Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Niet zonder nader onderzoek niet-ontvankelijk
De eerste zaak waar ik u op wijs, is afkomstig van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (2016-0160). Klager in deze zaak is gedetineerd en heeft in eerste aanleg bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg geklaagd over de medische dienst van de penitentiaire inrichting. Omdat klager geen namen van behandelaren kon noemen is hij niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep staat deze niet-ontvankelijkheid ter discussie. Het Centraal Tuchtcollege heeft in dat verband overwogen dat – nu klager gedetineerd is en hij geen inzage heeft in de namen van zijn artsen – nader onderzoek noodzakelijk is om te kunnen beoordelen of die niet-ontvankelijkheid terecht is. De behandeling van de zaak is heropend en hervat, teneinde de directeur van de penitentiaire inrichting als getuige te horen. De getuige heeft namen van behandelend artsen kunnen noemen. Dit gegeven evenals de constatering dat het voor klager zelf onmogelijk was achter de namen te komen, is voor het Centraal Tuchtcollege reden om te oordelen dat het Regionaal Tuchtcollege in dit geval geen gebruik had mogen maken van de in artikel 66 vierde lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg opgenomen mogelijkheid om, zonder verder onderzoek, in de raadkamer tot een eindbeslissing (de niet-ontvankelijkheidverklaring van klager) te komen. Het had op de weg van het Regionaal Tuchtcollege gelegen nader onderzoek te doen naar de mogelijkheid voor klager om alsnog de namen van de artsen te achterhalen.
Onaanvaardbare vermenging van functies
Een andere uitspraak die het lezen waard is, is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle (2016-0165). Het gaat om een klacht jegens een GZ-psycholoog tevens werkzaam als gemeentesecretaris (ad interim). De klacht ziet op het feit dat de GZ-psycholoog binnen de muren van het gemeentehuis een psychologisch onderzoek heeft verricht bij klaagster, juridisch medewerker bij dezelfde gemeente. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het overgrote deel van de klachtonderdelen gegrond verklaard en de GZ-psycholoog een berisping opgelegd. Aan dat oordeel heeft het Regionaal Tuchtcollege ten grondslag gelegd dat de GZ-psycholoog nimmer een psychologisch onderzoek bij de medewerker had mogen verrichten en al helemaal niet binnen de muren van het gemeentehuis. Zij heeft hiermee haar diverse functies/rollen op onaanvaardbare wijze vermengd. Hiernaast voldoet het onderzoeksrapport niet aan de daarvoor geldende eisen en heeft de GZ-psycholoog haar geheimhoudingsplicht geschonden. Volgens het Regionaal Tuchtcollege rechtvaardigt de ernst van de gegronde klachten in beginsel een (voorwaardelijke) schorsing. Gelet op de omstandigheid dat de GZ-psycholoog kennelijk heel goed doordrongen is van de onjuistheid van haar handelen en zij voor het eerst een tuchtrechtelijke maatregel krijgt opgelegd, is echter volstaan met een berisping.
Verdediging geen reden voor doorbreking beroepsgeheim als het gaat om een klachtprocedure
Lezenswaardig is ook de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg betreffende het gedrag van een psychiater (2016-0168). De psychiater is onder meer verweten dat zij met het, zonder toestemming, voorleggen van de ontslagbrief van klaagster uit de GGZ-instelling aan de klachtencommissie van die instelling haar beroepsgeheim heeft geschonden en dat klaagster ten onrechte zonder toestemming tijdens een therapiesessie is gefilmd. Beide klachtonderdelen heeft het Regionaal Tuchtcollege gegrond geacht. Daartoe is ten eerste overwogen dat doorbreking van het beroepsgeheim vanwege een verdedigingsbelang niet geldt in een klachtprocedure op grond van de (thans vervallen) Wet klachtrecht cliënten zorgsector, aldus anders dan is aanvaard in een tuchtprocedure. Voorts is overwogen dat het filmen van patiënten zonder hun toestemming niet is toegestaan. De psychiater had erop moeten toezien dat conform de instemming, of afwezigheid daarvan, werd gehandeld. Hieraan doet volgens het Regionaal Tuchtcollege niet af dat het beleid aangaande het filmen in een periode van afwezigheid van de psychiater in de instelling is ingevoerd nu het – gezien haar rol als hoofdbehandelaar – op haar weg had gelegen om zich ervan te vergewissen of de noodzakelijke wijze van uitvoering in voldoende mate geborgd was en gevolgd werd. Voor het nalaten ervan kan zij tuchtrechtelijk aangesproken worden. De psychiater is gewaarschuwd.
