Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Anios schendt beroepsgeheim door melding dat pasgeborene wordt onderzocht op HIV
De eerste uitspraak is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle (RTG Zwolle) (GZR 2017-168). Het ging in deze zaak om het volgende. Bij klaagster, geboren in 1984, werd op 21-jarige leeftijd HIV vastgesteld. In april 2016 is klaagster van een dochter bevallen. Op grond van het van toepassing zijnde protocol moest bij de dochter bloed worden afgenomen en medicatie worden toegediend. Dit is gedaan door een arts-assistent niet in opleiding (anios) van het ziekenhuis waar klaagster bevallen is. Klagers (klaagster en haar echtgenoot) verwijten de anios dat zij, in het bijzijn van familieleden van klagers die niet op de hoogte waren van de aandoening van klaagster, meldde dat zij de baby meenam voor het vaststellen van de HIV-status. Door aldus te handelen heeft de anios haar beroepsgeheim geschonden, omdat klagers de anios geen toestemming hebben gegeven voor deze mededeling. Klagers wilden niet dat de familie afwist van de aandoening van klaagster. De anios verweert zich door te stellen dat klaagster ermee instemde dat zij vertelde waarvoor zij kwam. Verder geeft zij aan dat zij met de beste bedoelingen heeft gehandeld om goede zorg te leveren aan het kind. Zij is van mening dat zij haar beroepsgeheim niet heeft geschonden. Het RTG Zwolle stelt vast dat de beschrijvingen van partijen van hetgeen is voorgevallen sterk uiteenlopen, maar oordeelt dat – ook indien de lezing van de anios wordt gevolgd – er sprake is van onzorgvuldig handelen door de anios. Het RTG Zwolle acht de klacht gegrond en legt de maatregel van een waarschuwing op.
Suïcide van patiënte kan huisarts niet worden verweten
De tweede uitspraak die ik er voor u uitlicht, is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag (RTG Den Haag) (GZR 2017-175). In deze trieste zaak hebben klagers, de ouders van wie de 20-jarige dochter (hierna ook: ‘patiënte’) suïcide heeft gepleegd, een klacht ingediend tegen de huisarts van hun dochter. In juli 2010 is in het ziekenhuis bij de dochter van klagers de diagnose Neuro Psychiatrische Systemische Lupus Erythematosus (hierna: NPSLE) gesteld. Het klachtenbeeld van NPSLE bestaat uit zich progressief ontwikkelende (ernstige) lichamelijke en psychiatrische klachten. In april 2012 heeft de dochter een behandelverbod en een euthanasieverklaring ondertekend. De huisarts was hiervan op de hoogte. In het voorjaar van 2012 heeft de dochter van klagers driemaal een suïcidepoging gedaan. In 2013 is in het ziekenhuis de euthanasieprocedure in gang gezet. Op 22 april 2015 hebben klagers en hun dochter vernomen dat de huisarts een brief had gestuurd met als gevolg dat klagers en hun dochter dachten dat er een complicatie, althans vertraging was ontstaan in de euthanasieprocedure. Op 30 april 2015 heeft de dochter van klagers zich van het leven beroofd. Het RTG Den Haag stelt in zijn uitspraak voorop dat het niet tot zijn taak behoort zich uit te laten over de gestelde causaliteit tussen enerzijds het handelen van de huisarts en anderzijds de suïcide van patiënte. Dit betekent dat dit klachtonderdeel niet kan slagen. Voor wat betreft het andere klachtonderdeel, dat ziet op het door de huisarts in maart en april 2015 gevoerde beleid, oordeelt het RTG Den Haag dat dit ongegrond is. De euthanasiewens van haar patiënte werd voor de huisarts pas prangend vanaf maart 2015 toen een aantal gebeurtenissen cumuleerden. De bij de huisarts al langer bestaande en ook geuite twijfels of bij haar patiënte wel was voldaan aan de criteria voor euthanasie, te weten of sprake was een ‘vrijwillig en weloverwogen verzoek’ en ‘uitzichtloos en ondraaglijk lijden’, waren op dat moment evenwel niet weggenomen. Deze twijfels werden gevoed door de informatie waarover de huisarts beschikte, waarbij het RTG Den Haag opmerkt dat de huisarts in een relatief geïsoleerde positie verkeerde: doordat zij door het ziekenhuis niet was geïnformeerd over, noch betrokken was bij de euthanasieprocedure, was zij onbekend met zowel de grond voor de euthanasieaanvraag als met de voortgang van de procedure. Door onder deze omstandigheden te onderzoeken of was voldaan aan de criteria voor euthanasie en daartoe haar patiënte, klagers evenals de behandelaren en de EC in het ziekenhuis te bevragen, heeft de huisarts naar het oordeel van het RTG Den Haag niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
