Naar boven ↑

Update

Nummer 6, 2017
Uitspraken van 16-03-2017 tot 29-03-2017
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Een duur betaalde vriendendienst
De eerste uitspraak waar ik uw aandacht voor vraag, betreft een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage (RTG) (GZR 2017-0124). De uitspraak heeft betrekking op het handelen van een anesthesioloog jegens wie door de Inspectie voor de Gezondheidszorg een klacht is ingediend. De anesthesioloog verstrekte een terminale patiënt, met wie hij jarenlang bevriend was, morfine zonder daarover de huisarts van de patiënt in te lichten; de patiënt wilde dat niet. Na het overlijden van de patiënt kwam de huisarts achter de gang van zaken en informeerde de Inspectie. Het RTG oordeelde dat de anesthesioloog, ondanks het beroepsgeheim, een manier had moeten vinden om de huisarts op de hoogte te stellen. Het medisch beroepsgeheim strekt niet zo ver dat een patiënt zijn behandelaar kan verbieden contact te hebben met de huisarts, die de patiënt tot aan zijn overlijden heeft behandeld. De anesthesioloog had ofwel informatie moeten verstrekken zonder het beroepsgeheim te schenden, ofwel moeten proberen de bestaande situatie te veranderen, aldus het RTG. Het RTG oordeelde voorts dat het de anesthesioloog op zich niet verboden was een vriend te behandelen, maar dat hij zich wel rekenschap had moeten geven van het feit dat hij zich als arts steeds professioneel diende te blijven gedragen. Dit laatste trok het RTG in twijfel. De anesthesioloog heeft het RTG er niet van kunnen overtuigen dat voldoende was gepoogd om de bestaande situatie te doorbreken, waarbij het bestaan van de vriendschappelijke relatie tussen de anesthesioloog en de patiënt mogelijk een rol had gespeeld. De anesthesioloog werd gewaarschuwd.

Weigering medicijnen op basis spoedeisend recept alleen bij zwaarwegende redenen
De tweede uitspraak waar ik uw aandacht voor vraag, ziet op een bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) ingediende klacht jegens een apotheker (GZR 2017-0126). Aan de klacht ligt een weigering ten grondslag van de apothekersassistente om medicijnen op basis van een spoedeisend recept aan een in een instelling opgenomen jongen af te geven. Naar het oordeel van het RTG dienen er echter zwaarwegende redenen te zijn om afgifte van dergelijke medicijnen te weigeren. Het niet beschikken over het medicatiedossier is niet zo een reden, omdat bij de begeleidster van de jongen naar het Actueel Medicatie Overzicht gevraagd had kunnen worden dan wel de benodigde informatie bij de huisartsenpost of bij de instelling had kunnen worden ingewonnen. Een weigering om de medicatie te verstrekken was alleen toelaatbaar indien gewaarborgd was dat de jongen de medicatie zo snel mogelijk zou krijgen. De apothekersassistente had zich er dan ook van dienen te vergewissen dat de medicatie op korte termijn beschikbaar zou zijn via de 24-uursapotheek van de insteling. Door dit na te laten heeft de apotheker onvoldoende gewaarborgd dat de jongen de zorg kreeg die hij nodig had, aldus het RTG. Het aangevoerde argument dat de apotheek niet levert aan bewoners van de instelling omdat betaling via de Wet langdurige zorg plaatsvindt, werd door het RTG eveneens verworpen, omdat aangeboden werd contant te betalen. Bovendien had de apotheker de kosten voor medicatie rechtstreeks bij de instelling in rekening kunnen brengen. De apotheker werd gewaarschuwd.

