Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Clara Wichmann-fonds belanghebbende bij Prestatiebeschrijving integrale geboortezorg
De eerste uitspraak die ik voor u uitlicht, is afkomstig van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) (GZR 2017-254). De NZa heeft bij besluit van 6 juli 2016 de Prestatiebeschrijving integrale geboortezorg vastgesteld, op basis waarvan – bij wijze van experiment – integrale tarieven voor de gehele geboortezorgketen in rekening kunnen worden gebracht. In bezwaar tegen dit besluit heeft Stichting Proefprocessenfonds Clara Wichmann (Clara Wichmann-fonds) aangevoerd dat het besluit een nadelige impact heeft op de verzekerings- en rechtpositie van zwangere vrouwen en in strijd is met het recht van vrouwen op zelfbeschikking en keuzevrijheid. De NZa heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het Clara Wichmann-fonds niet als belanghebbende zou kunnen worden aangemerkt. Hiertegen heeft het Clara Wichmann-fonds met succes beroep ingesteld bij het CBb. Het CBb oordeelt dat de NZa de statutaire doelstellingen van het Clara Wichmann-fonds te beperkt heeft uitgelegd. Anders dan de NZa, begrijpt het CBb de statuten van het Clara Wichmann-fonds aldus dat zij met ‘emancipatie’ doelt op de bevordering van de rechtspositie van vrouwen in het algemeen, die ook tot uiting komt in het streven naar een volwaardige positie in die situaties waarin de maatschappelijke structuren of de regelgeving zich naar hun aard specifiek of uitsluitend richten op vrouwen. Verder geven de feitelijke werkzaamheden van het Clara Wichmann-fonds mede kleuring aan de uitleg van de in de statuten opgenomen term ‘emancipatie’. Het CBb oordeelt verder dat deze belangen rechtstreeks bij het besluit tot vaststelling van de Prestatiebeschrijving zijn betrokken, omdat niet kan worden uitgesloten dat dit besluit gevolgen zal hebben voor de keuzevrijheid van vrouwen en/of het recht op zelfbeschikking. Dat het besluit slechts op de invoering van een experiment ziet, doet aan voorgaande niet af, aldus het CBb. Het CBb verklaart het beroep dan ook gegrond en draagt de NZa op vóór 1 september 2017 een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Huisarts berispt voor voorschrijven Ibuprofen ondanks contra-indicatie
Een tweede uitspraak waar ik u op attendeer, is een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam (RTG Amsterdam) (GZR 2017-257). Het ging in deze zaak om het volgende. Klaagster kampte in het derde trimester van haar zwangerschap met een kaakontsteking. In verband hiermee is klaagster samen met haar moeder naar de huisartsenpost gegaan. Verweerster, waarnemend huisarts op de huisartsenpost, heeft aan klaagster (onder meer) Ibuprofen voorgeschreven. Klaagster verwijt verweerster dat zij haar medicijnen heeft voorgeschreven die schadelijk (hadden) kunnen zijn voor haar ongeboren kind. Ook verwijt zij verweerster dat zij niet naar klaagster heeft geluisterd en ook na afloop niet met klaagster heeft willen spreken. Volgens het RTG Amsterdam staat vast dat het toedienen van Ibuprofen aan zwangere vrouwen in het derde trimester van de zwangerschap zeer risicovol is en om die reden als contra-geïndiceerd mag worden beschouwd. Niet duidelijk is geworden waarom verweerster toch Ibuprofen heeft voorgeschreven. Dit, tezamen met het gegeven dat verweerster zich niet toetsbaar heeft opgesteld, maakt haar handelen tuchtrechtelijk verwijtbaar. Voor wat betreft het tweede klachtonderdeel kan verweerster eveneens een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Moeder van klaagster heeft op verschillende momenten tevergeefs getracht om met verweerster in contact te komen om de gebeurtenissen te bespreken. Verweerster heeft dit contact afgehouden en daarmee jegens klaagster en haar moeder niet de zorg betracht die zij in haar hoedanigheid van huisarts had behoren te betrachten. Dat verweerster evenmin is verschenen bij de behandeling van de interne klachtprocedure bij de instelling, noch bij het in het kader van de tuchtprocedure gehouden vooronderzoek of de zitting, maakt dat klaagster en haar familie een verklaring voor het handelen van verweerster, dan wel enig teken van begrip van de zijde van verweerster zijn onthouden. Gelet op voorgaande, legt het RTG Amsterdam verweerster de maatregel van berisping op.
