Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Beoordeling rechter voorwaarden inbewaringstelling
De eerste zaak die ik onder uw aandacht breng, ziet op een BOPZ-kwestie (GZR 2017-0029). De Hoge Raad benadrukte in zijn arrest dat het in beginsel niet mogelijk is om cassatie in te stellen tegen een machtiging tot voortzetting van een inbewaringstelling. Het rechtsmiddelenverbod kan echter worden doorbroken, indien wordt geklaagd over het niet in acht nemen van een essentiële waarborg voor het grondrecht op vrijheid. De vrijheid kan in het geding zijn als sprake is van een onrechtmatige inbewaringstelling. Tegen de achtergrond van dat uitgangspunt overwoog de Hoge Raad dat de rechter (slechts) tot taak heeft om te beoordelen of op het moment van zijn beslissing voldaan is aan de voorwaarden uit de Wet BOPZ voor een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. Het is dus niet aan de rechter om te oordelen of het besluit van de burgemeester om de betrokken persoon in bewaring te stellen rechtmatig is geweest. Daarvoor is de schadevergoedingsprocedure.
Verzekeringsplicht, vrij verkeer van diensten en solidariteit
De tweede zaak die ik in deze nieuwsbrief wil aanhalen, betreft een oordeel van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (GZR 2017-0031). In deze zaak stond de vraag centraal of de vrouw in kwestie verplicht was een (Nederlandse) zorgverzekering af te sluiten. De vrouw had inmiddels van het Zorginstituut boetes opgelegd gekregen, omdat zij niet aan die plicht zou hebben voldaan. Zij meende echter dat een Nederlandse zorgverzekering niet nodig was, omdat haar man grensarbeider is, zij reeds een Franse zorgverzekering had en dat een verzekeringsplicht in strijd zou zijn met het vrij verkeer van diensten en het solidariteitsbeginsel. De rechtbank stelde voorop dat de vrouw in beginsel verzekeringsplichtig is, omdat vaststond dat zij en haar kinderen verzekerd zijn voor de Wet langdurige zorg. De rechtbank oordeelde vervolgens dat een zorgverzekering in de zin van de Zorgverzekeringswet als zodanig kan worden aangemerkt indien deze is gemeld bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De Franse zorgverzekeraar bij wie de vrouw en haar kinderen verzekerd zijn, heeft die melding echter niet gedaan zodat die verzekering niet afdoende is. Van strijd met het vrije verkeer is geen sprake, aldus de rechtbank, omdat het op zich aan buitenlandse aanbieders vrij staat zich op de Nederlandse verzekeringsmarkt te begeven, maar dan moeten zij zich wel melden bij de NZa. Evenmin is sprake van strijd met het solidariteitsbeginsel; alle onder het Nederlandse zorgstelsel vallende verzekerden moeten aan dezelfde plichten voldoen.
