Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Naast een groot aantal tuchtuitspraken treft u ook een aantal uitspraken over de Wmo 2015, de Zorgverzekeringswet, de Wet BOPZ en het civiele aansprakelijkheidsrecht. Zoals gebruikelijk licht ik er enkele voor u uit.
Patiënt betaalt eigen risico voor het ‘DBC-zorgproduct’, ook als hij de declaratie niet ziet
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, betreft een zorgverzekeringskwestie (GZR 2017-0059). Zorgverzekeraar Menzis had een procedure aangespannen jegens een van haar verzekerden, stellende dat deze verzekerde gehouden was het eigen risico (een verplicht en een vrijwillig deel) te betalen ter zake van door Menzis vergoede kosten. Deze kosten hadden betrekking op een behandeling bij een internist. De reden om het eigen risico niet te betalen was gelegen in een onduidelijke diagnosebehandelcombinatie en het feit dat de declaratie op kosten voor een diagnose en behandeling zag, terwijl de verzekerde naar zijn zeggen slechts een consult van vijf minuten zou hebben gehad. De kantonrechter maakte korte metten met dit verweer en stelde voorop dat een zorgverzekeraar betaling aan een zorgaanbieder verschuldigd is als de zorgaanbieder een verzekerde patiënt heeft behandeld. Voorts overwoog de kantonrechter dat vanaf 1 januari 2005 voor een bepaalde medische behandeling één standaardbedrag wordt berekend, namelijk het DBC-zorgproduct. Een DBC-zorgproduct is het geheel van activiteiten van een ziekenhuis, kliniek en/of medisch specialist dat volgt na een bepaalde zorgvraag van een patiënt. De kosten van een DBC-zorgproduct zijn gebaseerd op de gemiddelde kosten van alle verrichtingen die onder dat ene product vallen. Het ziekenhuis declareert een vast gemiddeld bedrag per behandeling, welk bedrag is opgebouwd uit de behandelkosten (onder andere de ziekenhuiskosten) en het honorarium van de specialist. De kantonrechter oordeelde dan ook dat Menzis gehouden was de declaraties van de zorgaanbieders te vergoeden en dat Menzis op grond van de met de verzekerde gesloten overeenkomst voor deze declaraties een deel van het eigen risico in rekening mocht brengen.
Geen meldplicht bijwerkingen Gentamicine, wel controleplicht
De volgende zaak waar ik u op wijs, heeft betrekking op een civiele vordering tot schadevergoeding (GZR 2017-0060). De patiënt in kwestie heeft de rechter verzocht een verklaring voor recht te geven, inhoudende dat Rivas Zorggroep aansprakelijk is. Deze aansprakelijkheid zou voortvloeien uit het gebruik van het medicijn Gentamicine en het feit dat de patiënt door dit gebruik thans kampt met evenwichts- en gehoorproblemen, een bekende bijwerking van dit medicijn. Volgens de patiënt is hij onder meer onvoldoende geïnformeerd over deze bijwerking, is het afbouwen van het gebruik van het medicijn op onzorgvuldige wijze geschied en is hij onvoldoende gecontroleerd toen hij aangaf problemen te ondervinden. De rechter heeft ter beoordeling vooropgesteld dat het voorschrijven van de medicatie an sich zorgvuldig is geweest. Mogelijk was wel de wijze van afbouwen onzorgvuldig geweest – de rechter is daar niet duidelijk over. Toch leidt dat naar het oordeel van de rechter niet tot aansprakelijkheid, omdat een condicio sine qua non-verband met de schade zou ontbreken. Een beroep op de omkeringsregel heeft de rechter verworpen. Vervolgens heeft de rechter beoordeeld of sprake is geweest van onvoldoende controles; uitgangspunt is dat de patiënt bij klachten gecontroleerd had moeten worden. Omdat onduidelijk is of de patiënt zijn klachten daadwerkelijk heeft gemeld zoals gesteld, heeft de rechter geoordeeld dat hij het bewijs daarvan mag leveren. Enigszins opmerkelijk zijn de overwegingen ten aanzien van de (schending van de) informatieplicht. De rechter heeft vastgesteld dat de patiënt niet is geïnformeerd over de thans opgetreden bijwerkingen. Voorts heeft hij (in lijn met andere rechtspraak) overwogen dat een patiënt niet over elk risico hoeft te worden geïnformeerd maar wel over vaak voorkomende risico’s en over risico’s met verstrekkende gevolgen. Naarmate een behandeling medisch minder noodzakelijk is en/of er meer adequate alternatieven voor de behandeling bestaan – zodat er praktisch bezien voor de patiënt meer ruimte bestaat om ervoor te kiezen de ingreep niet te ondergaan – is van des te groter belang dat de hulpverlener de patiënt adequaat informeert opdat de patiënt goed geïnformeerd kan beslissen om al dan niet zijn toestemming voor de ingreep te verlenen. Toegepast op de onderhavige situatie heeft de rechter geoordeeld dat de patiënt niet echt een keuze had ten aanzien van het gebruik van het medicijn. Geen redelijk handelend patiënt zou hebben afgezien van een behandeling met Gentamicine vanwege een risico van minder dan 1:10.000, gelet op de ernst van de te bestrijden aandoening. Om die reden – en dit is mijns inziens een vreemde redenering want deze ziet op het condicio sine qua non-verband – is van een beroepsfout geen sprake, aldus de rechter.
