Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Tariefbeschikkingen 2016 kunnen de toets der rechtmatigheid niet doorstaan
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, betreft een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (GZR 2017-0344). Aan het College lag ter beoordeling voor of de tariefbeschikkingen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over het jaar 2016 inzake beeldvormend onderzoek en medisch-microbiologische diagnostiek – wat betreft de wijze van totstandkoming en wat betreft de uitkomst – de rechtmatigheidstoets kunnen doorstaan. Deze toets betekent dat de tarieven moeten steunen op een deugdelijk onderzoek en door middel van een rechtens aanvaardbare methode moeten zijn berekend. Vervolgens dient aannemelijk te zijn dat de tarieven daadwerkelijk kostendekkend zijn. Het College oordeelde dat aan die eisen in dit geval niet was voldaan. Daartoe werd overwogen dat de NZa de door de zorgaanbieders gezaaide twijfel over de representativiteit van de kostprijsgegevens niet had kunnen wegnemen. Ten eerste had de NZa onvoldoende inhoudelijk rekening gehouden met de (verschillen tussen) kostprijsgegevens en -structuren van diverse soorten aanbieders. Ten tweede had de NZa de gemotiveerde kritiek van de zorgaanbieders onvoldoende weerlegd. De NZa had niet kunnen volstaan met een cijfermatig onderzoek naar de deugdelijkheid van de aangeleverde kostprijzen, op grond waarvan op totaalniveau zich geen probleem zou voordoen, maar had feitelijk navraag moeten doen bij de betrokken zorgaanbieders. Voorts had het feit dat zelfstandige behandelcentra uit de markt dreigden te vallen en/of boven het maximumtarief contracteerden – zoals door de zorgaanbieders gesteld was – voor de NZa aanleiding moeten zijn voor nader inhoudelijk onderzoek. Het College oordeelde tot slot dat niet was komen vast te staan dat de tarieven redelijkerwijs kostendekkend konden worden geacht. Slotsom is dat de NZa een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Artikel 49 Wet Bopz ook van toepassing op verpleeginrichtingen
De tweede uitspraak die ik onder uw aandacht breng, betreft een uitspraak van de Hoge Raad in een Bopz-kwestie (GZR 2017-0346). In geschil was de toepasselijkheid van artikel 49 Wet Bopz op patiënten die zijn opgenomen in een verpleeginrichting, welk artikel luidt als volgt: ‘Een met toepassing van hoofdstuk II, §§ 1 tot en met 4, in een psychiatrisch ziekenhuis verblijvende patiënt, ieder der in artikel 4, eerste lid, bedoelde personen alsmede de inspecteur en de officier van justitie, in wier ambtsgebied het psychiatrisch ziekenhuis is gelegen, kan aan de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis het voorwaardelijk ontslag of het ontslag van de patiënt uit het ziekenhuis verzoeken’. Naar het oordeel van de Hoge Raad is de toepasselijkheid van artikel 49 Wet Bopz niet beperkt tot een psychiatrisch ziekenhuis niet zijnde een zwakzinnigeninrichting of verpleeginrichting. Dit volgt uit de artikelen 1, 17, 45 en 49 Wet Bopz in onderling verband en samenhang en strookt met de passages in de wetsgeschiedenis van de Bopz.
Geluidsopname van twee cliënten kan niet door de beugel
De derde zaak die ik belicht, ziet op een verpleegkundige van een instelling voor geestelijke gezondheidszorg (GZR 2017-0347). Deze verpleegkundige had zonder medeweten van twee bewoners die een affectieve relatie met elkaar hadden een geluidsopname gemaakt terwijl zij elkaar hielpen met wassen. De verpleegkundige vond dit vertederend en wilde haar collega’s hiervan deelgenoot maken. De verpleegkundige is hierom inmiddels ontslagen maar de raad van bestuur van de instelling legde het gedrag ook voor aan het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen. Het tuchtcollege oordeelde, zoals wellicht verwacht, dat de verpleegkundige met het maken van de opname de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening heeft overschreden. Zij heeft daarmee (bovendien en vooral) inbreuk gemaakt op de levenssfeer en privacy van de betrokken cliënten. Het tuchtcollege oordeelde ook dat de verpleegkundige niet haar beroepsgeheim had geschonden; de opnamen had ze louter laten horen in haar team en direct daarna verwijderd. De verpleegkundige is geen maatregel opgelegd, gezien het getoonde inzicht, het ontslag en de negatieve media-aandacht.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Deze keer treft u een annotatie van de hand van Eva Jacobs bij een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (GZR 2017-0300). De uitspraak heeft in de kern betrekking op de vraag wanneer de verjaringstermijn begint te lopen van een bij een zorgverzekeraar in te dienen declaratie (bij niet-gecontracteerde zorg) van een zorgverlener aan een verzekerde. Eva zet het wettelijk kader aan de hand van de uitspraak duidelijk uiteen.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Onze zoekfunctie