Kernbeding in polis proefpersonenverzekering
Interessant is ook het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake een geschil over een proefpersonenverzekering (GZR 2017-0032). De proefpersoon was een man die in 2001 had meegedaan aan een trial voor patiënten met chronische hepatitis B. Enige tijd na deelname speelde de hepatitis B bij de man opnieuw op. De internist schreef hem het middel Lamivudine voor dat hij ook tijdens de trial had gekregen. Een jaar later kreeg de man last van buikklachten, later gediagnosticeerd als de ziekte van Crohn. In 2008 liet de man weten aanspraak te maken op uitkering uit hoofde van de proefpersonenverzekering en stelde hij het Rijnstate ziekenhuis aansprakelijk. HDI, de proefpersonenverzekeraar, en MediRisk, de aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis, meenden echter dat een vergoeding niet op zijn plaats was. Dit laatste oordeelde ook het hof. Wat de vordering jegens HDI betreft, overwoog het hof dat schade gedekt is die een vergoedingsrechtelijke lijdt door aantasting van de gezondheid, waarvan kan worden vastgesteld dat deze redelijkerwijs het gevolg is van het onderzoek, mits de schade zich heeft geopenbaard gedurende de deelname dan wel binnen vijf jaar na deelname aan het onderzoek. Hierbij geldt dat de schade zich heeft geopenbaard wanneer deze bij de verzekeraar wordt gemeld. De man heeft de schade echter eerst na die periode gemeld en hij had naar het oordeel van het hof dus geen recht op een vergoeding. De stelling dat de polisvoorwaarden onredelijk bezwarend zouden zijn verwierp het hof onder de overweging dat – naast het feit dat de man geen partij is bij de verzekeringsovereenkomst – de uitloopperiode een primaire dekkingsomschrijving betreft die door haar tijdsbegrenzing een beding is dat de kern van de prestaties aangeeft, en duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd, en daarmee geen algemene voorwaarde in de zin van artikel 6:231 sub a BW betreft. Ook conform Richtlijn 93/13/EEG is er sprake van een kernbeding. Wat de vordering jegens MediRisk en het ziekenhuis betreft, overwoog het hof, kort gezegd, dat de zorgvuldigheid in acht was genomen nu afdoende onderzoek was gedaan naar de psychosociale klachten van de man en dat de man geen beroep toekomt op het in artikel 4 WMO geformuleerde verbod, omdat de trial ten goede kwam aan de man zelf. Ook de internist had niet onzorgvuldig gehandeld; verstrekking van Lamivudine was conform de professionele standaard.
Kinderarts met kinderporno eruit
De laatste uitspraak die ik hier wil aanhalen is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam (GZR 2017-0041). Eerder werd door een aantal tuchtcolleges al geoordeeld dat bezit van kinderporno onverenigbaar is met de uitoefening van het beroep van kinderarts en dat klachten in dat verband ontvankelijk zijn, ook al gaat het om gedrag in de privésfeer. Zie RTG ’s-Gravenhage 29 oktober 2013, ECLI:NL:TGZRSGR:2013:25; RTG Eindhoven 8 januari 2014, ECLI:NL:TGZREIN:2014:5; RTG Zwolle 20 maart 2015, ECLI:NL:TGZRZWO:2015:32 en CTG 9 juni 2015 ECLI:NL:TGZCTG:2015:181. De onderhavige uitspraak sluit hierbij aan. De IGZ werd ontvankelijk geacht en de registratie van de kinderarts is doorgehaald.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Deze keer treft u een annotatie aan van ondergetekende bij het arrest van de Hoge Raad van 23 december 2016 (GZR 2017-0001). De Hoge Raad verduidelijkte de toepassing van de benadering van de verloren kans in een medische aansprakelijkheidskwestie. Ik ga in op zowel de benadering van de proportionele aansprakelijkheid als de benadering van de verloren kans en geef mijn visie op het gebruik van die laatste leer bij zaken waar het onjuiste handelen van de hulpverlener vaststaat maar de relatie met de schade van de patiënt onzeker is.