Tweede tuchtnorm nader toegelicht
Lezenswaardig is ook de volgende uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) waarin het tuchtcollege een oordeel geeft over de reikwijdte van de ‘tweede tuchtnorm’ (GZR 2017-0061). De aangeklaagde arts is een specialist ouderengeneeskunde, tevens ‘eerstverantwoordelijke’. Met verwijzing naar de vaste jurisprudentie over de tweede tuchtnorm had het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) overwogen dat, ondanks dat de arts niet bij de behandeling van patiënte betrokken was geweest, zijn handelen in zijn hoedanigheid van medisch eindverantwoordelijke voldoende weerslag had op de individuele gezondheidszorg. Hij werd verantwoordelijk gehouden voor omissies in het medisch dossier en de organisatie van de zorg. Het CTG vond dit oordeel echter te ver gaan. Het stelde daartoe voorop dat hoewel op grond van de tweede tuchtnorm handelen in een bestuurlijke of leidinggevende functie tot tuchtrechtelijke aansprakelijkheid kan leiden wanneer het handelen voldoende weerslag heeft op het belang van de individuele gezondheidszorg, daarbij wel terughoudendheid moet worden betracht nu een leidinggevende een bepaalde mate van beleidsvrijheid toekomt. De arts is kwestie was daarom, behoudens bijzondere omstandigheden die in dit geval niet waren gesteld of gebleken, in beginsel niet verantwoordelijk voor de inhoud van de medische administratie (het medisch dossier). Wel kon de arts (mede)verantwoordelijk worden gehouden voor een deugdelijk beheer daarvan. In dit geval had hij echter voldoende randvoorwaarden gecreëerd om op zorgvuldige wijze een adequate medische dossiervoering te waarborgen. Het CTG oordeelde voorts dat de arts als eerstverantwoordelijke enkel verantwoordelijk was voor het algemeen toezicht op de wijze van vastlegging in zorgplannen van het medisch beleid in individuele gevallen. Het medisch beleid was in dit geval in beide zorgplannen door een specialist ouderengeneeskunde gezien en geaccordeerd. De teamleider verzorging droeg vervolgens, conform vast beleid, de verdere verantwoordelijkheid voor de zorgplannen en de ondertekening daarvan door de wettelijk vertegenwoordiger. De teamleidster verzorging, noch het verzorgend personeel viel onder de verantwoordelijkheid van de arts. Het zou volgens het CTG te ver voeren om in die omstandigheden de arts tuchtrechtelijk verantwoordelijk te houden. De afspraken omtrent de dossiervoering waren op zichzelf helder. Dat die afspraken onvoldoende zijn nageleefd, kan de arts niet worden aangerekend. Tot hetzelfde oordeel kwam het CTG ten aanzien van het toezicht op het medisch handelen. Patiënten werden één dagdeel per week bezocht door een specialist ouderengeneeskunde en daarnaast was er altijd verzorgend of verpleegkundig personeel aanwezig. Indien noodzakelijk kon daarbuiten een specialist ouderengeneeskunde of een huisarts in consult worden geroepen. De arts had daarmee als eerstverantwoordelijke voldoende randvoorwaarden gecreëerd voor het verlenen van adequate medische zorg.