Overgang van onderneming niet van toepassing bij faillissement en geen opvolgend werkgeverschap wegens gebrek aan ‘banden’
De vierde uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig van het Scheidsgerecht voor de Gezondheidszorg en ziet op de nasleep van het faillissement van het Ruwaard van Putten ziekenhuis (2016-0174). Aan de vier artsen die de zaak aanhangig hebben gemaakt, is destijds door de overnemende partij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangeboden, die de artsen vervolgens hebben aanvaard. Vervolgens is geen van de arbeidsovereenkomsten verlengd, maar opgezegd. De artsen hebben zich op het standpunt gesteld dat een dergelijke opzegging onredelijk is en zij hebben een schadevergoeding gevorderd. Volgens de artsen zou ofwel sprake zijn van een overgang van onderneming (art. 7:662 BW), ofwel van opvolgend werkgeverschap (art. 7:668a BW, toen nieuw waarvoor anticipatie nodig zou zijn). In beide gevallen is het gevolg dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het Scheidsgerecht heeft echter geoordeeld dat sprake is van overgang van onderneming, noch van opvolgend werkgeverschap. De overnemende partij kan volgens het Scheidsgerecht een beroep doen op artikel 7:666 BW als gevolg waarvan de artikelen 7:662 tot en met 665 BW niet van toepassing zijn op een overgang van onderneming indien de werkgever in staat van faillissement is verklaard en de onderneming tot de boedel behoort. Voor dat oordeel is van belang dat vaststaat dat de overnemende partij de activa van de curatoren heeft gekocht. Dat deze verkoop door middel van een niet in de wet geregelde pre-pack is voorbereid vóór het faillissement maakt dit niet anders. De artsen hebben hun ontslagbescherming verloren als gevolg van het faillissement, niet als gevolg van de doorstart. De artsen kunnen daarentegen geen beroep doen op het nieuwe artikel 7:668a BW. Dit vereist anticipatie en dat nu is niet mogelijk gezien de ingrijpende wijzigingen. Ingevolge het (toen) huidige artikel 7:668a BW en de jurisprudentie van de Hoge Raad (Van Tuinen-arrest, ECLI:NL:HR:2012:BV9603) moet voldaan zijn aan het banden-criterium en dat is niet het geval. De vorderingen van de artsen zijn dus afgewezen.
Vergoeding van immunotherapie in de Verenigde Staten
De laatste uitspraak waar ik uw aandacht voor vraag, betreft de vergoeding van de kosten van een behandeling (immunotherapie) van een kind in de Verenigde Staten (2016-0175). Bij het kind is een zeldzame en zeer agressieve vorm van kinderkanker gediagnosticeerd. De hoofdbehandelaar van het kind heeft het bij het Children’s Hospital of Philadelphia Verenigde Staten aangemeld voor de immunotherapiebehandeling en heeft bij DSW, de zorgverzekeraar van het kind, vergoeding van de behandeling gevraagd. DSW heeft vergoeding echter geweigerd, stellende dat de behandeling niet onder het verzekerd pakket valt, omdat in Nederland een immunotherapie wordt aangeboden die gelijkwaardig is aan die van het ziekenhuis in de Verenigde Staten en minder duur. Niettemin is de voorzieningenrechter van oordeel dat DSW in dit geval tot vergoeding moet overgaan; er zijn bijzondere omstandigheden die dit rechtvaardigen. Vooralsnog is namelijk niet voldoende aannemelijk dat de immunotherapiebehandeling in Nederland op dit moment en in de zeer nabije toekomst van gelijkwaardig niveau is als de behandeling die al jarenlang aangeboden wordt in de Verenigde Staten. Voor wat betreft de immunotherapiebehandeling voor (jonge) kinderen met een neuroblastoom is volgens de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd dat geen onzekerheden bestaan in het aanvangsmoment van de behandeling en de behandelprotocollen. Van de ouders kan daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid volgens de voorzieningenrechter niet verlangd worden dat zij zó kort voor vertrek en na alle getroffen voorbereidingen, hun plannen omgooien, en het kind in Nederland laten behandelen. De ouders mochten er gerechtvaardigd van uitgaan dat de behandeling in de Verenigde Staten plaats zou vinden.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@budh.nl.
