Naar boven ↑

Update

Nummer 2, 2017
Uitspraken van 16-01-2017 tot 03-02-2017
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Beoordeling rechter voorwaarden inbewaringstelling
De eerste zaak die ik onder uw aandacht breng, ziet op een BOPZ-kwestie (GZR 2017-0029). De Hoge Raad benadrukte in zijn arrest dat het in beginsel niet mogelijk is om cassatie in te stellen tegen een machtiging tot voortzetting van een inbewaringstelling. Het rechtsmiddelenverbod kan echter worden doorbroken, indien wordt geklaagd over het niet in acht nemen van een essentiële waarborg voor het grondrecht op vrijheid. De vrijheid kan in het geding zijn als sprake is van een onrechtmatige inbewaringstelling. Tegen de achtergrond van dat uitgangspunt overwoog de Hoge Raad dat de rechter (slechts) tot taak heeft om te beoordelen of op het moment van zijn beslissing voldaan is aan de voorwaarden uit de Wet BOPZ voor een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. Het is dus niet aan de rechter om te oordelen of het besluit van de burgemeester om de betrokken persoon in bewaring te stellen rechtmatig is geweest. Daarvoor is de schadevergoedingsprocedure.

Verzekeringsplicht, vrij verkeer van diensten en solidariteit
De tweede zaak die ik in deze nieuwsbrief wil aanhalen, betreft een oordeel van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (GZR 2017-0031). In deze zaak stond de vraag centraal of de vrouw in kwestie verplicht was een (Nederlandse) zorgverzekering af te sluiten. De vrouw had inmiddels van het Zorginstituut boetes opgelegd gekregen, omdat zij niet aan die plicht zou hebben voldaan. Zij meende echter dat een Nederlandse zorgverzekering niet nodig was, omdat haar man grensarbeider is, zij reeds een Franse zorgverzekering had en dat een verzekeringsplicht in strijd zou zijn met het vrij verkeer van diensten en het solidariteitsbeginsel. De rechtbank stelde voorop dat de vrouw in beginsel verzekeringsplichtig is, omdat vaststond dat zij en haar kinderen verzekerd zijn voor de Wet langdurige zorg. De rechtbank oordeelde vervolgens dat een zorgverzekering in de zin van de Zorgverzekeringswet als zodanig kan worden aangemerkt indien deze is gemeld bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De Franse zorgverzekeraar bij wie de vrouw en haar kinderen verzekerd zijn, heeft die melding echter niet gedaan zodat die verzekering niet afdoende is. Van strijd met het vrije verkeer is geen sprake, aldus de rechtbank, omdat het op zich aan buitenlandse aanbieders vrij staat zich op de Nederlandse verzekeringsmarkt te begeven, maar dan moeten zij zich wel melden bij de NZa. Evenmin is sprake van strijd met het solidariteitsbeginsel; alle onder het Nederlandse zorgstelsel vallende verzekerden moeten aan dezelfde plichten voldoen.