Subsidieverlening NIPT is geen verboden staatssteun
De derde uitspraak ziet op de subsidieregeling voor Nederlandse academische ziekenhuizen in het kader van het aanbieden van de Non Invasive Prenatal Test (hierna: NIPT) (GZR 2017-182). Sinds 1 april 2017 is een subsidieregeling in werking getreden op grond waarvan Nederlandse academische ziekenhuizen die de NIPT afnemen aanspraak maken op subsidie van de Staat. Door deze subsidieregeling kunnen Nederlandse zwangere vrouwen in een academisch ziekenhuis de NIPT voor € 175 laten afnemen. Gendia, een Belgisch bedrijf dat sinds begin 2013 deze test ook aanbiedt aan Nederlandse zwangere vrouwen komt niet in aanmerking voor deze subsidie. Gendia heeft in kort geding gevorderd dat de subsidieverlening wordt gestaakt, omdat deze in strijd is met Europese regelgeving over staatssteun. De Haagse voorzieningenrechter wijst de vordering af. De voorzieningenrechter oordeelt dat de subsidie inderdaad aangemerkt dient te worden als staatssteun. Op grond van een besluit van de Europese Commissie is deze staatssteun onder voorwaarden toegestaan indien sprake is van een ‘dienst van algemeen economisch belang’. Er is voldaan aan de voorwaarden van het toepasselijke besluit van de Europese Commissie. De Staat heeft de NIPT daarnaast aangewezen als een dienst van algemeen economisch belang, waarbij volgens de Staat het algemeen belang van de NIPT erin bestaat dat er voor zwangere vrouwen gelijke toegang moet zijn tot prenatale screening en dat er gelijke keuzevrijheid moet zijn tussen de twee beschikbare prenatale tests (de combinatietest en de NIPT). Hierbij heeft de Staat een ruime beoordelingsvrijheid, zodat de voorzieningenrechter de aanwijzing terughoudend dient te toetsen.
Groepsleider terecht ontslagen wegens grensoverschrijdend gedrag jegens jeugdige
Een andere lezenswaardige uitspraak is het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (GZR-2017-200). In deze zaak gaat het om de vraag of een bij een jeugdhulpverleningsinstelling werkzame groepsleider terecht op staande voet is ontslagen nadat hij, met behulp van een collega-groepsleider, een jongere met een verstandelijke beperking uit een busje heeft gezet en gedeeltelijk ontkleed langs de weg heeft achtergelaten. De kantonrechter heeft het verzoek van de groepsleider tot vernietiging van het ontslag afgewezen. Tegen dit vonnis is de groepsleider in beroep gegaan bij het hof. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. De groepsleider stelt dat zijn handelen nodig was om de orde in het busje te herstellen nadat een ruzie was ontstaan tussen de jongeren. Het hof oordeelt dat de groepsleider een andere manier had kunnen en moeten kiezen om de jongen tot de orde te roepen om zodoende de veiligheid van eenieder in de bus te waarborgen. Hierbij kan worden gedacht aan telefonisch overleg met de leidinggevende in de instelling of het achterlaten van de jongen in gezelschap van zijn collega-groepsleider en hem direct daarna afzonderlijk (laten) ophalen. De groepsleider heeft echter een kwetsbare jongen met ernstige verlatingsangst de bus uitgezet en hem in zijn ‘dooie eentje’ over een afstand van zeven kilometer de weg naar de instelling laten terugvinden. De groepsleider mocht er niet van uitgaan dat de jongen de weg naar de instelling terug kende, zeker niet nu de jongen pas één jaar in de instelling woonde. Het feit dat een andere jongere hem vanuit de bus heeft gebeld om hem de weg te wijzen, duidt erop dat de jongen de weg naar de campus ook niet voldoende kende. Gezien deze concrete omstandigheden heeft de groepsleider zich schuldig gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag jegens de jongen, welk gedrag niet past bij een professionele hulpverlener. Dat de groepsleider, zoals hij aanvoert, geen instructies vanuit de instelling heeft gehad hoe te handelen in dergelijke situaties, doet hieraan niet af. Dat mogelijk in het verleden een dergelijke methode wel eens is gehanteerd (en daarop geen maatregel aan de zijde van de voorganger van de instelling is gevolgd), betekent niet dat deze methode in dit geval geëigend was. Het feit dat de andere groepsleider niet op staande voet is ontslagen, brengt evenmin mee dat het handelen van de groepsleider geen dringende reden voor ontslag is.