Ik wens u een aangename week.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR-Updates
Hoge Raad
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Gelderland In de onderhavige zaak gaat het om een kort geding waarin een voorschot op schadevergoeding wordt gevorderd wegens een medische fout door een (waarnemend) huisarts. Er bestaat onduidelijkheid over het causaal verband tussen de medische fout die heeft geleid tot een delay (hier: verlate operatie) en de schade van de patiënt. De voorzieningenrechter kent een beperkt voorschot toe in afwachting van nader onderzoek naar het verband. 25-04-2016
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Amphia gunt een opdracht tot het uitwerken en realiseren van een nieuw ziekenhuis aan Fourcare. De Combinatie stelt zich op het standpunt dat Amphia zich gedurende de aanbestedingsprocedure niet heeft gehouden aan de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijke behandeling en transparantie, terwijl de Combinatie hier redelijkerwijs op mocht vertrouwen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat de Combinatie gerechtvaardigd was in haar vertrouwen dat de aanbestedingsrechtelijke beginselen in acht genomen zouden worden. 14-04-2016
- Rechtbank Rotterdam In de onderhavige zaak gaat het om een zorgverzekeraar die onder zeer bijzondere omstandigheden op grond van de redelijkheid en billijkheid gehouden is een immunotherapiebehandeling in de Verenigde Staten te vergoeden terwijl ook een tot het verzekerd pakket behorende behandelmogelijkheid voor de therapie in Nederland bestaat. 09-02-2016
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In de onderhavige zaak gaat het om een klacht jegens een fysiotherapeut wegens het stellen van een onjuiste diagnose en het niet willen overleggen van het patiëntendossier. De fysiotherapeut heeft het medisch dossier bovendien gereviseerd waardoor het behandelbeleid onbekend is. De fysiotherapeut krijgt een berisping. 22-04-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In de onderhavige zaak gaat het om een klacht tegen een huisarts. Hem wordt verweten dat hij niet effectief heeft verwezen naar een MDL-arts, dat hij de gevaren van het niet laten uitvoeren van een colonscopie niet heeft besproken, dat hij geen informatie heeft verstrekt over de gezondheidsrisico's wegens familieanamnese en dat hij heeft nagelaten deze gezondheidsrisico's te betrekken tijdens consulten. Tevens heeft de huisarts verzuimd palliatieve zorg op zich te nemen. De klachten zijn gedeeltelijk verjaard, ongegrond en gegrond verklaard. De huisarts krijgt een waarschuwing. 19-04-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In de onderhavige zaak gaat het om een tandarts die een waarschuwing krijgt wegens onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal. Begrijpelijke communicatie met de patiënt is de verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar. Een klacht over een te dure behandeling is niet komen vast te staan. 15-04-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In de onderhavige zaak gaat het om een klacht jegens een psychiater in verband met een psychiatrisch onderzoek naar rijgeschiktheid. De diagnose 'alcoholmisbruik in ruime zin' is volgens het RTG in redelijkheid te trekken uit de onderzoeksgegevens. De klacht wordt ongegrond verklaard. 15-04-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven In de onderhavige zaak gaat om een schending van de basale privacyrechten van een patiënt door een psychiater. Het uitgangspunt voor het doorbreken van geheimhouding voor verweer in een tuchtzaak geldt niet in een klachtenprocedure. Het beleid ten aanzien van het filmen van patiënten is niet zorgvuldig. De hoofdbehandelaar is deels verantwoordelijk. Het RTG verklaart de klachten gedeeltelijk gegrond en legt een waarschuwing op. 13-04-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In de onderhavige zaak gaat het om een klacht tegen een gz-psycholoog (verweerster). Verweerster heeft uitlatingen over klager gedaan, terwijl zij hem nooit ontmoet heeft. Klager stelt dat hij benadeeld wordt door deze uitlatingen en handelingen van verweerster. Klager is rechtstreeks belanghebbende. De klacht wordt echter afgewezen, omdat de gz-psycholoog geen verwijt treft zoals bedoeld in artikel 47 lid 1 sub b Wet BIG. 12-04-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In de onderhavige zaak verwijt de IGZ de arts (aios) dat hij door het aangaan van persoonlijke en/of seksuele relaties met drie van zijn patiënten