Commentaren
Deze keer kunnen wij u ook verblijden met een commentaar. Dit commentaar is afkomstig van P.A.C. van Gool BSc & C. van der Meulen MSc (Stichting Beroepseer). Van Gool en Van der Meulen deden in opdracht van VvAA onderzoek naar defensieve geneeskunst. De inwerkingtreding van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de angst dat artsen zich mogelijk defensiever gaan gedragen was (mede) aanleiding tot dit verkennende onderzoek. De Stichting Beroepseer enquêteerde zorgverleners en interviewde verschillende juridische experts over defensieve geneeskunde en de mogelijke gevolgen van de Wkkgz. Er is meer empirisch onderzoek nodig, aldus de onderzoekers, maar duidelijk is wel dat de perceptie van artsen door wijzigingen in het aansprakelijkheidsrecht en de Wkkgz, in het bijzonder met betrekking tot defensieve zorgverlening, zonder meer wordt beïnvloed.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
mr. H. de Jager
mr. H. de Jager
mr. H. de Jager
Hoge Raad
- Hoge Raad In deze zaak bevestigt de Hoge Raad dat een contra-expertise bij verschillende vraagstukken kan worden bevolen. Het oordeel van de Rechtbank Amsterdam dat een contra-expertise in casu niet nodig is, omdat niet getwijfeld wordt over de aanwezigheid van een psychische stoornis bij de betrokkene, is onjuist. Ook in andere gevallen kan, aldus de Hoge Raad, een contra-expertise bevolen worden, bijvoorbeeld bij de vraag of de psychische stoornis nog altijd gevaar doet veroorzaken en de vraag of het gevaar ook buiten de instelling kan worden afgewend. 27-01-2017
- Hoge Raad Bij het beoordelen van een verzoek om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling (art. 29 lid 1 wet BOPZ) moet de rechter nagaan of op het moment van zijn beslissing is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van zo'n machtiging. Bij die beoordeling is niet relevant of de door de burgemeester (eerder) afgegeven last tot inbewaringstelling wel of niet rechtmatig is geweest. 13-01-2017
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch De onderhavige kwestie betreft een beoordeling in hoger beroep van de aansprakelijkheid van het Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM) voor het door zijn chirurg gevoerde antistollingsbeleid na een aortaklepvervanging. Het hof heeft een deskundigenbericht gelast om een oordeel te geven over het antistollingsbeleid en het causaal verband met de schade van de desbetreffende patiënte. Inmiddels hebben de deskundigen hun deskundigenbericht opgesteld. In dit arrest beoordeelt het hof de kwestie met inachtneming van dat bericht en komt het tot het oordeel dat er weliswaar fouten zijn gemaakt bij het antistollingsbeleid, maar dat er geen causaal verband is met de schade van de patiënte. 31-01-2017
- Gerechtshof Amsterdam De enkele omstandigheid dat FSB er de voorkeur aan heeft gegeven om niet een afzonderlijke aanbestedingsprocedure voor DLC-systemen te entameren, maar een dienstenovereenkomst met laboratoria aan te besteden waarin een DLC-systeem is begrepen dat compatibel is met een eerder aanbestede hrHPV-test/machine is nog geen aanwijzing dat de aanbestedingsprocedure een mededingingsbeperkende strekking heeft. 03-01-2017
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: 'het hof') overweegt dat HDI, als verzekeraar waar een proefpersonenverzekering in de zin van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (hierna: 'WMOM') was afgesloten, terecht de dekking afwijst, nu de schademelding buiten de uitlooptermijn door appellant bij HDI is gemeld. Deze uitloopperiode betreft een kernbeding en is daarom niet aan te merken als algemene voorwaarde. Ten aanzien van de eis jegens MediRisk en Stichting Rijnstate Ziekenhuis (hierna: 'het ziekenhuis') oordeelt het hof dat er geen sprake is van een tekortkoming dan wel onrechtmatige daad jegens appellant, ten aanzien van het door hem ondergane medisch-wetenschappelijke onderzoek (hierna: 'de trial'). Het hoger beroep slaagt niet en het vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland (hierna: 'de rechtbank') wordt bekrachtigd. 27-12-2016
Rechtbank
- Rechtbank Amsterdam Een verzekeringnemer dient uitdrukkelijk akkoord te gaan met het overeenkomen van een aanvullende zorgverzekering. 16-01-2017