Beperking ANW-toeslag in CAO Huisartsenzorg in strijd met Europese recht
De laatste uitspraak waar ik u op attendeer, is afkomstig van de Rechtbank Zeeland-West- Brabant (GZR 2017-0204). Het gaat in deze zaak om het volgende. Twee werknemers zijn sinds februari 2013 respectievelijk 1 april 2003 als triagist in dienst van de Stichting Huisartsendienstenstructuur Zeeland (hierna: SHZ). Op de arbeidsovereenkomst van beide werknemers is de algemeen verbindend verklaarde CAO Huisartsenzorg (hierna: de cao) van toepassing, waarin onder meer is opgenomen dat werknemers recht hebben op avond-, nacht- en weekenddiensttoeslag (hierna: ANW-toeslag) en dat deze toeslag niet is verschuldigd over opgenomen vakantiedagen. Met ingang van 1 januari 2014 bepaalt de cao dat de ANW-toeslag wel wordt betaald over opgenomen vakantiedagen. Kern van het geschil is of werknemers over de periode van juli 2008 tot en met december 2013 recht hebben op de ANW-toeslag over het loon tijdens vakantie, ondanks het feit dat de cao in voornoemde periode bepaalt dat de ANW-toeslag in dat geval niet verschuldigd is. Tegen de achtergrond van de vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie over artikel 7 lid 1 van Richtlijn 2003/88, welke bepaling in het Nederlandse recht onder meer is geïmplementeerd in artikel 7:639 BW, oordeelt de kantonrechter dat de werknemers inderdaad met terugwerkende kracht recht hebben op deze ANW-toeslag. Het werken tijdens de uren waarin recht bestaat op de ANW-toeslag is aan te merken als een last die intrinsiek samenhangt met de uitvoering van de taken die aan werknemers zijn opgedragen in hun arbeidsovereenkomsten en waarvoor zij de ANW-toeslag ontvangen. De ANW-toeslag strekt niet tot vergoeding van occasionele of bijkomende kosten die worden gemaakt ter uitvoering van de in de arbeidsovereenkomst opgedragen taken. Dit brengt mee dat werknemers ook tijdens vakanties – wanneer zij uiteraard niet werken in de avond, de nacht of het weekend – recht hebben op het loon, inclusief de ANW-toeslag. Het feit dat het mogelijk is als triagist te werken zonder dat werk te doen in de ANW-uren, doet hieraan niet af.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op de annotatie van Joost Wasser (Holla advocaten) bij het arrest van de Hoge Raad van 4 april 2017 (GZR 2017-173). Tegen de achtergrond van artikel 96 Wet BIG bespreekt Joost het strafrechtelijk causaal verband in het gezondheids(straf)recht. Daarbij gaat hij nader in op de complexiteit van de normatieve invulling van dit begrip en zet hij de wijze waarop de Hoge Raad in dit arrest invulling geeft aan het strafrechtelijk causaal verband af tegen eerdere jurisprudentie.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Astrid van der Wal
Redacteur GZR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad De Rechtbank Den Haag heeft een voorlopige machtiging verleend zonder de betrokkene daarbij te horen. Betrokkene was niet bij de mondelinge behandeling aanwezig. De Hoge Raad stelt dat niet is gebleken dat de betrokkene op de hoogte is gebracht van de datum en het tijdstip van de hoorzitting. Het oordeel dat de betrokkene niet bereid was zich te doen horen, is daarom ontoereikend gemotiveerd. 21-04-2017
- Hoge Raad Dit arrest is het vervolg op het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 9 oktober 2015, GZR 2015-0425. Het arrest ziet op een niet BIG-geregistreerde behandelaar die een aantal verslaafde personen begeleidde en hen Ibogaïne als middel toediende om hen van hun verslaving af te helpen. De Hoge Raad is van oordeel dat het hof op juiste gronden causaal verband heeft aangenomen tussen de verstrekking van het middel en de ernstige bijwerkingen van de verslaafde personen. 04-04-2017
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden In deze zaak gaat het om een groepsleider bij een jeugdhulpverleningsinstelling die een jongere met beperkingen uit de auto zet en langs de weg achterlaat. Hij wordt terecht op staande voet ontslagen. 21-04-2017