tijdens en aansluitend aan de behandelrelatie in strijd heeft gehandeld met artikel 47 lid 1 Wet BIG. Het RTG verklaart de klachtonderdelen gegrond, haalt de inschrijving door en bepaalt bij wege van voorlopige voorziening de schorsing van de inschrijving in het BIG-register. Het CTG verwerpt het beroep van de arts. 12-04-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In de onderhavige zaak gaat het om een werkgeefster die een klacht indient tegen een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige wegens het hebben van een persoonlijke en seksuele relatie met een (ex-)patiënt, zowel tijdens als na afloop van de behandelrelatie. Het RTG oordeelt dat er sprake is van het overschrijden van professionele grenzen en legt een voorwaardelijke schorsing op van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. 12-04-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klaagster was in behandeling bij een gz-psycholoog. Zij dient een klacht in wegens het niet overhandigen van het behandelplan aan klaagster, het ontbreken van crisisafspraken en evaluatie en het abrupt beëindigen van de behandeling. Het RTG had de klacht deels gegrond verklaard en een berisping opgelegd. Het CTG verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak en gelast de publicatie. 12-04-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In de onderhavige zaak gaat het om een klacht jegens een bedrijfsarts. Hem wordt verweten: onvoldoende zorg aan klaagster, het lekken van medische informatie naar haar werkgever en het belemmeren van herstel en onder druk zetten van klaagster. De klacht wordt afgewezen. 12-04-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In de onderhavige zaak gaat het om een psychotherapeut die in eerste aanleg een berisping kreeg opgelegd wegens het uitbrengen van een second opinion waarin ernstige uitspraken over de persoonlijkheid van klaagster waren opgenomen. Deze second opinion was door verweerder uitgebracht zonder dat hij contact had opgenomen met klaagster en haar van dit rapport op de hoogte had gesteld. Het CTG heeft het beroep verworpen: het rapport voldoet niet aan de zorgvuldigheidseisen. De berisping blijft gehandhaafd. 12-04-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klager verwijt verweerder, psychiater, dat hij op afstand een diagnose heeft gesteld en zonder toestemming contact heeft opgenomen met de huisarts van de klager. De klacht wordt door het RTG afgewezen en het beroep wordt verworpen. 12-04-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle De onderstaande klacht gaat over de vermenging van rollen. Verweerster, een gemeentesecretaris die tevens één dag per week als GZ-psycholoog werkzaam was, heeft binnen de muren van het gemeentehuis een psychologisch onderzoek verricht bij een medewerker en een rapportage opgesteld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het overgrote deel van de klacht – die onder andere zag op de vermenging van rollen, de rapportage, schending van de geheimhoudingsplicht en het niet bewaren van het medisch dossier – gegrond verklaard en verweerster een berisping opgelegd. 08-04-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In de onderhavige zaak gaat het om een klacht tegen niet nader genoemd personeel van de medische dienst van een Penitentiaire Inrichting. Het RTG heeft klager niet-ontvankelijk verklaard omdat klager – ondanks de aan hem gegeven mogelijkheid van herstel van dit verzuim – de namen van de arts(en) over wie hij klaagt niet heeft genoemd. Het CTG heeft in beroep de directeur van de Penitentiaire Inrichting als getuige gehoord. De directeur heeft in haar verklaring namen van (destijds) bij de inrichting op de afdeling van klager werkzame artsen genoemd. De beslissing van het RTG wordt vernietigd en de zaak wordt ter verdere behandeling en beoordeling teruggewezen naar het RTG. 07-04-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Het gaat in de onderhavige procedure om het handelen van een physician assistant, BIG-geregistreerd verpleegkundige. Naar de mening van klaagster, de zus van de overleden patiënte, heeft verweerder zich te lang gefocust op een oogontsteking en daarmee de diagnose hart- en longproblemen gemist. Daarnaast zou hij niet hebben geluisterd naar signalen en hebben nagelaten klaagster te informeren. Verweerder voert aan dat de oogontsteking aanwezig was en dat er geen aanwijzingen waren voor de ernstige long- en hartproblematiek waar patiënte uiteindelijk aan is overleden. Mede door de afwerende houding van patiënte werd een terughoudend medisch beleid gevoerd. Verweerder doet daarnaast een beroep op de niet-ontvankelijkheid van klaagster. Het college in eerste aanleg volgt verweerder in zijn verweer en wijst de klachten af. Wat betreft de niet-ontvankelijkheid wijst het college op de bevoegdheid van physician assistants om voorbehouden handelingen te mogen uitvoeren, waarmee zij onder het bereik van het tuchtrecht vallen. Het Centraal Tuchtcollege volgt het oordeel van het college in eerste aanleg en verwerpt het beroep. 