige overtuigend. Geen van de verwijten leidt tot aansprakelijkheid van het Radboud. 20-09-2017
- Rechtbank Limburg Het bestaan van ’actueel gevaar’ (= kans op onheil, dat zich nog niet hoeft te hebben gerealiseerd) kan ook worden afgeleid uit ervaringen, in het verleden opgedaan met de betrokken patiënt, tenzij gemotiveerd en deugdelijk wordt aangetoond dat die ervaringen uit het verleden niet meer redengevend kunnen zijn voor het actuele gevaar. Artikel 1 lid 3 Wet Bopz stelt een (waarnemend) Bopz-arts gelijk aan een geneesheer-directeur. 06-06-2017
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Het college van B&W van de gemeente Roosendaal hanteert een jeugdhulpsystematiek waarbij de jeugdige en het gezin waarvan hij/zij deel uitmaakt op basis van een inschatting van hun zorgvraag wordt ingeschaald in een zorgprofiel met een daarbij behorende intensiteit. Het werken met zorgprofielen mag er niet aan in de weg staan om additionele zorg te indiceren indien de objectieve zorgbehoefte van een jeugdige (substantieel) afwijkt van het zorgprofiel dat het best bij hem/haar past. Het beroep is gegrond. 27-02-2017
Raad van State
- Raad van State Bij een aanvraag voor een verklaring van vakbekwaamheid in het kader van een BIG-registratie als psychotherapeut moet de minister van VWS toetsen aan de opleidingseisen uit het Besluit psychotherapeut. Appellante had in dit geval een vervolgopleiding in één referentiekader gevolgd en dat volstaat volgens de Afdeling. Uit de tekst van artikel 4, lid 3 van het Besluit psychotherapeut volgt dat ten minste één vervolgopleiding moet worden gedaan. Het feit dat het curriculum van Nederlandse instellingen voor postacademisch onderwijs voor psychotherapeuten veelal bestaat uit twee vervolgcursussen, betekent niet dat dit onderdeel is (geworden) van de opleidingseisen. De minister heeft de aanvraag van appellante dan ook ten onrechte afgewezen. 17-01-2018
- Raad van State De minister van VWS mag op grond van artikel 7 onder e Wet BIG een in het buitenland opgelegde doorhaling automatisch overnemen. De minister hoeft de maatregel in beginsel niet inhoudelijk te beoordelen. Hij kan zich beperken tot de vraag welke autoriteit de maatregel heeft opgelegd en of deze autoriteit daartoe bevoegd was. Toepassing van de hardheidsclausule uit artikel 7a Wet BIG vraagt om een verdergaande beoordeling van de minister. Daarbij moet worden gekeken of elementaire rechtsbeginselen zijn geschonden, dan wel de ernst van het vergrijp aanleiding vormen om af te zien van automatische overname van de maatregel. Daarvan was in het geval van appellant geen sprake. De minister mocht de maatregel van de tuchtrechter uit het Verenigd Koninkrijk dan ook automatisch overnemen en de inschrijving van appellant in het BIG-register doorhalen. 27-12-2017
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven In deze zaak gaat het om een klacht jegens een psychiater (verweerder) die is betrokken bij de behandeling van een patiënte die in een vechtscheiding zit. Klager is de ex-echtgenoot van de patiënt. Verweerder heeft meerdere keren verklaringen over klager en de dochter afgegeven. Dat is in strijd met de regels die gelden voor het afgeven van geneeskundige verklaringen. De klacht is gegrond. Vanwege een gebrek aan zelfinzicht krijgt verweerder een berisping. 12-01-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen In deze zaak gaat het om ernstig grensoverschrijdend gedrag door een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige. De verpleegkundige krijgt de maatregel opgelegd van voorwaardelijke schorsing van inschrijving in het BIG-register. 09-01-2018