- Gerechtshof Den Haag In deze zaak gaat het om een psychiatrisch verpleegkundige die tijdens een wandeling een patiënt toestaat om alcohol te nuttigen. Zij heeft weliswaar verwijtbaar gehandeld door het alcoholgebruik door patiënt niet vooraf te overleggen en niet achteraf te melden, maar er is ook wezenlijk af te dingen op de handelingen van de psychiater. Er is geen sprake van verwijtbaar handelen en er is geen sprake van een duurzame verstoring van de arbeidsrelatie. 04-04-2017
Rechtbank
- Rechtbank Den Haag Met ingang 1 april 2017 is een subsidieregeling in werking getreden, op grond waarvan de Nederlandse academische ziekenhuizen die NIPTs afnemen aanspraak kunnen maken op subsidie van de Staat. Door deze subsidieregeling kunnen zwangere vrouwen de NIPT voor € 175 laten afnemen. Gendia, een Belgisch bedrijf dat deze test ook aanbiedt aan Nederlandse zwangere vrouwen (voor een marktprijs van € 590), komt niet in aanmerking voor deze subsidie en heeft in kort geding gevorderd dat de subsidieverlening wordt gestaakt. De Haagse voorzieningenrechter wijst deze vordering af. 26-04-2017
- Rechtbank Oost-Brabant Verdachte was werkzaam als ervaringsdeskundige bij de GGZ. Tijdens zijn werkzaamheden heeft hij ontucht gepleegd met twee vrouwen die door hem werden begeleid. De rechtbank merkt verdachte aan als een hulpverlener in de zin van artikel 249 WvSr. Verdachte wordt veroordeeld tot 301 dagen gevangenisstraf met aftrek, waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 120 uur. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend en dat verdachte door zijn voormalig werkgever zonder afdoende instructie en controlemechanismes als ervaringsdeskundige is ingezet in de begeleiding van kwetsbare en beschadigde vrouwen. 25-04-2017
- Rechtbank Den Haag De door Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (‘Erasmus MC’) in de onderhavige aanbesteding gestelde eisen betreffen uitvoeringseisen, waaraan (dus) nog niet behoeft te worden voldaan op het moment van de inschrijving. Met zijn inschrijving geeft een inschrijver enkel aan dat hij instemt met de eisen en dat hij te zijner tijd, dat wil zeggen bij de uitvoering van de opdracht, aan die eisen zal voldoen. 25-04-2017
- Rechtbank Midden-Nederland Wanneer de gedragingen, feiten en omstandigheden niet overeenstemmen met wat men normaal mag verwachten bij het ziektebeeld dementie is dat op zich voldoende om een second opinion te gelasten wanneer daar om gevraagd wordt. 20-04-2017
- Rechtbank Noord-Holland De voorzieningenrechter beoordeelt of eiser recht heeft op een afschrift van het dossier dat de GGD over hem heeft opgemaakt. In dat verband wordt artikel 7:456 BW betrokken, evenals artikel 5.3.2 lid 4 Wmo en de nog niet in werking getreden Algemene verordening bescherming persoonsgegevens. Slotsom is dat eiser recht heeft op een afschrift van zijn dossier maar dat identiteitsgegevens van derden mogen worden gemaskeerd. 12-04-2017
- Rechtbank Oost-Brabant DSW en Stad Holland zijn naar aanleiding van een materiële controle van oordeel dat de zorg die door Stichting Addictioncare werd geleverd niet onder de wettelijk verplichte zorgverzekering valt. De rechtbank oordeelt bij tussenvonnis dat een dergelijke conclusie in het algemeen niet kan worden getrokken uit de materiële controle. De rechtbank oordeelt dat de individuele declaraties waarop tijd is geschreven door behandelaren die daartoe niet bevoegd waren onrechtmatig zijn, wegens strijd met de declaratiebepalingen die voortvloeien uit de Wmg. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de declaraties waarbij de specialist nauwelijks betrokken is geweest niet voor vergoeding in aanmerking komen. Op grond van deze punten wordt de door DSW en Stad Holland gevorderde schadevergoeding door de rechtbank toegewezen. 12-04-2017
- Rechtbank Midden-Nederland Eiseres voert aan dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder is afgeweken van het 'Protocol huishoudelijke verzorging van het Centrum Indicatiestelling zorg' bij het vaststellen van de normtijden van de huishoudelijke hulp binnen de gemeente. De Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de normtijden van de gemeente Noordoostpolder niet berusten op objectieve criteria, steunend op deugdelijk onderzoek. De rechtbank ziet derhalve aanleiding om, op grond van artikel 8:72 lid 3 aanhef en onder b Awb, zelf in de zaak te voorzien. 10-04-2017
