Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Als je je ermee bemoeit, moet je het ook goed doen
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, betreft er een van de Rechtbank Rotterdam (GZR 2017-0377). Het onderliggende geschil had betrekking op de kosten van een tandheelkundige behandeling die volgens de tandarts door de zorgverzekeraar vergoed zou worden, hetgeen achteraf niet het geval bleek te zijn. De rechtbank komt tot het oordeel dat het in beginsel niet tot de taak van een tandarts behoort om na te gaan of bepaalde kosten onder de zorgverzekering vallen, maar dat als een tandarts dat (toch) doet, het wel zorgvuldig moet gebeuren. In het onderhavige geval was daarvan geen sprake, omdat de tandarts – wetende dat de patiënt de behandeling alleen wilde als er een volledige vergoeding van de zorgverzekeraar zou volgen en wetende dat dit niet zo zou zijn – een begin maakte met de behandeling. Dit betekent dat de patiënt de behandeling nu ook moet voortzetten, terwijl de kosten erg hoog zijn en vergoeding grotendeels zal uitblijven. De tandarts wordt dan ook veroordeeld tot betaling van een deel van de kosten, maar niet de volledige. De rechtbank komt namelijk eveneens tot het oordeel dat een patiënt in dezen ook een eigen onderzoeksplicht heeft. Door zelf geen onderzoek te doen naar de vergoedingen heeft de man eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW.
Geen uitzonderingspositie voor een arbeidsovereenkomst met een pgb-zorgvrager
Een tweede uitspraak die ik onder uw aandacht breng, is van arbeidsrechtelijke aard en heeft betrekking op het ontslag van de zorgverlener door de bewindvoerder van een gehandicapte jongen (GZR 2017-0380). De Kantonrechter Maastricht oordeelde dat de bewindvoerder ten onrechte niet de wettelijke opzegtermijn van twee maanden (art. 7:672, tweede lid sub b) in acht had genomen, waardoor de zorgverlener recht had op een gefixeerde schadevergoeding. Een beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid in verband met de bijzondere omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst gekoppeld was aan de zorgovereenkomst en dat betaling vanuit het pgb plaatsvond, is in dat verband verworpen: deze omstandigheden nopen er niet toe om de dwingendrechtelijke wetsbepalingen omtrent de door de werkgever aan de werknemer verschuldigde vergoedingen opzij te zetten. De omstandigheden nopen evenmin tot een afwijkend oordeel over de transitievergoeding, aldus de kantonrechter. De wetgever heeft geen algemene uitzonderingspositie gecreëerd voor een arbeidsovereenkomst met een pgb-zorgvrager (zie ook GZR 2017-0150). De omstandigheden leiden echter wel tot de afwijzing van een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 BW. Anders dan bij de andere vergoedingen is toewijzing van de billijke vergoeding niet dwingendrechtelijk voorgeschreven. Omdat de zorgverlener zich beschikbaar heeft gehouden voor het werk, heeft zij tot slot wel nog recht op doorbetaling van het brutoloon.