Kledingvoorschriften UMCU leiden tot verboden onderscheid op grond van godsdienst
De derde lezenswaardige uitspraak is afkomstig van het College voor de Rechten van de Mens (GZR 2017-262). Werkneemster werkt sinds tien jaar als pedagogisch medewerker bij het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) en heeft in haar functie vaak fysiek contact met patiënten. Vanwege haar islamitische geloof bedekt zij haar armen. Het ‘beleid dienstkleding’ van het UMCU staat dit niet toe. Dit beleid schrijft voor dat medewerkers tijdens contact met patiënten dienstkleding dragen. Deze dienstkleding heeft korte mouwen en moet de onderarmen onbedekt laten zodat een goede handhygiëne mogelijk is; eigen kleding mag niet onder de dienstkleding uitkomen Volgens werkneemster discrimineert het UMCU haar vanwege haar godsdienst. Het College oordeelt hierover als volgt. De door het UMCU opgelegde verplichting om de onderarmen onbedekt te laten is een vorm van indirecte discriminatie, omdat dit in het bijzonder personen treft die vanwege hun geloof hun onderarmen willen bedekken. Indirecte discriminatie is niet verboden indien hiervoor een objectieve rechtvaardiging is. Het belang van het UMCU is het bereiken van een zo goed mogelijke preventie tegen infecties. Werkneemster heeft als alternatief voor het desbetreffende voorschrift in het ‘beleid dienstkleding’ voorgesteld om een wegwerpoverschort met lange mouwen, losse wegwerpmouwen of losse katoenen mouwen te dragen. Het UMCU overtuigt het College er niet van dat deze alternatieven voor werkneemster in haar werk als pedagogisch medewerker geen werkbaar alternatief zijn. Ook stelt het College op basis van foto’s die werkneemster heeft overgelegd vast dat het UMCU haar beleid niet consequent uitvoert. Daarom slaagt het UMCU er niet in aan te tonen dat het noodzakelijk is om werkneemster te verplichten haar onderarmen onbedekt te laten. Het UMCU maakt volgens het College jegens de werkneemster verboden onderscheid op grond van godsdienst.
Ontslag op staande voet rechtsgeldig na onterecht inzien van patiëntendossier
De vierde uitspraak is het vonnis van de Kantonrechter Alkmaar (GZR 2017-264) in een geschil over toekenning van een billijke vergoeding en transitievergoeding in het geval van ontslag op staande voet na onterechte raadpleging van een patiëntendossier door een afdelingssecretaresse oncologie (werkneemster) in dienst van bij de Stichting Ziekenhuizen West-Friesland en Waterland (WFG). WFG heeft een interne gedragscode voor gebruik en inzage van het Elektronisch Patiëntendossier. Werkneemster heeft in 2013 reeds een waarschuwing gehad voor het onterecht inzien van patiëntgegevens. Op 3 april 2017 is werkneemster op staande voet ontslagen, omdat zij weer ten onrechte een patiëntendossier heeft ingezien. De beëindiging van het dienstverband als zodanig vormt geen geschilpunt. Werkneemster verzoekt de rechtbank echter om toekenning van een billijke vergoeding en de transitievergoeding, omdat volgens haar geen sprake is van een dringende reden voor ontslag. Werkneemster geeft aan dat ze de dossiers per ongeluk heeft ingezien en betoogt dat rekening moet worden gehouden met haar goede en lange arbeidsverleden en met de zware gevolgen van het ontslag. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt. Door het raadplegen van het patiëntendossier heeft werkneemster op grove wijze haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, en met name de gedragscode, geschonden. Hierbij weegt mee dat werkneemster in 2013 nog was gewaarschuwd in verband met een vergelijkbare schending van de gedragscode en in 2014 een training heeft gevolgd ten aanzien van het omgaan met medische patiëntgegevens. Onder die omstandigheden moet de hernieuwde overtreding van de gedragscode werkneemster zwaar worden aangerekend en levert dit een dringende reden op voor ontslag op staande voet. De stelling van werkneemster dat zij het dossier per ongeluk heeft geraadpleegd, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verder weegt mee dat WFG terecht stelt dat zij er een groot belang bij heeft om haar gedragscode strikt toe te passen en te handhaven, omdat schending van de privacy van patiënten onder alle omstandigheden moet worden voorkomen nu daarmee zowel het algemene belang van patiënten op privacy alsook de reputatie van WFG in het geding is. De persoonlijke omstandigheden aan de zijde van werkneemster leggen onvoldoende gewicht in de schaal tegenover de aard en de ernst van de dringende reden. Het verzoek om een billijke vergoeding wordt dan ook afgewezen. Evenmin is ruimte voor toekenning van een transitievergoeding, omdat in dit geval de dringende reden voor ontslag samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.