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In deze zaak gaat het om een klacht tegen een uroloog. Hij zou op beeldmateriaal een tumor in de nier van klager over het hoofd hebben gezien. In beroep wordt de beslissing van het RTG Zwolle gehandhaafd: er is geen sprake van een tuchtrechtelijk verwijt. 09-01-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een klacht tegen een arts Maatschappij en Gezondheid, die is betrokken bij de advisering in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het klachtonderdeel dat ziet op het niet eerbiedigen van het blokkerings-, correctie- en inzagerecht van klaagster is gegrond. De arts krijgt een waarschuwing. 09-01-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Een waarnemend huisarts verhoogt na een consult zonder (duidelijke) medische reden de dosering antipsychotica van klager, door het uitschrijven van een nieuw recept. Niet is komen vast te staan dat de verandering in dosering is veroorzaakt door een medische beoordelingsfout. De klacht is desondanks wel gegrond, nu volgens het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door de waarnemend huisarts onzorgvuldig is gehandeld. De huisarts krijgt een waarschuwing. 09-01-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen In deze zaak gaat het om een klacht van een zorginstelling tegen een voormalig werknemer (verweerder), een psychiatrisch verpleegkundige. Er wordt verweerder, nadat zijn arbeidsovereenkomst met de werknemer voornoemd is ontbonden, met twee klachten onvoldoende zorg, regie daarbij en verslaglegging verweten. De klachten zijn gegrond, verweerder krijgt een waarschuwing. 09-01-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Verweerder (huisarts) heeft ten behoeve van een onderzoek naar kindermishandeling door de RvdK gegevens verstrekt over de minderjarige E, maar ook over haar vader en moeder (klagers). Moeder heeft een verklaring gegeven waarin zij verweerder toestemming geeft gegevens te verstrekken over E. Verweerder verstrekt echter ook patiëntgegevens van vader en gegevens uit een gesprek dat hij met moeder had (geen patiënte bij hem). Op basis van het stappenplan uit de KNMG Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld komt het RTG tot het oordeel dat verweerder deze gegevens niet had mogen verstrekken. De klacht is dus deels gegrond. Gegeven de onduidelijkheid die de wet- en regelgeving en de literatuur echter voor de beroepsbeoefenaar met zich meebrengen en gegeven het feit dat verweerder heeft gehandeld met goede intenties, wordt geen maatregel opgelegd. 09-01-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In deze zaak gaat het om een aantal klachten van klaagster (namens haar overleden zoon, patiënt) jegens verweerster, verpleegkundig specialist, die bij de behandeling van patiënt betrokken was. Verweerster heeft aan het ambulancepersoneel, die patiënt (die sterk achteruit gegaan was) naar huis brachten, een verklaring meegegeven over het niet-reanimerenbeleid. Dat deze niet door patiënt ondertekend was doet er niet toe (en is ook niet gebruikelijk), nu het niet-reanimerenbeleid was afgesproken en vastgelegd in het medisch dossier. Ook een klacht over het niet verlengen van een behandeling met antibiotica treft geen doel, nu de antibiotica aansloegen en het daarom gebruikelijk is de behandeling te staken na het afmaken van de kuur. Tot slot was het niet aan verweerster om te beslissen waar de voor patiënt benodigde bloedtransfusies zouden plaatsvinden, waardoor het besluit deze niet elders plaats te laten vinden haar ook niet tuchtrechtelijk kan worden verweten. Alle klachten zijn ongegrond. 08-01-2018
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een deels gegronde klacht tegen een klinisch psycholoog. De psycholoog heeft het beroepsgeheim geschonden door zonder toestemming van klaagster de gegevens en een tekening van klaagster in onvoldoende geanonimiseerde vorm te gebruiken in een powerpointpresentatie op een congres. Er is geen sprake van veronderstelde toestemming. Dat de powerpointpresentatie op internet is gezet en niet meteen is verwijderd is niet verwijtbaar aan de psycholoog. Het niet tonen van voldoende begrip is niet verwijtbaar. De psycholoog krijgt een waarschuwing. 19-12-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Een vrouw dient een klacht in tegen een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige, werkzaam op een crisisdienst. Tussen hen heeft gedurende enkele maanden veelvuldig contact plaatsgevonden, waarbij een nauwe persoonlijke relatie is ontstaan. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg oordeelt onder andere dat verweerder de professionele grenzen onvoldoende in acht heeft genomen, terwijl er sprake was van een zeer kwetsbare patiënte. Verweerder krijgt, vanwege de laakbaarheid van zijn handelen, de maatregel van berisping opgelegd. 19-12-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In deze zaak gaat het om een klacht tegen een orthopedisch chirurg die onder andere wordt verweten geen deugdelijke anamnese te hebben afgenomen en geen inzicht te hebben gegeven in de noodzaak van een operatie. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart deze klachtonderdelen gegrond en legt verweerder een berisping op. 19-12-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klaagster verwijt verweerder – een medisch adviseur – schending van zijn beroepsgeheim. De medisch adviseur heeft zonder toestemming van klaagster haar medisch dossier aan de advocaat van haar ex-werkgever gegeven, die het vervolgens in een procedure heeft gebruikt. De klacht is gegrond: zonder toestemming van de persoon op wie de gegevens zien, mag de medisch adviseur geen gegevens naar buiten brengen. Verweerder krijgt een waarschuwing. 15-12-2017
Uitspraken zonder ECLI
- Geschillencommissie ziekenhuizen In deze zaak gaat het om het onterecht opnemen van een SPUTOVAMO-melding (onderdeel van meldcode kindermishandeling) in het medisch dossier van klaagster. Klaagster ontvangt een vergoeding van immateriële schade. 2017-05-10
- Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg In deze zaak eist een cliënt terugbetaling van de factuur die hij van een zorginstelling heeft ontvangen. De cliënt had niet om de zorg door de instelling verzocht en stelt dat de instelling daarom onterecht een factuur heeft ingediend bij de zorgverzekeraar van cliënt. 2017-06-06
- Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden Bij een zorgaanbieder is de organisatiestructuur de afgelopen jaren ingrijpend veranderd enerzijds doordat het zorgaanbod is gewijzigd en anderzijds doordat er op landelijk niveau diverse ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Als gevolg hiervan wil de zorgaanbieder de medezeggenschapsstructuur wijzigen. De centrale cliëntenraad heeft ten aanzien van de adviesaanvraag om de medezeggenschapsstructuur te wijzigen negatief geoordeeld. De Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden oordeelt dat de noodzaak bij de zorgaanbieder om te komen tot een nieuwe medezeggenschapsstructuur overtuigend is aangetoond en dat het voorstel in zijn voorlopigheid de marginale redelijkheidstoetsing kan doorstaan. De zorgaanbieder kan in redelijkheid besluiten tot het wijzigen van de cliëntmedezeggenschapsstructuur, waarbij dit besluit nog advisering over het nadere uitvoeringstraject behoeft. 2017-11-30
- Scheidsgerecht Gezondheidszorg Na een uitstekend dienstverband van bijna 30 jaar wordt de arbeidsovereenkomst tussen het ziekenhuis en de bestuurder door het Scheidsgerecht ontbonden omdat sinds 2015 de relatie tussen de bestuurder en de VMS onhoudbaar is geworden. Een belangrijke rol speelt daarbij dat de bestuurder de vrijgevestigde specialisten het liefst in dienst heeft terwijl de medisch specialisten per se vrijgevestigd willen zijn. Na het opzeggen van het vertrouwen door de VMS en ondanks interventies door de RvT, mediator, adviseurs, de IGZ (verscherpt toezicht) en een extra (interim) bestuurder wordt de bestuurder uiteindelijk vanwege de onhoudbare situatie door de RvT geschorst en wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden omdat die ‘een lege huls’ is geworden en wordt de wettelijke transitievergoeding van € 185.148 bruto toegekend. Deze vergoeding is niet in strijd met de WNT. De door de bestuurder gevorderde billijke vergoeding wordt afgewezen omdat de RvT c.q. het ziekenhuis niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld c.q. heeft nagelaten. 2017-07-04