Overwegingen toerekening tekortkoming door (mogelijk) falen hechtdraad
Een derde uitspraak die ik eruit licht, is van niet recente datum, doch wel recent gepubliceerd (GZR 2017-0382). De uitspraak heeft betrekking op een civiele aansprakelijkheidskwestie waarbij in geschil was of de ontstane naadlekkage na een operatie als een tekortkoming aan de hulpverlener kon worden toegerekend. Van belang in dat verband is dat een deskundige reeds beschreven had dat de naadlekkage het gevolg kon zijn van het falen van de hechtdraad of van het verkeerd aanleggen van de draad. De Rechtbank Limburg kwam tot een bevestigend oordeel, waarbij in het midden werd gelaten wat precies de oorzaak was geweest. Volgens de rechtbank kon namelijk ook het falen van de hechtdraad (althans de daardoor veroorzaakte tekortkoming) aan de hulpverlener worden toegerekend, zulks op grond van artikel 6:77 BW. Daarbij overwoog de rechtbank dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om toerekening bij het gebruik van ongeschikte zaken door een arts of ziekenhuis in alle gevallen waarin zorgvuldigheid ten aanzien van de geschiktheid van deze zaken is betracht, uit te sluiten. De wetgever heeft de rechter uitdrukkelijk de ruimte gelaten om bij zijn beoordeling van een concreet geval eventuele gewijzigde maatschappelijke opvattingen mee te nemen. De rechtbank achtte in dit geval van belang dat het ziekenhuis de V-lockdraad had ingekocht en dat het ziekenhuis had gekozen voor een bepaalde soort en een bepaald merk van deze draad, terwijl de patiënt daarop geen enkele invloed had gehad. Ongeschiktheid van de draad ligt dan ook meer in de sfeer van het ziekenhuis dan in die van de patiënt, aldus de rechter. Voorts moet het ziekenhuis volgens de rechtbank geacht worden bekend te zijn met de naam van de producent van de ongeschikte zaak en – beter dan de patiënt – in staat worden geacht om de gebruikte zaak te onderzoeken en in de richting van de producent te onderbouwen dat het een gebrekkig product betreft. Ten slotte geldt dat het ziekenhuis zich tegen aansprakelijkheid kan verzekeren en, gelet op de bemoeienis van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar in deze zaak, zich ook daadwerkelijk van een aansprakelijkheidsverzekering had voorzien.
Verloren kans benadering vereiste onderzoek naar verlies reële kans
De laatste uitspraak betreft een arrest van de Hoge Raad in een civiele aansprakelijkheidskwestie (GZR 2017-0383). In geschil was het oorzakelijk verband tussen een delay en de schade van een patiënte, bestaande uit het verlies van een kans op beter behandelingsresultaat. Het hof had de vordering afgewezen, overwegende dat er geen verband vastgesteld kon worden, waarbij het zich baseerde op het feit dat de deskundige de omvang van de kansen niet had kunnen duiden (GZR 2016-0201). De Hoge Raad casseerde het arrest van het hof en formuleerde de regel dat ‘het hof in kwestie – nu de deskundige geen kanspercentage kon noemen maar zijn antwoorden niet uitsloten dat van het verlies van een reële kans sprake kon zijn geweest – nader had moeten onderzoeken of door het delay een reële kans op een betere uitkomst verloren was gegaan, en dat het – bij bevestigende beantwoording van die vraag – vervolgens tot een zo goed mogelijke schatting van deze kans had moeten komen. Daartoe had het hof bijvoorbeeld de deskundige op een zitting nader kunnen bevragen’.
Een uitvoerige bespreking laat ik achterwege, omdat u op korte termijn twee annotaties bij dit arrest kunt verwachten.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van Bas van Schelven (Van Doorne advocaten) bij een uitspraak van de Kantonrechter Den Haag (GZR 2017-0267). De uitspraak heeft betrekking op de vergoeding van de zorg die Monarch Care B.V. in de periode 7 maart 2016 tot en met 27 mei 2016 leverde aan een verzekerde van Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. met een naturapolis. Zilveren Kruis had geen overeenkomst met Monarch Care. Bas geeft zijn visie op het oordeel van de kantonrechter dat ertoe strekt dat Monarch Care geen recht heeft op vergoeding van de declaraties in verband met een cessieverbod en in verband met het feit dat Monarch Care tot 29 april 2016 geen toelating ingevolge de Wet toelating zorginstellingen had.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website. Ik wijs u onder meer op het bericht van de Rijksoverheid dat minister Schippers het initiatief heeft genomen om de discussie over innovatieve medicijnen te starten, opdat alle EU-lidstaten gelijke toegang krijgen tot medicijnen.
Ander belangrijk nieuws ziet op de komst van de KNMG-handreiking die artsen handvatten biedt om het opnemen van gesprekken door patiënten op een goede manier te integreren in de praktijk.
Belangrijk is ook dat het Openbaar Ministerie (OM) tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer heeft aangegeven in de toekomst meer uitleg te geven over het wel of niet vervolgen in euthanasiezaken. Het OM wil daarmee het beeld wegnemen dat het OM onvoldoende kritisch zou zijn als de Regionale Toetsingscommissie melding doet.