Vergoeding niet-gecontracteerde zorg stuit af op cessieverbod
De laatste uitspraak waar ik u op attendeer, is een uitspraak van de Kantonrechter te Den Haag in een geschil over vergoeding van niet-gecontracteerde zorg (GZR 2017-267). Zorgaanbieder Monarch Care BV (Monarch) is op 7 maart 2016 een zorgovereenkomst aangegaan met een naturaverzekerde van Zilveren Kruis. Monarch had geen overeenkomst met Zilveren Kruis en geldt aldus als niet-gecontracteerde zorgaanbieder voor de verzekerde. Monarch heeft sinds 29 april 2016 een Wtzi-toelating. De verzekerde heeft begin juni 2016 een machtiging ondertekend waarin zij Monarch last en volmacht geeft tot het direct innen van haar facturen bij Zilveren Kruis; begin juli 2016 heeft verzekerde een akte van cessie ondertekend waarbij zij Monarch volmacht verleent tot aan beëindiging van de zorgovereenkomst de declaratie met Zilveren Kruis af te handelen. In die akte verklaart de verzekerde haar vorderingen op Zilveren Kruis over te dragen aan Monarch. Zilveren Kruis weigert betaling omdat in haar polisvoorwaarden een cessieverbod is opgenomen. Monarch betrekt Zilveren Kruis daarop in rechte en vordert betaling van de facturen. De kantonrechter oordeelt dat vergoeding van de werkzaamheden vóór 29 april 2016 afstuit op het feit dat Monarch voor die datum geen Wtzi-toelating had en dit als voorwaarde geldt om als zorginstelling in aanmerking te komen voor vergoeding in het kader van de Zorgverzekeringswet. Vergoeding van de werkzaamheden na 29 april stuit af op het cessieverbod in de polisvoorwaarden. Aan dat cessieverbod komt goederenrechtelijke werking toe. De vordering van de verzekerde op Zilveren Kruis is daarom niet overdraagbaar. De kantonrechter wijst de vorderingen af.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Astrid van der Wal
Redacteur GZR Updates
Rechtbank
- Rechtbank Noord-Holland Het ontslag op staande voet van een afdelingssecretaresse oncologie is rechtsgeldig. Werkneemster heeft, zonder dat sprake was van een behandelrelatie en een noodzaak voor raadpleging een patiëntendossier geraadpleegd. Zij heeft daarmee de gedragscode van het ziekenhuis overtreden. 06-06-2017
- Rechtbank Den Haag In deze zaak gaat het om een naturaverzekerde die vorderingen cedeert aan een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. De niet-gecontracteerde zorgaanbieder was gedurende een deel van de behandeling niet Wtzi toegelaten. De zorgverzekeraar weigert vergoeding vanwege een cessieverbod in de polisvoorwaarden. De kantonrechter oordeelt dat vergoeding voor zorglevering vóór Wtzi-toelating afstuit op het feit dat een Wtzi-toelating een voorwaarde is voor vergoeding van Zvw-zorg. Overige vergoeding stuit af op het cessieverbod met goederenrechtelijke werking, zodat de vorderingen niet konden worden overgedragen. 31-05-2017
- Rechtbank Midden-Nederland Een verzoek tot het verlenen van een Voorlopige Machtiging moet worden afgewezen wanneer aantoonbaar onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden naar alternatieven om een gedwongen opname te voorkomen. De betrokkenheid van de verklarende psychiater bij de voorafgaande beslissing omtrent afzondering maakt dat deze psychiater niet onafhankelijk is. 22-05-2017
- Rechtbank Overijssel In deze zaak gaat het om een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een arbeidsongeschikte GGZ-consulent wegens een verstoorde arbeidsrelatie (onvoldoende re-integratie en onacceptabele communicatie). Werkneemster wordt in de gelegenheid gesteld een deskundigenoordeel aan te vragen om te beoordelen of en in hoeverre zij in staat is om te voldoen aan de haar opgelegde re-integratieverplichtingen. 10-05-2017
- Rechtbank Overijssel Ondanks een langdurig verbetertraject laat werkneemster geen verbetering zien in haar functioneren en ontvangt werkgever verschillende klachten over het gedrag en de houding van werkneemster. Er volgt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de d-grond (ongeschikt voor de functie) en niet vanwege ernstig verwijtbaar handelen (e-grond). Werkneemster krijgt een transitievergoeding toegewezen. De proceskostenveroordeling komt ten laste van werkneemster. 04-05-2017