Wmo 2015 eist concretisering activiteiten en benodigde tijd
Tot slot wijs ik u op een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant over de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, zulks tegen de achtergrond van een aanvraag voor de maatwerkvoorziening begeleiding individueel (GZR 2017-0070). De (autistische) man in kwestie was in aanmerking gekomen voor ondersteuning voor het resultaatgebied opvoed- en opgroeiperspectief vanuit perspectief ouders/verzorgers (trede 3). Daarbij was vermeld dat de kosten die aan deze voorziening zijn verbonden € 284 per vier weken bedragen. De man had bezwaar gemaakt, omdat de toegekende ondersteuning betekende dat er nog maar vier uur begeleiding individueel per maand gegeven kon worden. In een aanvullend bezwaarschrift had de man aangegeven dat er ook zorg noodzakelijk is op de resultaatgebieden sociaal functioneren en daginvulling. De man had na een nul op het rekest de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat aan hem een indicatie moest worden toegekend voor ondersteuning voor vier uur per week. Volgens de man kon hij niet in de juiste mate de zorg ontvangen die hij nodig heeft omdat de zorgverlener voor € 284 per maand slechts één uur per week ondersteuning kan bieden. De belangrijkste overweging van de voorzieningenrechter is dat de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep waaruit volgt dat het toekennen van huishoudelijke hulp op resultaatgebieden onder de reikwijdte van de Wmo 2007 valt (ECLI:NL:CRVB:2016:1402 en ECLI:NL:CRVB:2015:1491) mutatis mutandis ook van toepassing zijn op het toekennen van begeleiding op resultaatgebieden onder de reikwijdte van de Wmo 2015. Dit betekent dat niet alleen concreet moet zijn welke activiteiten moeten worden verricht om het resultaat te bereiken, maar ook hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten moeten worden verricht. Het betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook dat het toekennen van een voorziening voor individuele begeleiding in resultaatgebieden in deze kwestie een duidelijke maatstaf mist. Een en ander heeft de voorzieningenrechter tot het oordeel gebracht dat door het college van burgemeester en wethouders de concretisering ten aanzien van de omvang van de individuele begeleiding en van de activiteiten in tijd en frequentie niet heeft plaatsgevonden, en dat het college niet kon volstaan met de onderhavige toekenning. Met deze toekenning was immers niet duidelijk op hoeveel hulp de man recht heeft. Dit is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Voor dezelfde patiënt kunnen verschillende diagnoses worden gesteld. De juistheid van een diagnose is wel van belang voor de wijze van behandeling, maar niet voor de vraag of er sprake is van een geestesstoornis die betrokkene gevaar doet veroorzaken. In plaats van een artikel 60-procedure moet een artikel 2-procedure worden gevolgd bij verzet tegen opname in de VG- en PG-sector. 10-02-2017
- Hoge Raad De Wet BOPZ kent geen regel die een patiënt, over wie een geneeskundige verklaring wordt opgesteld en die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, recht geeft op kosteloze bijstand van een tolk in zijn moedertaal. Ook het EVRM kent zo'n regel niet. 03-02-2017
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Met deze uitspraak maakt de voorzieningenrechter een einde aan de lastercampagne van een voormalig patiënt tegen zijn huisarts. De rechter weegt de artikelen 10 en 8 EVRM tegen elkaar af. De uitlatingen van de patiënt worden onrechtmatig geoordeeld. 08-02-2017
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Volgens de voorzieningenrechter zijn de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 18 mei 2016 over het toekennen van huishoudelijke hulp op resultaatgebieden onder de Wmo 2007 ook van toepassing op het toekennen van begeleiding op resultaatgebieden onder de reikwijdte van de Wmo 2015. Dit betekent dat niet alleen concreet moet zijn welke activiteiten moeten worden verricht om het resultaat te bereiken, maar ook hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten moeten worden verricht. Het betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook dat het toekennen van een voorziening voor individuele begeleiding in resultaatgebieden – in dit geval – een duidelijke maatstaf mist. 03-02-2017
- Rechtbank Rotterdam X heeft een procedure aangespannen jegens de Stichting Rivas Zorggroep (Rivas). Hij heeft de rechter verzocht een verklaring voor recht te geven inhoudende – kort gezegd – dat Rivas aansprakelijk is voor de door X geleden schade. X heeft op 1 september 2013 medicatie toegediend gekregen, het medicijn Gentamicine en kampt thans met evenwichtsproblemen en gehoorproblemen. Volgens X komt dat door het gebruik van de medicatie. Vaststaat dat bij X op 8 november 2013 een beschadiging van het evenwichtsorgaan en het gehoor is vastgesteld. Vaststaat ook dat in de samenvatting van de productkenmerken van het geneesmiddel Gentamicine vermeld staat dat schade aan de vestibulocochleaire zenuw (achtste hersenzenuw) mogelijk is, waarbij zowel het evenwicht als het gehoor verstoord kan zijn. De rechter heeft X toegelaten bewijs te leveren van zijn stelling dat hij geklaagd heeft over evenwichtsproblemen, in welk geval hij gecontroleerd had moeten worden. 01-02-2017
