Naar boven ↑

Update

Nummer 11, 2017
Uitspraken van 08-06-2017 tot 22-06-2017
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Concreet belang verband vereist bij klagen over collega
De eerste zaak waar ik u op wijs, betreft een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) te Amsterdam (GZR 2017-0237). Een psychiater klaagt over het gedrag van een GZ-psycholoog jegens zijn patiënte. Deze GZ-psycholoog was ingeschakeld door de bedrijfsarts en moest een advies uitbrengen. Volgens de psychiater had de GZ-psycholoog vijandig aan de belangen van de patiënte gehandeld. Zij zou de problematiek van patiënte te licht hebben ingeschat, zowel in twee gevoerde gesprekken als in haar rapportage. Volgens klager had de GZ-psycholoog daarmee de geloofwaardigheid van de beroepsgroep van klager geschaad. Met het indienen van de tuchtklacht heeft klager op willen komen voor de belangen van zijn patiënte in relatie tot haar werkgever. Het RTG verklaarde de psychiater echter niet-ontvankelijk. Volgens het RTG moest klager een concreet belang hebben dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg en daar ontbrak het volgens het RTG aan. Wel voegde het RTG ‘uit het oogpunt van kwaliteitsbevordering’ aan zijn overwegingen toe dat de GZ-psycholoog zich in haar beroepsuitoefening blijvend moet afvragen waar de grenzen van haar bevoegd- en bekwaamheid liggen. Reden voor deze overweging was de klaarblijkelijk toch vergaande stevige stellingen over de behandeling van de patiënte terwijl zij haar slechts twee keer kort had gesproken en verder alleen over behandelinformatie van de psychiater beschikte.

Doorhaling en eisen van een behoorlijke tuchtprocesorde
De volgende zaak waar ik u op wijs, betreft eveneens een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam (RTG) (GZR 2017-0238). Het RTG haalde na een klacht van de Inspectie van de Gezondheidszorg over meldingen van twee patiënten de registratie van een arts, tevens GZ-psycholoog door, omdat deze bij herhaling (eerder kreeg hij voorwaardelijke schorsingen) de normen van een goede beroepsuitoefening wist te schenden. De arts en GZ-psycholoog schoot tekort in de diagnostiek en dossiervoering, vermengde zijn rollen (ook die van ‘wetenschapper’), gaf onvolledige informatie over zijn rollen, stelde ondeugdelijke declaraties op en schond zijn beroepsgeheim. De wijze waarop de arts en GZ-psycholoog met klachten omging, was bovendien uitermate onprofessioneel. Interessant in deze uitspraak is voorts een procesrechtelijke overweging. De Inspectie voor de Gezondheidszorg had haar klacht uitgebreid met de melding van een derde patiënt. Deze kwestie was echter reeds beoordeeld bij het verzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) om de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde schorsing te gelasten aan welk verzoek het CTG gehoor had gegeven. Het RTG overwoog in dat verband dat de beslissing van het CTG tot tenuitvoerlegging niet geldt als een eindbeslissing (art. 73 en art. 48 Wet BIG) zodat artikel 51 Wet BIG (ne bis in idem) toepassing mist. De eisen van een behoorlijke tuchtprocesorde brengen naar het oordeel van het RTG niettemin met zich dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg in haar aanvullend klaagschrift in dit geval niet kon worden ontvangen.

Grootscheepse fraude huisarts
Doorhaling van de registratie was ook het lot van een huisarts, aldus het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle (RTG) (GZR 2017-0243). Het RTG kwam tot dat oordeel nadat het had vastgesteld dat de huisarts stelselmatig te veel had gedeclareerd of dat door zijn assistente had laten doen. De grootscheepse fraude was aan het licht gekomen nadat bij een aantal zorgverzekeraars vragen waren gerezen. De Nederlandse Zorgautoriteit had de huisarts inmiddels beboet.

Zwaarwegende bezwaren voorlopig deskundigenbericht vaststellen nakomelingen
De laatste zaak die ik onder uw aandacht breng, ziet op een kwestie van zaaddonatie (GZR 2017-0244). In de periode 2004-2007 doneerde een man zaad via het Rijnstate ziekenhuis. Later kwam aan het licht dat het ziekenhuis de CBO-norm voor het maximaal aantal nakomelingen na kunstmatige inseminatie met donorzaad had overschreden. Nadat de zaaddonor, een moeder en twee donorkinderen met het ziekenhuis in overleg waren gegaan om vast te stellen hoeveel nakomelingen er nu precies zouden zijn, is er een situatie ontstaan waarin het vertrouwen in het ziekenhuis is komen te ontbreken. De moeder, de twee kinderen en de zaaddonor dienden daarom bij de Rechtbank Gelderland een verzoek in om een deskundigenonderzoek te gelasten. De rechtbank wees het verzoek echter af. Hoewel toewijzing het uitgangspunt moet zijn, kleefden er aan het gewenste onderzoek zwaarwegende bezwaren. Het verzoek om een deskundige in te schakelen om het exacte aantal nakomelingen van de zaaddonor te bepalen zou er namelijk op neerkomen dat alle dossiers van de vrouwen die in het ziekenhuis een KID-behandeling hadden ondergaan (5000) erop moeten worden onderzocht of de vrouwen zijn bevrucht met het zaad van de zaaddonor. Dat betekent dat alle 5000 vrouwen door het ziekenhuis benaderd moeten worden voor toestemming. Het ziekenhuis zal er daarbij niet aan ontkomen de reden voor het verzoek te vermelden en dat impliceert een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van die vrouwen (en hun gezinnen). Er zijn ook praktische bezwaren: als niet alle 5000 vrouwen reageren, dan kan met het deskundigenonderzoek geen zekerheid worden verkregen over het exacte aantal nakomelingen. Bovendien ligt voor de hand dat het onderzoek veel onrust zal veroorzaken, en dat het zeer veel tijd, moeite en geld zal kosten.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer is er een annotatie van de hand van Bas Wallage en Wouter Koelewijn (Van Benthem en Keulen advocaten). De annotatie ziet op een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (GZR 2017-0253) over de rechtmatigheid van tariefbeschikkingen van de Nederlandse Zorgautoriteit. Specifiek gaat het om de tariefbeschikkingen in de mondzorg. Bas en Wouter bespreken tegen de achtergrond van de tariefbeschikkingen de voorwaarden waaronder een lidstaat het vrije verkeer van vestiging en diensten mag belemmeren c.q. beperken met het oog op de rechtvaardigingsgronden die zijn opgenomen in het Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Rechtbank

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Tuchtcolleges