- Rechtbank Midden-Nederland De WNT verplicht werkneemster niet om ontslagvergoedingen en salaris terug te betalen omdat de afspraken in de arbeidsovereenkomst over een ontslagregeling en doorbetaling van loon bij non-activiteit kwalificeren als bedingen die zijn gesloten voor inwerkingtreding van de WNT. Hierdoor is de WNT op grond van het overgangsrecht niet van toepassing. Ook het feit dat de op voorhand in de arbeidsovereenkomst afgesproken beëindigingsregeling geen concreet bedrag vermeldde, doet daar niet aan af. 26-04-2017
- Rechtbank Noord-Nederland In deze zaak gaat het om een verpleegkundige die een mannelijke bewoner de rug van een vrouwelijke bewoner laat wassen. Hiervan heeft zij geluidsopnames gemaakt die zij aan collega’s heeft laten horen. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege verwijtbaar handelen (e-grond) wordt toegewezen met toekenning aan werknemer van de transitievergoeding maar met oplegging van een proceskostenveroordeling ten laste van werknemer. 04-04-2017
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Klaagster verwijt verweerster misleiding, onbetrouwbaarheid en onzorgvuldig handelen bij ooglidcorrecties. De klacht wordt gedeeltelijk gegrond verklaard en verweerster krijgt gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid om het beroep van arts uit te oefenen. 28-06-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Aan een psychiater wordt verweten dat hij zich tegen de zin van patiënte op grensoverschrijdende wijze jegens haar heeft gedragen door seksuele en seksueel getinte contacten met haar te hebben gedurende een periode van enkele maanden in 2015, terwijl sprake was van een behandelrelatie tussen verweerder en klaagster. 27-06-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In deze zaak gaat het om een klacht tegen een huisarts. Deze heeft in het derde trimester van de zwangerschap aan klaagster Ibuprofen voorgeschreven. Dit is zeer risicovol en om die reden contra-geïndiceerd. In casu levert het voorschrijven tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. Dat de huisarts vervolgens ook geen inzicht in haar handelen heeft gegeven – zowel in de interne klachtenprocedure bij de instelling, alsook tijdens het mondeling vooronderzoek en de zitting bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam – is ook tuchtrechtelijk verwijtbaar. De huisarts krijgt een berisping. 27-06-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een klacht tegen een bedrijfsarts (verweerder), die gedeeltelijk gegrond gaat. Verweerder heeft ten onrechte en zonder klaagsters toestemming medische gegevens verstrekt aan haar werkgever. Daarnaast heeft hij mededelingen gedaan die niet noodzakelijk zijn. Daarmee heeft hij in strijd gehandeld met de Leidraad Bedrijfsarts en privacy. Vanwege de wezenlijke tekortkoming op dit punt en het tonen van te weinig inzicht hierin door verweerder komt het RTG Den Haag tot een berisping. 27-06-2017
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In deze zaak gaat het om een klacht tegen een kinderarts. Klaagster is de moeder van E. E moest na de geboorte in het ziekenhuis worden opgenomen met meerdere ribfracturen en een subduraal hematoom. Na verschillende onderzoeken, gesprekken met de ouders en intercollegiaal overleg wordt besloten melding te doen bij het AMHK. De klacht dat de melding in strijd is met het stappenplan van de KNMG-Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld wordt door het RTG ongegrond verklaard. 27-06-2017
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In deze zaak gaat het om de beëindiging van een behandeling door een psychiater. Zowel het RTG als het CTG oordeelt dat dit in de gegeven omstandigheden kon en mocht. De in eerste instantie gestarte behandeling kon niet meer worden voortgezet. De overdracht van de behandeling en de begeleiding van klaagster is niet onzorgvuldig geweest. 15-06-2017