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant De Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: 'de rechtbank') overweegt dat de Franse zorgverzekeraar waarbij eiseres is verzekerd niet kwalificeert als zorgverzekering in de zin van artikel 25 lid 1 Zvw. De Franse zorgverzekeraar heeft zich niet bij de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: 'NZa') gemeld. Het Zorginstituut Nederland (hierna: 'het Zorginstituut') heeft zodoende op juiste gronden geoordeeld dat eiseres niet was verzekerd onder de Zvw. De door eiseres ingestelde beroepen tegen de door het Zorginstituut opgelegde boetes worden door de rechtbank ongegrond verklaard. 21-12-2016
- Rechtbank Noord-Nederland In deze zaak gaat het om ontbinding van een arbeidsovereenkomst met een leidinggevend apotheker die reeds tientallen jaren goed functioneert. Er is sprake van een ernstig verstoorde relatie door toedoen van de raad van bestuur en dit valt de raad van bestuur ernstig te verwijten. Hierdoor wordt, naast de transitievergoeding van bijna € 45.000, ook een billijke vergoeding van € 125.000 toegekend. 19-12-2016
- Rechtbank Noord-Nederland Na ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen van de werkneemster (zij heeft zich onttrokken aan een verbetertraject van haar werkgever) oordeelt het hof in hoger beroep dat ten onrechte is ontbonden en wordt het dienstverband hersteld. Werkneemster weigert echter wederom deel te nemen aan het verbetertraject. De kantonrechter ontbindt opnieuw. Onder de gegeven omstandigheden is er geen sprake van werkweigering, wel van een verstoorde arbeidsverhouding. De werkgever is een transitievergoeding (€ 63.000) verschuldigd. Hierbij wordt de onregelmatigheidstoeslag meegerekend. 14-12-2016
- Rechtbank Gelderland De ouders van een minderjarige hebben het Radboudumc in rechte betrokken. Zij vorderen een verklaring voor recht dat het Radboudumc aansprakelijk is voor de schade van hun kind. Zij baseren zich op een rapport van een samen met het Radboudumc buiten rechte benoemde deskundige. De rechtbank staat toe dat de ouders de deskundige zullen horen, zulks op de voet van artikel 200 Rv. 23-11-2016
- Rechtbank Oost-Brabant De rechtbank oordeelt dat de aanvragen van een gemoedsbezwaarde om bijzondere bijstand terecht zijn afgewezen door de gemeente. De medische kosten die de gemoedsbezwaarde heeft gemaakt komen niet in aanmerking voor vergoeding onder de Participatiewet (Pw), aangezien de gemoedsbezwaarde een beroep kon doen op een voorliggende voorziening, zijnde de Zorgverzekeringswet (Zvw) respectievelijk de Wet langdurige zorg (Wlz). 16-11-2016
- Rechtbank Midden-Nederland De Rechtbank Midden-Nederland oordeelt in het kader van een machtiging tot voortgezet verblijf dat een ziekenhuis niet verplicht is om vragen van de advocaat van de patiënt vóór de zitting te beantwoorden. De rechtbank oordeelt voorts dat een stabiele situatie en het – op de onderdelen gevaar en behandeling – nauwelijks bestaan van verschil tussen schizofrenie van het gedesorganiseerde type en van het paranoïde type geen aanleiding vormen voor een second opinion. Ook oordeelt de rechtbank dat de vorm en inhoud van de 'wettelijke aantekeningen' (art. 37a wet BOPZ) alleen moeten voldoen aan het criterium dat zij rechtbank en advocaat informeren over de aspecten, relevant voor de te nemen beslissing. Tot slot oordeelt de rechtbank dat indien feitelijk het gevaar wordt afgewend door de structuur en het toezicht in het ziekenhuis en alternatieven voor dat afwenden ontbreken, er sprake is van ’BOPZ-relevant-gevaar’. 09-09-2016
Centrale Raad van Beroep
