Naar boven ↑

Update

Nummer 23, 2017
Uitspraken van 12-12-2017 tot 19-12-2017
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Ontzegging van de bevoegdheid om als arts zorg te verlenen aan minderjarigen
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, betreft een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg over een kinderarts (GZR 2017-0436). Deze kinderarts bleek kinderpornografisch materiaal in zijn bezit te hebben (gehad), waarvoor hij was aangehouden. Na onderzoek werd de zaak door het Openbaar Ministerie voorwaardelijk geseponeerd vanwege de geringe hoeveelheid aangetroffen materiaal en het feit dat de arts zich direct onder behandeling had gesteld. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ i.o.) diende vervolgens een klacht in bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, dat de kwestie onder de tweede tuchtnorm beoordeelde. Het tuchtcollege oordeelde dat het gedrag van de kinderarts op geen enkele wijze samen kan gaan met de hoedanigheid van BIG-geregistreerd hulpverlener. Met zijn gedragingen – die de waarden van het beroep van kinderarts in de kern raken – heeft de kinderarts het in hem als kinderarts gestelde vertrouwen door de samenleving, en in het bijzonder door zijn patiënten en naasten, zeer ernstig geschaad, aldus het tuchtcollege. Het tuchtcollege ontzegde de kinderarts daarom de bevoegdheid om als kinderarts – het specialisme – werkzaam te zijn. De IGJ i.o. vond dit echter te mager en verzocht het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg een verdergaande maatregel op te leggen. Het Centraal Tuchtcollege kon de IGJ i.o. hierin volgen en achtte een ontzegging van de bevoegdheid om als arts (dus ook als jeugdarts, sportarts, enzovoort) gezondheidszorg aan minderjarigen te verlenen passend(er) en geboden.

Nieuwe norm voor de regie voerende specialist ouderengeneeskunde
Een maatregel bleef een specialist ouderengeneeskunde bespaard (GZR 2017-0438). Deze arts kreeg het verwijt dat zij in onvoldoende mate de familie van een patiënte in kennis had gesteld van de gezondheidssituatie van de patiënte, van het feit dat zich incidenten hadden voorgedaan en een medische ingreep had plaatsgevonden. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg achtte de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg oordeelde daarentegen dat een specialist ouderengeneeskunde een regiefunctie vervult. Deze functie omvat onder meer het nemen van de regie over het voeren van gesprekken met patiënt(e) en/of diens familie/ (wettelijk) vertegenwoordiger en het verstrekken van informatie aan hen. Deze norm is beschreven in twee documenten van de beroepsvereniging: het Beroepsprofiel en competenties specialist ouderengeneeskunde (2012) en het Kwaliteitshandboek voor de specialist ouderengeneeskunde (2013). Deze documenten waren bekend binnen de beroepsgroep in de periode waarop de klacht betrekking had en behoorden als leidraad door de arts te worden gehanteerd. Omdat deze norm echter niet eerder expliciet was toegepast en de arts niet eerder tuchtrechtelijk was aangesproken, volstond het Centraal Tuchtcollege met de constatering van het verwijt zonder oplegging van een maatregel.

Verklaring dat situatie onwerkbaar is en de uitschrijving uit het handelsregister betekenen nog niet dat het dienstverband is opgezegd
De laatste uitspraak die ik in deze nieuwsbrief benoem is van arbeidsrechtelijke aard (GZR 2017-0446). Aan de Kantonrechter Amsterdam lag ter beoordeling de vraag voor of een bestuurder van de Stichting Parkstad Klinieken recht had op doorbetaling van haar loon en toegelaten moest worden tot haar werk. Wat de loondoorbetaling betreft oordeelde de kantonrechter dat niet aannemelijk was geworden dat de bestuurder zelf haar arbeidsovereenkomst had opgezegd. De kantonrechter overwoog in dat verband dat de omstandigheid dat de bestuurder in een vergadering had gezegd dat voor haar een onwerkbare situatie was ontstaan, onvoldoende was om van een opzegging uit te gaan. Ook een uitschrijving uit het handelsregister bracht volgens de kantonrechter niet mee dat er ontslag was genomen. De vordering tot doorbetaling van het loon werd daarom toegewezen. De wedertewerkstelling werd echter niet toegewezen. Het kwam de kantonrechter zinnig voor dat, alvorens de Stichting Parkstad Klinieken gedwongen zou worden de bestuurder haar werkzaamheden te laten hervatten, zij eerst haar financiële verplichting jegens de bestuurder zou nakomen en er een gesprek zou worden gearrangeerd om een en ander in goede banen te leiden. De doorlopende salarisverplichting zou volgens de kantonrechter een afdoend drukmiddel moeten zijn om een werkhervatting (of een einde van de arbeidsovereenkomst) spoedig te realiseren.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. De laatste van dit jaar is van mijn hand. Ik vind het nog steeds lastig om een lijn te ontdekken in de uitspraken waarin de aansprakelijkheid voor een door de hulpverlener gebruikte hulpzaak centraal staat. Voorspelbaar zijn ze allerminst. De uitspraken van de Rechtbanken Oost-Brabant (GZR 2017-0431) en Limburg (GZR 2017-0382) vormen hierop geen uitzondering. Mijn wens voor 2018 is daarom dat dat jaar helderheid moge bieden.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website. Belangrijk om te vermelden is dat een voorstel voor de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming op 13 december jl. bij de Tweede Kamer werd ingediend (Kamerstukken 34851). De verordening treedt op 25 mei 2018 in werking. Op hetzelfde tijdstip moet de uitvoeringswet in werking treden. Er is dus enige haast bij.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Volgende nieuwsbrief
De volgende nieuwsbrief in het nieuwe jaar kunt u verwachten op 19 januari 2018.

Hele fijne kerstdagen en een goede jaarwisseling!

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Rechtbank

Tuchtcolleges