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant In deze zaak gaat het om een geschil tussen een zorgverzekeraar en een verzekerde over de vraag of de behandeling 'dento-alveolair defect' door de zorgverzekeraar dient te worden vergoed. De zorgverzekeraar stelt dat de behandeling alleen voor vergoeding in aanmerking komt als sprake is van een botdefect, dat in ernst vergelijkbaar is met een schisis. Het verweer van de zorgverzekeraar wordt door de rechtbank als onvoldoende gemotiveerd verworpen. 22-03-2017
- Rechtbank Oost-Brabant Eiseres is van oordeel dat er geen rechtsgrond bestaat om de tarieven lopende een Wmo-indicatie ten nadele van haar te herzien. Voorts is zij van oordeel dat het aantal uren waarvoor het persoonsgebonden budget is toegekend onvoldoende is onderbouwd. De Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat er, gezien de invoering van de Wmo 2015, wel degelijk een rechtsgrond bestond voor de wijziging van het eerder toegekende tarief. Aangezien de door de gemeente opgestelde normtijden niet zijn gebaseerd op voldoende objectieve en concrete gegevens is het beroep van eiseres op dit punt gegrond. 20-03-2017
- Rechtbank Gelderland In deze zaak gaat het om een ontbindingsverzoek door een werknemer wegens een ernstig verstoorde arbeidsrelatie. De afwijzing van zorgverlof en de handelwijze rondom de ziekmelding is aan werkgever (Iriszorg) te verwijten, maar dit vormt geen ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. De transitievergoeding en de billijke vergoeding worden afgewezen. In het (voorwaardelijk) tegenverzoek van Iriszorg wordt de arbeidsovereenkomst ook ontbonden, vanwege een verstoorde arbeidsverhouding en wordt wel een transitievergoeding toegekend. 31-01-2017
- Rechtbank Overijssel Het vergoeden aan de bestuurder van een niet in acht genomen opzegtermijn van zes maanden is in strijd met de WNT omdat dit een loonbetaling betreft waar geen werkzaamheden tegenover staan. Het CIBG dwingt de bestuurder dat bedrag aan de werkgever terug te betalen. In een vervolgens door de bestuurder gestarte procedure bij de kantonrechter oordeelt de kantonrechter dat de overeengekomen vergoeding een nietige afspraak is en wijst de vordering van de bestuurder af. 08-11-2016
- Rechtbank Midden-Nederland In deze deelgeschilprocedure beantwoordt de rechtbank de vraag of er een causaal verband bestaat tussen het niet tijdig verstrekken van botbeschermende medicatie gelet op het langdurig Prednisongebruik van verzoeker en de rugfracturen van verzoeker. De rechtbank gaat voorts in op de vraag welke schadeposten aan het ziekenhuis kunnen worden toegerekend. Het ziekenhuis moet bij wijze van voorschot € 25.000 betalen. 19-10-2016
- Rechtbank Gelderland In deze zaak gaat het om een coördinator Hulp bij het Huishouden (HbH) die uitvoeringsopdrachten en/of indicaties uit het computersysteem verwijdert zonder daar iets mee gedaan te hebben. Dit resulteert in ontslag op staande voet. Werknemer wordt veroordeeld tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding (een maand salaris). Het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van werkgever wordt toegekend. 22-12-2015
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Werknemers hebben ook tijdens vakantie recht op loon inclusief de ANW-toeslag. De bepaling in de CAO Huisartsenzorg waarin staat dat avond-, nacht- en weekenddiensttoeslag niet verschuldigd is over opgenomen vakantiedagen is in strijd met Europees recht (Richtlijn 2003/88). 13-05-2015