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In deze zaak gaat het om een huisarts die desgevraagd informatie verstrekt aan Veilig Thuis over klaagster en haar ex-man, zonder dat duidelijk is voor het verstrekken van welke informatie klaagster toestemming had gegeven. Dit is een schending van het beroepsgeheim. De huisarts krijgt een waarschuwing. 31-01-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klager heeft een klacht ingediend tegen een gz-psycholoog in verband met de (uitvoering van) een opdracht tot het opstellen van een contra-expertise in een tegen klager aanhangige strafzaak. Klager verwijt verweerder dat hij zich onprofessioneel heeft gedragen en in strijd met de beroepscodes en zorgvuldigheidsnormen heeft gehandeld. Klager klaagt er (onder meer) over dat een planning ontbrak en dat hij ten onrechte niet als opdrachtgever is behandeld, waardoor er geen gehoor is gegeven aan zijn bericht dat hij de opdracht wilde beëindigen. De klacht is gegrond, verweerder krijgt een waarschuwing. 24-01-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In deze zaak gaat het om een aantal klachten tegen een arts, voormalig gynaecoloog (verweerder), die zich inmiddels bezighoudt met alternatieve geneeswijzen. De klachten over schending van het beroepsgeheim en het lenen van geld zijn gegrond. Klaagster is niet-ontvankelijk in haar klachten over de kwaliteit van de geleverde alternatieve geneeswijzen. Verweerder krijgt een berisping. 20-01-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige (hierna: 'verweerder'), belast met de zorg van een 14-jarige getraumatiseerde patiënte en de ouderbegeleiding van haar moeder, wordt de maatregel van doorhaling van zijn registratie in het BIG-register opgelegd, vanwege grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van de patiënte en seksueel grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van de moeder. 20-01-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Verweerder is SEH-arts. Hij was destijds negen maanden werkzaam als arts-assistent. Hem wordt verweten dat hij nalatig is geweest en ernstig tekort is geschoten in zijn zorgplicht voor een patiënt door een herseninfarct te hebben gemist. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond en beoordeelt de klacht tegen de achtergrond dat verweerder destijds negen maanden werkzaam was op de SEH, hiervoor geen (ander) assistentschap had vervuld en niet in opleiding was als neuroloog. 20-01-2017
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Onderstaande klacht betreft de medische advisering van verweerster, arts Maatschappij en Gezondheid, ten behoeve van het verzoek tot leerplichtontheffing van klaagsters zoon. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt in deze uitspraak het beroep van klaagster. 19-01-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam De IGZ verwijt verweerder, kinderarts, dat hij in strijd met de tweede tuchtnorm heeft gehandeld door kinderpornografisch materiaal te downloaden, te bekijken en in bezit te hebben. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) buigt zich in de uitspraak allereerst over de ontvankelijkheid van de klacht, nu de verweten gedragingen in de privésfeer hebben plaatsgevonden. Het RTG oordeelt dat verweerders gedragingen tuchtrechtelijk toetsbaar zijn en verklaart de klacht gegrond. Verweerder krijgt een ontzegging en een doorhaling opgelegd ten aanzien van zijn inschrijving als kinderarts. 17-01-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een gegronde klacht tegen een huisarts (verweerder). De huisarts heeft klager niet toegelaten tot de spreekkamer. Tevens heeft hij een consult niet door laten gaan omdat klager zich niet had uitgeschreven bij zijn oorspronkelijke huisarts. Dit was onzorgvuldig omdat klager hieromtrent bij het maken van de afspraak niet was geïnformeerd door de assistente van de huisarts. Er is sprake van een schending van het medisch beroepsgeheim met als gevolg het onder druk zetten van de vertrouwensband tussen klager en diens oorspronkelijke huisarts door zonder overleg met klager telefonisch contact op te nemen met de oorspronkelijke huisarts van klager. Verweerder krijgt een waarschuwing. 17-01-2017
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In deze zaak gaat het om een klacht tegen een neuroloog (verweerder). Deze is in een gerechtelijke procedure tot (onder meer) nietigverklaring van een testament door de broer van klager gevraagd een beoordeling te geven over de mogelijkheid van zijn moeder (hierna: 'erflaatster') om haar wil te bepalen als gevolg van dementie. De klacht wordt door het Regionaal Tuchtcollege ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het ingestelde beroep. 17-01-2017