Onze zoekfunctie
Wist u dat GZR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief en de mogelijkheid om kennis te nemen van annotaties? Alle door onze redactieleden zorgvuldig geselecteerde en samengevatte uitspraken komen in een database. GZR Updates biedt de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zie hier voor de mogelijkheden.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hoge Raad
Rechtbank
- Rechtbank Midden-Nederland Een zorgverzekeraar hanteert in zijn algemene polisvoorwaarden een cessieverbod. Voorts weigert de zorgverzekeraar een betaalovereenkomst aan te gaan met een niet-gecontracteerde zorgaanbieder, omdat deze zorgaanbieder geen onberispelijke staat van dienst heeft. De rechtbank is van oordeel dat het kenmerk van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder is dat deze in beginsel zijn declaratie aan de patiënt stuurt, die deze declaratie bij de zorgverzekeraar indient. De zorgverzekeraar dient echter ook rekening te houden met de belangen van de zorgaanbieder. De impact van het cessieverbod en het weigeren om een betaalovereenkomst aan te gaan door de zorgverzekeraar dient hierbij te worden beoordeeld. In het onderhavige geval oordeelt de rechtbank dat het hanteren van het cessieverbod door de zorgverzekeraar niet onrechtmatig is jegens de zorgaanbieder en dat de zorgverzekeraar het aangaan van een betaalovereenkomst heeft mogen weigeren. 16-10-2017
- Rechtbank Limburg Een man wordt in het Zuyderland Medisch Centrum geopereerd aan zijn darm. Vervolgens vindt twee dagen later opnieuw een operatie plaats omdat er een naadlekkage was ontstaan. De naadlekkage kan volgens de eenzijdig ingeschakelde deskundige liggen aan het falen van de hechtdraad of aan het verkeerd aanleggen van de draad. Na overwogen te hebben dat in dit geval het rapport van de deskundige kan dienen ter beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag, laat de rechtbank in het midden welke oorzaak het precies is geweest: beide oorzaken zijn toe te rekenen aan Zuyderland. 17-11-2016
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Verweerster (neuroloog) heeft in casu als hoofdbehandelaar onvoldoende regie gevoerd. De patiënt is met een mogelijke CVA/TIA op de SEH binnengekomen, maar heeft ook nierfunctiestoornissen en een hoge bezinking. Verweerster heeft dit laatste gegeven gemist en niet meegenomen bij de beslissing om de patiënt te ontslaan. Door deze onvolledige informatie zijn ook geen andere behandelmogelijkheden besproken of overwogen door/met de familie. Verweerster is tekortgeschoten en krijgt van het RTG Eindhoven een waarschuwing. 01-11-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Verweerder heeft zonder toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger een psychiatrisch onderzoek verricht bij een patiënte. Dit onderzoek is bovendien ver beneden de maat. Omdat verweerder als specialist ouderengeneeskunde zich bewust had moeten zijn van de setting in verpleeghuizen en de kwetsbaarheid van wilsonbekwame patiënten, en omdat hij bekend was met de familieproblemen, had hij zich moeten vergewissen van het feit dat er een mentor was. De klacht is deels gegrond en verweerder krijgt een berisping. 01-11-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een klacht tegen een waarnemend huisarts, samenhangend met klacht 2017-128a. Verweerster heeft voldoende signalen gekregen voor een niet-pluisgevoel. Van verweerster had daarom een ander beleid verwacht mogen worden, namelijk verwijzing naar een neuroloog op korte termijn. De klacht is gegrond, met oplegging van de maatregel van waarschuwing. 31-10-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een klacht tegen een huisarts, samenhangend met klacht 2017-128b. Klaagster heeft zich bij verweerder en zijn collega gemeld met klachten van hoofdpijn, diarree, woordvindingsstoornissen en verwardheid. Van verweerder had bij gebrek aan een duidelijke verklaring van de klachten van woordvinding en verwardheid een pro-actiever beleid mogen worden verwacht, waarbij hij een doorverwijzing op korte termijn naar een neuroloog had moeten realiseren voor verdere diagnostiek. De klacht is deels gegrond. De maatregel van waarschuwing wordt opgelegd. 31-10-2017