Kernbeding in polis proefpersonenverzekering
Interessant is ook het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake een geschil over een proefpersonenverzekering (GZR 2017-0032). De proefpersoon was een man die in 2001 had meegedaan aan een trial voor patiënten met chronische hepatitis B. Enige tijd na deelname speelde de hepatitis B bij de man opnieuw op. De internist schreef hem het middel Lamivudine voor dat hij ook tijdens de trial had gekregen. Een jaar later kreeg de man last van buikklachten, later gediagnosticeerd als de ziekte van Crohn. In 2008 liet de man weten aanspraak te maken op uitkering uit hoofde van de proefpersonenverzekering en stelde hij het Rijnstate ziekenhuis aansprakelijk. HDI, de proefpersonenverzekeraar, en MediRisk, de aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis, meenden echter dat een vergoeding niet op zijn plaats was. Dit laatste oordeelde ook het hof. Wat de vordering jegens HDI betreft, overwoog het hof dat schade gedekt is die een vergoedingsrechtelijke lijdt door aantasting van de gezondheid, waarvan kan worden vastgesteld dat deze redelijkerwijs het gevolg is van het onderzoek, mits de schade zich heeft geopenbaard gedurende de deelname dan wel binnen vijf jaar na deelname aan het onderzoek. Hierbij geldt dat de schade zich heeft geopenbaard wanneer deze bij de verzekeraar wordt gemeld. De man heeft de schade echter eerst na die periode gemeld en hij had naar het oordeel van het hof dus geen recht op een vergoeding. De stelling dat de polisvoorwaarden onredelijk bezwarend zouden zijn verwierp het hof onder de overweging dat – naast het feit dat de man geen partij is bij de verzekeringsovereenkomst – de uitloopperiode een primaire dekkingsomschrijving betreft die door haar tijdsbegrenzing een beding is dat de kern van de prestaties aangeeft, en duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd, en daarmee geen algemene voorwaarde in de zin van artikel 6:231 sub a BW betreft. Ook conform Richtlijn 93/13/EEG is er sprake van een kernbeding. Wat de vordering jegens MediRisk en het ziekenhuis betreft, overwoog het hof, kort gezegd, dat de zorgvuldigheid in acht was genomen nu afdoende onderzoek was gedaan naar de psychosociale klachten van de man en dat de man geen beroep toekomt op het in artikel 4 WMO geformuleerde verbod, omdat de trial ten goede kwam aan de man zelf. Ook de internist had niet onzorgvuldig gehandeld; verstrekking van Lamivudine was conform de professionele standaard.

Kinderarts met kinderporno eruit
De laatste uitspraak die ik hier wil aanhalen is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam (GZR 2017-0041). Eerder werd door een aantal tuchtcolleges al geoordeeld dat bezit van kinderporno onverenigbaar is met de uitoefening van het beroep van kinderarts en dat klachten in dat verband ontvankelijk zijn, ook al gaat het om gedrag in de privésfeer. Zie RTG ’s-Gravenhage 29 oktober 2013, ECLI:NL:TGZRSGR:2013:25; RTG Eindhoven 8 januari 2014, ECLI:NL:TGZREIN:2014:5; RTG Zwolle 20 maart 2015, ECLI:NL:TGZRZWO:2015:32 en CTG 9 juni 2015 ECLI:NL:TGZCTG:2015:181. De onderhavige uitspraak sluit hierbij aan. De IGZ werd ontvankelijk geacht en de registratie van de kinderarts is doorgehaald.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Deze keer treft u een annotatie aan van ondergetekende bij het arrest van de Hoge Raad van 23 december 2016 (GZR 2017-0001). De Hoge Raad verduidelijkte de toepassing van de benadering van de verloren kans in een medische aansprakelijkheidskwestie. Ik ga in op zowel de benadering van de proportionele aansprakelijkheid als de benadering van de verloren kans en geef mijn visie op het gebruik van die laatste leer bij zaken waar het onjuiste handelen van de hulpverlener vaststaat maar de relatie met de schade van de patiënt onzeker is.

Commentaren
Deze keer kunnen wij u ook verblijden met een commentaar. Dit commentaar is afkomstig van P.A.C. van Gool BSc & C. van der Meulen MSc (Stichting Beroepseer). Van Gool en Van der Meulen deden in opdracht van VvAA onderzoek naar defensieve geneeskunst. De inwerkingtreding van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de angst dat artsen zich mogelijk defensiever gaan gedragen was (mede) aanleiding tot dit verkennende onderzoek. De Stichting Beroepseer enquêteerde zorgverleners en interviewde verschillende juridische experts over defensieve geneeskunde en de mogelijke gevolgen van de Wkkgz. Er is meer empirisch onderzoek nodig, aldus de onderzoekers, maar duidelijk is wel dat de perceptie van artsen door wijzigingen in het aansprakelijkheidsrecht en de Wkkgz, in het bijzonder met betrekking tot defensieve zorgverlening, zonder meer wordt beïnvloed.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep

Tuchtcolleges