- Rechtbank Den Haag Deze zaak ziet op de vraag of de gynaecoloog onjuist handelen kan worden verweten ten aanzien van de plaatsing van een Essure-veertje en de controle nadien. De vrouw in kwestie is na plaatsingen van de Essure-veertjes zwanger geraakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat enig onjuist handelen niet kan worden vastgesteld. De zwangerschap op zich is geen voldoende reden om uit te gaan van een verwijtbare onjuiste plaatsing. 01-02-2017
- Rechtbank Rotterdam In deze zaak gaat het om vervolging van een tandarts die een aantal patiëntenkaarten valselijk heeft opgemaakt, naar eigen zeggen om daarmee andere patiënten een behandeling te kunnen geven, die zij nodig hadden, maar waarvoor zij niet waren verzekerd. De dagvaarding is deels nietig, nu niet duidelijk is welk concreet verwijt wordt gemaakt. Er volgt een gedeeltelijke vrijspraak (witwassen) en een gedeeltelijke veroordeling. 18-01-2017
- Rechtbank Midden-Nederland De beoordelingsvrijheid die in artikel 2.3.5 derde lid van de Wmo 2015 aan het college wordt geboden, gaat volgens de rechtbank niet zo ver dat het college een drempel mag opwerpen die maakt dat de eerste veertien uur hulp per week, die de gebruikelijke hulp overstijgt, door de zorgaanvrager op eigen kracht geregeld moet worden en derhalve niet voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt. Door deze eerste veertien uur per week bovengebruikelijke hulp als (vorm van) eigen kracht te beschouwen, verplicht het college de hulp via mantelzorg te verlenen. Dit is volgens de rechtbank in strijd met het vrijwillig karakter van mantelzorg. 09-01-2017
- Rechtbank Rotterdam Tussen een ziekenhuis en een praktijkvennootschap van een medisch specialist bestaat een geschil over de gemaakte afspraken voor vergoeding voor het ter beschikking stellen van een OPG-apparaat (röntgenapparaat om kaakfoto's te maken). De kantonrechter diende te beslissen of de civiele rechter bevoegd was dan wel of arbitrage overeengekomen was, er sprake was van een huurovereenkomst en/of het NZa-tarief zou gelden. De rechter komt tot de conclusie dat de civiele rechter bevoegd is en dat er sprake is van een huurovereenkomst. Gezien de afspraken die partijen hebben gemaakt, dient het geldende NZa-tarief te worden betaald. 23-12-2016
- Rechtbank Limburg Door de voorwaarde te stellen dat alleen bij regieverlies over het huishouden een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden kan worden verstrekt heeft het college het begrip ‘voeren van een gestructureerd huishouden’ te beperkt uitgelegd. Het voeren van een gestructureerd huishouden als bedoeld in artikel 1.1.1. van de Wmo omvat mede de zorg voor het schoon en op orde houden van het huishouden, alsmede de zorg voor het kunnen beschikken over schoon beddengoed en schone kleding. 30-11-2016
- Rechtbank Rotterdam In deze zaak gaat het om een gedaagde die weigert om het (vrijwillig en verplicht) eigen risico aan Menzis te voldoen. De rechter oordeelt dat de DBC-systematiek vaste tarieven kent en dat Menzis de facturen voor de behandelingen terecht aan de zorgaanbieders heeft vergoed. Gedaagde wordt veroordeeld om aan Menzis het eigen risico te betalen. 24-11-2016
- Rechtbank Den Haag Een BOPZ-zitting wordt gepland één dag voordat de betrokkene voor de meervoudige strafkamer moet verschijnen. Een dergelijke planning van een zittingsdatum is een processuele beslissing, die in beginsel niet tot wraking kan leiden. 17-10-2016
- Rechtbank Rotterdam In deze zaak gaat het om een zorgverzekeraar die een eigen risico voor een behandeling in rekening brengt bij een verzekerde. De verzekerde stelt dat ten onrechte is gedeclareerd omdat hij niet is behandeld. De rechter oordeelt dat niet van een zorgverzekeraar kan worden verwacht voorshands declaraties van zorgaanbieders op juistheid te controleren. Nu verzekerde voorafgaand aan de procedure niet heeft geklaagd, wordt hij tot betaling veroordeeld. 22-09-2016