Wist u dat GZR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief en de mogelijkheid om kennis te nemen van annotaties? Alle door onze redactieleden zorgvuldig geselecteerde en samengevatte uitspraken komen in een database. GZR Updates biedt de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zie hier voor de mogelijkheden.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad In deze zaak is door de Rechtbank Noord-Holland een voorwaardelijke machtiging aan de betrokkene opgelegd. Bij een dergelijke machtiging is echter vereist dat gebleken is dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de betrokkene de aan hem gestelde voorwaarden zal naleven. Dat was hier niet het geval. De klacht hierover slaagt en de zaak wordt door de Hoge Raad terugverwezen naar de rechtbank. 29-09-2017
- Hoge Raad De vraag in casu is of de ontslagregeling van artikel 49 Wet Bopz ook van toepassing is op patiënten die niet in een psychiatrisch ziekenhuis verblijven maar in een verpleeginrichting. De Rechtbank Maastricht meent van niet, omdat het systeem van de wet onderscheid maakt tussen patiënten in een psychiatrisch ziekenhuis en die in een verpleeginrichting. De Hoge Raad kan de rechtbank hierin niet volgen. Uit de bewoording van de Wet Bopz en de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat artikel 49 Wet Bopz ook van toepassing is op personen die op grond van een rechterlijke machtiging zijn opgenomen in een verpleeginrichting. 29-09-2017
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Klaagster verwijt een orthopedisch chirurg dat er sprake is van onvoldoende medische verslaglegging, onvoldoende nazorg en onvolledige informatie over de risico's van de operatie. Ook had de arts de opgetreden complicatie moeten melden bij de IGZ, aldus klaagster. De klacht is deels gegrond, verweerder krijgt een waarschuwing. 10-10-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In deze zaak gaat het om een arts die zich in brede zin op het terrein van de huisartsgeneeskundige zorg begeeft terwijl zij enkel basisarts is en niet als huisarts geregistreerd staat. Ook verleent zij als basisarts zorg die niet voldoet aan de daarvoor geldende normen. De klachten zijn gegrond. De inschrijving in het BIG-register wordt doorgehaald. 10-10-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam Verweerder, arbo-arts, wordt verweten zijn advies over klager uitsluitend te hebben gebaseerd op verouderde medische informatie en relevante recente informatie buiten beschouwing te hebben gelaten. Het RTG Amsterdam heeft de klacht gegrond verklaard en verweerder een berisping opgelegd. 03-10-2017
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Centraal in deze zaak staat de vraag of verweerder, verpleegkundige, in zijn recht stond een melding te doen van kindermishandeling van de dochter van klaagster. Het CTG heeft de klacht in hoger beroep gegrond verklaard en verweerder een berisping opgelegd. 28-09-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Klager verwijt verweerster, dienstdoende arts op de HAP, kokervisie en zware nalatigheid ten gevolge waarvan zijn echtgenote is overleden. Verweerster heeft een telefonisch consult met patiënte vanwege lage rugpijn. Verweerster kon, gelet op de antwoorden van patiënte op haar vragen en de bevindingen in het medisch dossier tot het standpunt komen dat er geen noodzaak was tot het doen van nader onderzoek. Het uiteindelijk gevolg van het verweten handelen, hoe erg ook, is niet van belang. Het RTG acht de klacht ongegrond. 27-09-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen De IGZ dient een klacht in tegen een verpleegkundige, die in strijd met de gemaakte afspraken, protocollen en richtlijnen, een patiënt willens en wetens niet heeft gereanimeerd. Zij heeft tevens bij haar collega-verpleegkundigen ten onrechte aangegeven dat de patiënt niet gereanimeerd behoefde te worden en van de gehele gang van zaken slechts zeer summier aantekeningen gemaakt in het medisch dossier. Het RTG oordeelt dat de verpleegkundige een zwaar tuchtrechtelijk verwijt treft en dat zij op geen enkele wijze in staat is gebleken op haar handelwijze te reflecteren. Er volgt een doorhaling van de inschrijving in het BIG-register. 26-09-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen Een verpleegkundige (verweerster) was werkzaam op een locatie voor beschermd wonen voor volwassenen met behoefte aan langdurige psychiatrische zorg. Haar voormalig werkgever dient een klacht tegen haar in vanwege haar voorstel aan twee bewoners, die een affectieve relatie met elkaar hadden, om elkaar te helpen bij het wassen. Van het gesprek van deze bewoners tijdens het wassen is door verweerster zonder hun medeweten een geluidsopname gemaakt. Het RTG oordeelt slechts het klachtonderdeel ten aanzien van het maken van de geluidsopname gegrond, maar laat het opleggen van een maatregel achterwege, onder andere vanwege het door verweerster getoonde inzicht in haar handelen. 26-09-2017