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een (wijk)verpleegkundige (verweerster) die als zorgregisseur van de wondzorg aan klager de taak had het overzicht te houden. Zij had zich op de hoogte moeten laten stellen van het actuele beleid en van de afspraken tussen de wondverpleegkundige en klager en zij had zich ervan moeten vergewissen dat klager de wond daadwerkelijk zelf kon verzorgen en dat een langzame afbouw van de zorg niet nodig was. Zij krijgt een waarschuwing. 02-05-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage De verpleegkundige heeft het verkeerde medicijn genomen en uit de ampullen in de spuiten opgetrokken, waarna het onjuiste medicijn aan klaagster is toegediend. Dit had zij kunnen en moeten voorkomen. Dat later geen contact tussen klaagster en de verpleegkundige heeft plaatsgevonden heeft niet aan klaagster maar ook niet aan verweerster gelegen. Verweerster krijgt een waarschuwing. 02-05-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klaagster verwijt verweerster, chirurg, onvoldoende supervisie te hebben gehouden. De klacht is gegrond, verweerder krijgt een waarschuwing. 02-05-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om de beoordeling van een time-out-procedure. Deze procedure is overeenkomstig het geldende protocol uitgevoerd. De arts mocht ervan uitgaan dat de dubbele medicatiecontrole door de verpleegkundigen juist was uitgevoerd alvorens de arts de opdracht gaf de medicatie toe te dienen. De arts heeft adequaat gehandeld. De klacht wordt afgewezen. 02-05-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In deze zaak gaat het om een klacht tegen een bestuurder van een ziekenhuis wegens tekortschieten in de uitoefening van haar verantwoordelijkheid voor veiligheid en kwaliteit. Hierdoor schoot de supervisie van arts-assistenten tekort, namen chirurgen hun eindverantwoordelijkheid niet en liet de zorg voor medicatie en de documentatie te wensen over. De klacht wordt afgewezen. 02-05-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een verpleegkundige die haar paraaf op een formulier heeft gezet na controle van een set medicatie, waarna klaagster verkeerde medicatie is toegediend. De verpleegkundige heeft erkend dat zij tijdens de dubbelcheck niet goed heeft gekeken en zich heeft vergist in het uiterlijk van de ampullen. Zij krijgt een waarschuwing. 02-05-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klaagster verwijt verweerster, chirurg, onvoldoende supervisie te hebben gehouden. De klacht is ongegrond. 02-05-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een verpleegkundige die het verkeerde medicijn toedient. Zij mocht er echter van uitgaan dat de medicatiecontrole door de andere verpleegkundigen juist was uitgevoerd. Dat later geen contact tussen klaagster en de verpleegkundige heeft plaatsgevonden heeft niet aan klaagster, maar ook niet aan verweerster gelegen. De klacht wordt afgewezen. 02-05-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klagers verwijten een psychotherapeut (verweerder) dat hij zijn geheimhoudingplicht heeft geschonden door hen niet om toestemming te vragen om de bij hun zoon gestelde diagnose met school te delen. Klagers verwijten de psychotherapeut ook dat hij op onzorgvuldige wijze tot een diagnose is gekomen en dat hij veel te snel de mogelijkheid van medicatie ter sprake heeft gebracht. Verweerder krijgt een waarschuwing. 28-04-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven In deze zaak gaat het om een klacht tegen een verzekeringsarts (verweerder), onder meer over het niet lege artis uitvoeren van het (onvoldoende diepgaande) onderzoek en het ondeugdelijk rapporteren over zijn bevindingen omdat hij geen recente medische informatie over klaagster had opgevraagd. Verweerder krijgt een waarschuwing. 26-04-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klager (vader van patiënte) verwijt de arts (verweerder) dat deze zonder toestemming van de ouders een fillerbehandeling van de lippen bij zijn minderjarige dochter heeft verricht en voorts dat hij niet de leeftijd van zijn dochter (die een onjuiste geboortedatum had opgegeven) heeft gecontroleerd. Verweerder krijgt een berisping. 