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In deze zaak gaat het om een klacht tegen een cardioloog. Deze zou niet alert hebben gereageerd op de verschijnselen van uitdroging bij een patiënt. De klacht wordt kennelijk ongegrond verklaard. De cardioloog heeft naar het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg kunnen instemmen met het door de physician assistent uitgezette beleid na diens onderzoek. Het beleid om de internist in consult te vragen en de overdracht van patiënt naar de afdeling Interne Geneeskunde kan de tuchtrechtelijke toets doorstaan. 13-02-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven In deze zaak gaat het over een klacht tegen een psychotherapeut over rapportages met betrekking tot een uithuisplaatsing van een kind. Deze rapportages voldoen niet aan de vereiste criteria. Gezien het verleden van de ouders had verweerster uitgebreider en meer specifiek onderzoek moeten doen. Daarnaast had zij kritisch moeten zijn op de uitkomsten van het onderzoek en haar onderzoeksvragen met meer voorzichtigheid en terughoudendheid moeten beantwoorden. Er bestond een grote discrepantie tussen de levensloop van de moeder en de uitkomsten van de vragenlijsten. Verweerster krijgt een berisping. 08-02-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Verweerster, basisarts en werkzaam op een locatie voor begeleid wonen, heeft patiënte te laat onderzocht, geen indicatie en diagnose gesteld en geen overleg gepleegd met de moeder van patiënte (klaagster). Verweerster had advies moeten inwinnen dan wel een psychiater moeten consulteren. Verweerster krijgt een waarschuwing, nu zij verantwoordelijk was voor een grote groep patiënten en niet werd begeleid door een ervaren collega. 07-02-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een klacht tegen een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige (verweerster), onder meer over de inhoud van mailverkeer tussen zorgverleners en een aangifte die zij over klager bij de politie heeft gedaan. Er is sprake van schending van het beroepsgeheim wegens een te gedetailleerde verklaring over de stoornis van klager bij deze aangifte en het delen van informatie over klager met haar partner. Verweerster krijgt een waarschuwing. 07-02-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Een psychiater (verweerster) schiet tekort in de behandeling en de afbouw van de medicatie van klager. Hoewel dit alles plaatsvond in de eindperiode van de behandeling stelt het Regionaal Tuchtcollege dat klager weliswaar bij het wijkteam was aangemeld, maar dat de behandeling nog niet was geëindigd. Dit zou pas het geval zijn bij de daadwerkelijke overdracht aan het wijkteam. De psychiater was tevens verantwoordelijk voor de overdracht van het medicatiebeleid aan de huisarts. Zij krijgt een waarschuwing. 07-02-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven In deze zaak klaagt een arts, tevens gerechtelijke deskundige, over een gerechtelijk deskundige die zich onnodig grievend en lasterlijk heeft uitgelaten over klaagster. De uitlatingen van verweerder zijn onnodig grievend en de rapportage van verweerder is onvoldoende zakelijk en te veel op de persoon gericht. Wegens onvoldoende inzicht in zijn handelen legt het college aan verweerder een berisping op. 06-02-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Verweerder, psychiater, laat klager zelf verslagleggen van een gesprek in het elektronisch patiëntendossier zodat – volgens verweerder – de visie van patiënt op het gesprek kenbaar is. Deze wijze van verslaglegging voldoet echter niet aan de norm en het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder. 06-02-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In deze zaak gaat het om een patiënte (klaagster) die wordt geopereerd vanwege borstkanker. Vlak voor de ingreep wordt de operatietechniek gewijzigd maar patiënte wordt hierover niet geïnformeerd en de hoofdbehandelaar ziet ook niet toe op het juist informeren van de patiënte hierover. Daarnaast heeft verweerder in het postoperatieve gesprek patiënte meegedeeld dat de tumor radicaal was verwijderd, welke informatie onjuist was. Verweerder krijgt een berisping. 03-02-2017
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In de onderhavige zaak tegen een specialist ouderengeneeskunde heeft het Centraal Tuchtcollege (CTG) de medische eindverantwoordelijkheid met toepassing van de tweede tuchtnorm begrensd. Ook heeft het CTG bepaald dat bij de beoordeling terughoudendheid geboden is, omdat de medisch verantwoordelijke een zekere mate van beleidsvrijheid toekomt. Het komt erop aan dat de medisch verantwoordelijke aantoonbaar voldoende randvoorwaarden creëert. De berisping in eerste aanleg vervalt omdat de klacht in hoger beroep alsnog ongegrond is verklaard. 02-02-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In deze zaak gaat het om een huisarts die desgevraagd informatie verstrekt aan Veilig Thuis over klaagster en haar ex-man, zonder dat duidelijk is voor het verstrekken van welke informatie klaagster toestemming had gegeven. Dit is een schending van het beroepsgeheim. De huisarts krijgt een waarschuwing. 31-01-2017
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klaagster verwijt verweerster, huisarts, dat zij niet zelf klaagsters voet heeft behandeld en telkens heeft gezegd dat het psychisch was terwijl het om een lichamelijk probleem ging. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft de klacht deels gegrond verklaard en verweerster een berisping opgelegd. 24-01-2017