07-04-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Het gaat in de onderhavige procedure om het handelen van een cardioloog. Naar de mening van klaagsters, de zussen van de overleden patiënte, heeft verweerster onzorgvuldig gehandeld door patiënte na onderzoek op de EHH naar huis te sturen in plaats van op te nemen ter observatie. Het college in eerste aanleg is het eens met klaagsters en legt de maatregel van een berisping op aan verweerster. Het Centraal Tuchtcollege is, anders dan het college in eerste aanleg, van oordeel dat verweerster geen verwijt treft nu zij in overeenstemming heeft gehandeld met de van toepassing zijnde protocollen en richtlijnen, hetgeen wordt bevestigd door twee ingebrachte deskundigenrapporten aan de zijde van verweerster. De klachten worden alsnog ongegrond verklaard en de maatregel van berisping komt te vervallen. 07-04-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam De onderstaande zaak is ingediend door de IGZ. De klachten tegen oogarts A en oogarts C zijn separaat ingediend, maar gezamenlijk behandeld. Ze hebben betrekking op het onvoldoende op de hoogte zijn van een standaard, het bijhouden van een medisch dossier en het afnemen van een anamnese. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachten ingediend tegen A deels gegrond verklaard. A heeft een waarschuwing opgelegd gekregen. De klachten tegen C waren volgens het Regionaal Tuchtcollege ongegrond. 05-04-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In deze zaak verwijt klager verweerder, huisarts, onder meer dat hij zijn zoon andere medicatie heeft voorgeschreven dan de psychiater, dat hij geen zorg meer wilde verlenen, dat hij ongepaste uitspraken heeft gedaan en dat hij het consult waarin de klacht van klager is besproken als een gewoon consult heeft gedeclareerd. Het RTG Zwolle verklaart deze laatste klacht gegrond, maar legt geen maatregel op. 01-04-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven De onderstaande klacht heeft betrekking op een tandarts. Klaagster verwijt verweerder dat bij de periodieke controles onvoldoende de conditie van het tandvlees is gecontroleerd en dat zij ten onrechte niet is doorverwezen naar een mondhygiënist. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en verweerder een berisping opgelegd. 30-03-2016
Uitspraken zonder ECLI
- Scheidsgerecht Gezondheidszorg In de onderhavige procedure verzoekt een orthopedisch chirurg het Scheidsgerecht het ziekenhuis te veroordelen om aan hem te vergoeden de inkomensschade die hij heeft geleden en zal lijden ten gevolge van de toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatige daad van het ziekenhuis. Daarnaast verzoekt hij tot vergoeding van de schade die hij zou hebben geleden door het niet in productie nemen van een door hem ontwikkelde brace, waarvoor hij een patent had, ten gevolge van de door het ziekenhuis veroorzaakte discussie met betrekking tot zijn integriteit. Tot slot vordert hij een fors bedrag aan immateriële schade die hij zou hebben geleden als gevolg van onherstelbare schade aan zijn reputatie als orthopedisch chirurg ten gevolge van het handelen van het ziekenhuis, te vermeerderen met € 140.000 juridische kosten. Het Scheidsgerecht wijst alle vorderingen van eiser af. 2015-02-10
- Scheidsgerecht Gezondheidszorg Wanneer een ziekenhuis failliet gaat en er in dat kader arbeidsovereenkomsten eindigen, kan geen beroep worden gedaan op de situatie dat er sprake is van overgang van een onderneming, ook al is dit door middel van een zogeheten 'pre-pack' voorbereid. Ook is er geen sprake van opvolgend werkgeverschap in de zin van (het toen nieuwe) artikel 7:668a BW. Van anticipatie op de Wet werk en zekerheid kan evenmin geen sprake zijn, ook inhoudelijk bezien niet. Hoewel deze uitspraak ziet op de beoordeling van zuiver de juridische verhouding tussen partijen en er weinig binding is met het medische, acht het Scheidsgerecht zich bevoegd en is het arbitraal beding van toepassing. 2015-02-25