25-04-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klaagster verwijt haar huisarts dat hij zonder toestemming informatie heeft gedeeld met de fertiliteitsarts, tot wie zij zich met een blanco verwijzing van haar vorige huisarts had gewend. De huisarts is mede-behandelaar en bovendien heeft klaagster op een later moment toestemming verleend voor informatie-uitwisseling. De klacht wordt afgewezen. 25-04-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Verweerder, huisarts, wordt onder andere verweten dat hij klager op onjuiste gronden de toegang tot de praktijk heeft ontzegd terwijl klager dringende gezondheidsklachten had. Het RTG heeft dit klachtonderdeel gegrond verklaard en verweerder een waarschuwing opgelegd omdat hij de zorgvuldigheidseisen die behoren bij de beëindiging van een behandelovereenkomst onvoldoende in acht heeft genomen. 19-04-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven De IGZ dient een klacht in tegen een arts, werkzaam bij een GGZ-instelling, die een intieme relatie met een patiënt van die instelling aangaat, die hij op dat moment niet behandelt, maar enkele jaren daarvoor bij een andere GGZ-instelling wel heeft behandeld. Tevens heeft de arts het medisch dossier van de patiënt tientallen keren ingekeken zonder dat sprake was van een behandelrelatie. Het RTG oordeelt beide klachtonderdelen gegrond en oordeelt, onder andere gezien de ernst van de verweten gedragingen en om herhaling van het gedrag te voorkomen, doorhaling als de enig passende maatregel. 19-04-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Verweerder, huisarts van klaagster, wordt verweten dat hij klaagster na een tweetal insulten niet direct heeft doorverwezen en dat, wanneer de doorverwijzing vervolgens na een maand wel plaatsvindt, de verwijsbrief foutieve informatie bevat. Tevens zou de huisarts grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond en niet voldoende hebben meegewerkt aan de overstap naar een nieuwe huisarts. Het RTG acht de klacht gedeeltelijk gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op. 19-04-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak verwijt klaagster, de moeder van patiënte, verweerster, GZ-psycholoog, dat deze vertrouwelijke informatie van klaagster zonder haar toestemming heeft doorgegeven aan patiënte die als gevolg daarvan het contact met haar heeft verbroken. Het RTG verklaart dit klachtonderdeel gegrond en legt verweerster een waarschuwing op. 18-04-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een ongegronde klacht van de ouders (klagers) van een overleden patiënte tegen een huisarts. De huisarts heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door vragen te stellen en te onderzoeken of was voldaan aan alle criteria voor euthanasie en of alternatieven voor euthanasie mogelijk waren. De huisarts was krachtens artikel 7:457 lid 2 BW gerechtigd zich tot patiëntes behandelaren te wenden. Zij hoefde daar geen voorafgaande toestemming voor te vragen aan patiënte. Toestemming van de ouders was niet aan de orde omdat patiënte reeds ouder dan 16 jaar was. 11-04-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Verweerster, arts (‘anios’), heeft haar beroepsgeheim geschonden door in het bijzijn van de familie aan klaagster te vragen of zij HIV-medicatie gebruikte. Er wordt een waarschuwing opgelegd. Daarbij houdt het RTG Zwolle rekening met de ongelukkige situatie, de onervarenheid van verweerster, het feit dat zij zowel direct na het voorval als ter zitting haar excuses heeft aangeboden en lering uit het voorval heeft getrokken. 31-03-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Verweerder, huisarts, wordt doorgehaald in het BIG-register wegens (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Hij heeft intieme handelingen met klaagster verricht. Deze laatste leed aan psychische problemen, functioneerde op een zwakbegaafd intelligentieniveau en had geldproblemen. Uit de verklaringen van verweerder volgt naar het oordeel van het RTG Zwolle onvoldoende dat er geen risico op recidive bestaat. In het belang van de bescherming van de individuele gezondheidszorg wordt daarom de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register opgelegd. 31-03-2017