Zaak Heringa; beroep op noodtoestand alleen in uitzonderlijke situaties
De derde uitspraak die ik hier noem, betreft de zaak ‘Heringa’ (GZR 2017-0128). Heringa is in juni 2008 zijn 99-jarige moeder behulpzaam geweest bij haar zelfdoding, terwijl hij geen arts is. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft Heringa vervolgd. Op 13 mei 2015 achtte het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bewezen dat Heringa ‘opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam was en die ander de middelen tot zelfdoding verschafte, terwijl de zelfdoding volgde’. Het hof ontsloeg Heringa echter van alle rechtsvervolging wegens een gegrond beroep op overmacht. Van dit oordeel is het OM in cassatie gegaan. In cassatie overwoog de Hoge Raad na een uiteenzetting van de wettelijke bepalingen (art. 293 en 294 Wetboek van Strafrecht en art. 2, 3, 7 en 8 Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding) dat de wetgever een bijzonder stelsel van zorgvuldigheidseisen in het leven heeft geroepen, waardoor een juiste balans wordt gewaarborgd tussen enerzijds het belang van persoonlijke autonomie van mensen die uitzichtloos en ondraaglijk lijden, en anderzijds de plicht van de overheid tot bescherming van het leven van individuele burgers. De genoemde niet-strafbaarheid en de daarmee samenhangende zorgvuldigheidseisen hebben uitsluitend betrekking op levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding door artsen en zijn onder andere gericht op een door de betrokken arts te verrichten toetsing van het vrijwillige en weloverwogen karakter van het verzoek tot levensbeëindiging alsmede op het consulteren van een andere, onafhankelijke arts. De beoordeling of de betrokken arts de zorgvuldigheidseisen in acht heeft genomen, geschiedt primair door een multidisciplinair samengestelde regionale commissie voor de toetsing van meldingen van gevallen van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. In verband daarmee voorziet artikel 7 tweede lid van de Wet op de lijkbezorging in een op de betrokken arts rustende plicht tot melding aan de gemeentelijke lijkschouwer van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding als bedoeld in artikel 293 tweede lid, onderscheidenlijk artikel 294 tweede lid tweede volzin Sr, bij welke melding een verslag dient te worden gevoegd betreffende de inachtneming van de zorgvuldigheidseisen. De Hoge Raad overwoog voorts dat uitzonderlijke omstandigheden in een individueel geval met zich kunnen brengen dat de in artikel 293 en 294 Sr strafbaar gestelde gedragingen toch gerechtvaardigd kunnen worden geacht, ook als diegene de hoedanigheid van arts mist. Dit kan als gehandeld is in een noodtoestand, maar daarvan kan slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. Nu het hof naar het oordeel van de Hoge Raad in essentie niet meer had gedaan dan het hanteren van het voor artsen geldende toetsingskader van artikel 2 Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding terwijl Heringa geen arts is, achtte de Hoge Raad het niet begrijpelijk dat het hof het slechts bij hoge uitzondering te aanvaarden beroep op noodtoestand had gehonoreerd, nog daargelaten dat Heringa blijkens de vaststellingen van het hof zelfs niet had voldaan aan de vereisten van het door het hof gehanteerde kader, aldus de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft het arrest vernietigd en de zaak naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch verwezen.

Haagse borstendokter opnieuw aansprakelijk geacht
De laatste zaak waar ik uw aandacht op wil vestigen, betreft de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de ‘Haagse borstendokter’ (GZR 2017-0129). Het Gerechtshof Den Haag kwam tot het oordeel dat de in de Haagse Citykliniek werkende gynaecoloog onrechtmatig had gehandeld jegens zijn patiënte door onvoldoende nazorg te verlenen na het plaatsen van een borstprothese, met een verwaarloosde infectie van de rechterborst tot gevolg. Het hof kende de patiënte een schadevergoeding toe. Eerder overwoog hetzelfde hof dat de gynaecoloog onzorgvuldig had gehandeld jegens vier andere patiënten bij wie eveneens een borstprothese was geplaatst (GZR 2016-0340). De tuchtrechter haalde de registratie van gynaecoloog in 2011 definitief door (RTG ’s-Gravenhage 11 mei 2010, ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0286 en CTG 23 juni 2011, ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1358). De Rechtbank Den Haag oordeelde daarentegen op 30 oktober 2014 dat de arts een beroep toekwam op de medische exceptie en sprak hem vrij van de tenlastegelegde mishandeling (GZR 2014-0428, m.nt. R.P. Wijne).

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. De annotatie die u deze keer treft, is van de hand van Eva Deen. Eva becommentarieert een vonnis van de Rechtbank Rotterdam inzake een kwestie van civielrechtelijke aansprakelijkheid van een ziekenhuis, onderdeel van de Rivas Zorggroep (GZR 2017-0060). Centraal staat het toedienen van het medicijn Gentamicine, waarvan bekend is dat het schade aan het evenwichts- en gehoororgaan kan veroorzaken. De uitspraak is opmerkelijk vanwege het oordeel over de schending van de informatieplicht en vanwege een door de rechter toegepaste cirkelredenering. Eva analyseert de casus en beschouwt de uitspraak met inachtneming van de wet en de heersende jurisprudentie. 

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website. Ik wijs u bijvoorbeeld op het bericht dat artsenfederatie KNMG artsen gaat helpen bij de overdracht van euthanasieverzoeken. Directeur De Pleijter van de Levenseindekliniek zei in de tv-uitzending van Nieuwsuur d.d. 23 maart jl. dat de onderlinge verwijzing beter moet worden geregeld. Het gaat hem met name om ‘niet-complexe’ euthanasieverzoeken, waarin de patiënt een duidelijk somatisch ziektebeeld heeft dat ondraaglijk en uitzichtloos lijden veroorzaakt. De Pleijter ziet dat relatief veel patiënten met een ‘niet-complex’ euthanasieverzoek zich bij de Levenseindekliniek melden, terwijl doorgaans de huisarts of een vervanger ook hun verantwoordelijkheid kunnen nemen.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Tuchtcolleges