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Een verpleegkundige, werkzaam op de kinder- en neonatologieafdeling van een ziekenhuis, krijgt de maatregel van gedeeltelijke ontzegging opgelegd omdat hij grensoverschrijdend contact had onderhouden met een minderjarige patiënte die kort daarvoor was ontslagen uit het ziekenhuis. 17-01-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een gegronde klacht tegen een huisarts die klager heeft gezien tijdens detentie. De huisarts heeft het verzoek van klager om de dosering methadon te verhogen, gebaseerd op ontwenningsverschijnselen ten gevolge van gelijktijdig gebruik van hepatitis C-medicatie, afgewezen zonder daarover een gesprek aan te gaan met klager. Dit is verwijtbaar. De huisarts had niet enkel af moeten gaan op mededelingen van de verpleegkundige maar zelf verantwoordelijkheid moeten nemen. Ter zitting neemt de huisarts verantwoordelijkheid. Ook heeft hij zijn werkwijze inmiddels aangepast. Hij krijgt een waarschuwing. 17-01-2017
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In deze zaak gaat het om een klacht tegen twee specialisten ouderengeneeskunde en tegen een verpleegkundige, vanwege een incident met een katheter. Klaagster, de dochter van de inmiddels door dit incident overleden patiënt, heeft tegen de drie hulpverleners klachten ingediend. De uitspraken van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidzorg zijn gelijk behandeld en worden in één samenvatting verenigd. 12-01-2017
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Een gz-psycholoog zou klager, echtgenoot van de betrokken patiënte, ten onrechte geen enkele informatie over (de behandeling van) patiënte hebben gegeven. Patiënte had en heeft meerdere keren aangegeven dat geen informatie met klager mocht worden gedeeld. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af als kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt anders en verklaart de klacht wel gegrond: het moeten delen van bepaalde informatie, ondanks dat hiervoor geen toestemming is gegeven, vloeit in dit geval voort uit de aard van de behandeling en de voorgeschreven werkwijze. 12-01-2017
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In deze zaak gaat het om een klacht tegen een arts, niet zijnde geregistreerd bedrijfsarts. De arts wordt verweten dat hij zich ten onrechte heeft voorgedaan als bedrijfsarts, zijn bevoegdheden als arts heeft overschreden, dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld en dat zijn oordeel omtrent de arbeidsongeschiktheid van klaagster onzorgvuldig tot stand is gekomen. In eerste aanleg worden alle klachtonderdelen gegrond verklaard. In hoger beroep slagen drie van de vier klachten. De arts krijgt een voorwaardelijke schorsing, omdat hij al eerder voor vergelijkbaar gedrag is berispt. 12-01-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In deze zaak gaat het om een klacht tegen een SEH-arts. Klaagster is de dochter van een inmiddels overleden patiënte. De klacht houdt in dat de arts is tekortgeschoten in de zorg ten opzichte van patiënte door de hevige pijnklachten niet serieus te nemen, de diagnose aneurysma zonder nader onderzoek te verwerpen en geen afspraak te maken met de specialist. De arts wordt berispt. 11-01-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In deze zaak gaat het om een klacht tegen een radioloog (verweerder), die de broer is van klaagster in deze procedure. Verweerder heeft volgens klaagster een, achteraf onjuist gebleken, diagnose gegeven ten aanzien van een familielid als motief voor een spoedopname tegen haar zin, terwijl bij eventuele wilsonbekwaamheid de vader – en anders zij – wettelijk vertegenwoordiger was. Ook heeft verweerder als arts, en niet als zoon, een medisch oordeel buiten zijn vakgebied gegeven over zijn vader om deze te gebruiken in een procedure over ondercuratelestelling van vader. Verweerder heeft, tot slot, een collega-hoogleraar benaderd over een abstract geformuleerde casus, terwijl het zijn eigen moeder betrof en die verklaring vervolgens als objectieve opinie in het geding gebracht. Alle klachtonderdelen zijn gegrond. Verweerder krijgt een berisping. 06-01-2017