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klaagster is gescheiden en moeder van vier kinderen, waaronder E en F. Naar aanleiding van meldingen bij het AMK worden E en F uit huis geplaatst en wordt er onderzoek gedaan naar de ernstige vermoedens van kindermishandeling door klaagster. Verweerster (arts) doet dit onderzoek namens het AMK. Klaagster verwijt verweerster, samengevat, dat het rapport hierover ondeugdelijk is opgesteld. Het RTG Amsterdam verklaart de klachten deels gegrond en geeft een waarschuwing. Klaagster is in beroep gekomen tegen de ongegrond verklaarde onderdelen, maar de klacht treft bij het CTG geen doel. Het beroep wordt verworpen. Verweerster heeft met het rapport geen blijk gegeven van vooringenomenheid, noch blijkt daaruit dat zij niet onafhankelijk was. 31-10-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Verweerder (huisarts) ziet wijlen D (de partner van klaagster) in korte tijd meerdere keren op zijn spreekuur met dezelfde aanhoudende benauwdheids- en hoestklachten. Hij schrijft rust en prednison voor. Uiteindelijk blijkt in het ziekenhuis (op de 'Stoppen met roken'-polikliniek) dat D lijdt aan longkanker, waaraan zij overlijdt. Verweerder wordt verweten onvoldoende regie te hebben gevoerd om de oorzaak van de klachten te achterhalen, waarbij hij belangrijke signalen heeft gemist. Het RTG Den Haag geeft hem een waarschuwing. 31-10-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven In deze zaak gaat het om een ongegronde klacht tegen een psychotherapeut (verweerder). Klager wordt met zijn vrouw bij de kliniek waar verweerder destijds werkte aangemeld voor relatietherapie. Hierbij geeft de huisarts aan dat er mogelijk sprake is van persoonlijkheidsstoornissen bij beide echtgenoten. Ondanks een gezamenlijk traject gaan klager en zijn echtgenote uiteindelijk toch scheiden. Klager laat een persoonlijkheidsonderzoek doen, maar zijn echtgenote weigert dit, tot groot ongenoegen van klager. Het RTG Eindhoven bepaalt dat een verantwoorde invulling van de behandeling een verantwoordelijkheid is van de instelling en in dit geval meer in het bijzonder van verweerder. Dit heeft verweerder op goede gronden gedaan, waardoor de verschillende klachten van klager niet kunnen slagen. 30-10-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In deze zaak gaat het over een klacht tegen een fysiotherapeut (verweerster) over de door haar in acht genomen zorgvuldigheid bij de behandeling van een patiënte (klaagster) met de aandoening osteogenesis imperfecta (OI). Verweerster had een eigen verantwoordelijkheid om het behandelbeleid te evalueren en een eigen beleid in te zetten. De maatregel van waarschuwing wordt opgelegd, gelet op de toetsbare opstelling door verweerster, het door haar ter zitting getoonde inzicht en de geringe overschrijding van de tuchtnorm. 24-10-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Klaagster is de moeder van D. D is overleden op 20 mei 2016. Verweerster (verpleegkundige) heeft D de nacht voor haar overlijden verzorgd. Zij krijgt van het RTG Den Haag een waarschuwing omdat zij de alarmsignalen van een beginnende sepsis niet heeft herkend. Daarnaast heeft zij nagelaten de medische geschiedenis te bestuderen en heeft zij onterecht geen arts in huis geroepen, ondanks de signalen van klaagster over de veranderde situatie van haar moeder. 24-10-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven In deze zaak gaat het om een klacht tegen een psychotherapeut als hoofdbehandelaar in een behandeltraject voor chronische rugklachten. De klachtonderdelen betreffen het handelen van verweerder als hoofdbehandelaar en de bejegening van klager door verweerder tijdens het intakegesprek. Verweerder heeft onvoldoende de regie gevoerd in de behandeling van klager en is aldus tekortgeschoten in zijn taak als hoofdbehandelaar. De maatregel van berisping wordt opgelegd. 23-10-2017