Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Geven van toelichting op mogelijke oorzaak voor teleurstellend resultaat oorcorrectie toegestaan
De eerste zaak waar ik u op wijs, betreft de beoordeling in hoger beroep van een kwestie van medische aansprakelijkheid (GZR 2016-0147). Een man met een aangeboren deformerende afwijking aan het linker oor is onder behandeling gekomen in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), alwaar hij twee oorcorrecties heeft ondergaan. De operaties hebben echter een teleurstellend resultaat gehad. De man acht het UMCG daarvoor aansprakelijk. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden overweegt conform de hoofdregel van artikel 150 Rv dat de patiënt moet stellen en, bij betwisting, moet bewijzen dat de behandelend artsen zijn tekortgeschoten. Conform de vaste jurisprudentie op dat punt overweegt het hof ook dat op het UMCG een verzwaarde motiveringsplicht rust en dat het UMCG in dat kader een nauwkeurige lezing moet verstrekken van het gebeuren en dat de medische gegevens moeten worden overgelegd. In deze zaak speelt echter het probleem dat de behandelend artsen met pensioen zijn en het medisch dossier niet de nodige helderheid verschaft over de mogelijke oorzaken van het teleurstellende resultaat, eventuele complicaties en de door de artsen gemaakte keuzes. Hoewel ook geoordeeld zou kunnen worden dat het UMCG dus niet aan zijn verzwaarde motiveringsplicht heeft voldaan, kiest het hof er in dit geval voor het UMCG toe te staan met nadere informatie te komen. Het UMCG mag een verklaring in het geding brengen van de arts die de man voor een second opinion verwezen heeft naar het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) evenals het medisch dossier van het UMCU.
Het appèlverbod van artikel 204 tweede lid Rv
Ook de volgende uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waar ik uw aandacht voor vraag, betreft een kwestie van medische aansprakelijkheid, zij het dat deze uitspraak ziet op een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht (GZR 2016-0148). Het verzoek is gedaan door een vrouw bij wie in januari 2010 in het Sint Antonius Ziekenhuis een coloscopie is verricht met verwijdering van enkele poliepen. Later is duidelijk geworden dat daarbij de dikke darm is geperforeerd en diathermisch letsel van de dunne darm is opgetreden. De vrouw krijgt wat zij heeft verzocht: benoeming van een MDL-arts als deskundige, maar is – anders dan zij wenste – ook belast met betaling van het voorschot van de deskundige. Hiertegen komt zij in hoger beroep, maar zonder succes. Het hof wijst de vrouw op het appèlverbod van artikel 204 tweede lid Rv. Van een doorbrekingsgrond is geen sprake. Ook het incidenteel appèl van het Sint Antonius Ziekenhuis slaagt niet. Het ziekenhuis had een verzuim van essentiële vormen gesteld, omdat de rechtbank een bepaalde vraag in de vraagstelling had opgenomen, die al door een andere deskundige zou zijn beantwoord. Het hof overweegt echter dat het de rechtbank vrij staat om díe vragen te stellen die nodig zijn voor de beslechting van het geschil. Het opnemen van een (andere) vraag of het niet opnemen van een vraag leidt niet tot het oordeel dat sprake is van verzuim van essentiële vormen en dus loopt ook het ziekenhuis tegen het appèlverbod aan.
Ontbinding behandelingsovereenkomst bij tekortkoming psychiater/psychotherapeut
Een derde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een kwestie van medische aansprakelijkheid is eveneens de moeite van het lezen waard (GZR 2016-0150). De zaak is aanhangig gemaakt door een patiënte met depressieve en angstgevoelens en relatieproblematiek, waarvoor zij onder behandeling kwam van een psychiater/psychotherapeut. Deze psychiater/psychotherapeut heeft op enig moment het initiatief genomen om de behandelrelatie uit te breiden met een vriendschappelijke relatie en deze relatie ook jaren onderhouden. In 2009 maakte de patiënte bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg melding van grensoverschrijdend gedrag, hetgeen uitmondde in een tuchtklacht van de IGZ, maar ook van patiënte zelf. De registratie van de arts werd doorgehaald, maar zoals bekend kan het tuchtcollege geen schadevergoeding opleggen. Daarvoor diende de onderhavige civiele procedure.
Het hof overweegt dat het gedrag kan worden gekwalificeerd als een toerekenbare tekortkoming. Dat is op zich niet opzienbarend, maar dat geldt wel voor de ontbinding van de behandelingsovereenkomst die het hof daarop laat volgen. Duidelijk is dat die mogelijkheid er is, maar toch wordt deze mogelijkheid zelden benut in kwesties van medische aansprakelijkheid. De ontbinding leidt tot ongedaanmakingsverbintenissen. Nu de patiënte haar behandelingen niet kan teruggeven, moet zij betalen voor de behandeling in overeenstemming met de waarde ervan. Gezien echter het feit dat de behandeling geen werkelijke waarde heeft gehad en veeleer schade heeft berokkend (het hof volgt een deskundigenbericht op dit punt), stelt het hof de waarde op nihil; de patiënte hoeft daarvoor dus niets te betalen.
Voorwaarden off-label voorschrijven van medicatie
Lezenswaardig is ook een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag over het off-label gebruik van medicatie (GZR 2016-0149). In het bijzonder ging het om medicijn Tobramycine dat off-label werd voorgeschreven aan een patiënt met COPD. Het medicijn is geregistreerd ter behandeling van (onder meer) patiënten met taaislijmziekte. De patiënt kreeg korte tijd later last van kortademigheid, exacerbaties en hevige benauwdheidsaanvallen, waarvoor hij een aantal malen werd opgenomen. Het tuchtcollege stelt voorop dat het off-label voorschrijven van medicatie niet per definitie onzorgvuldig hoeft te zijn. Wel is het in zo een situatie een voorwaarde dat het off-label gebruik uitvoerig en duidelijk met de patiënt wordt besproken en dat dit wordt vastgelegd in het medisch dossier. Dit geldt eens te meer indien (hevige) bijwerkingen kunnen worden verwacht. Er geldt dus een verzwaarde informatieplicht, waar in dit geval niet aan was voldaan. De voorschrijvend arts is daarvoor gewaarschuwd.
Collega geen rechtstreeks belanghebbende zonder eigen belang
De laatste uitspraak die ik in deze nieuwsbrief noem, is interessant om zijn tuchtprocesrechtelijke aspecten (GZR 2016-0156, zie ook GZR 2016-0157). Een cardioloog heeft bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag een klacht ingediend over een collega-cardioloog die een patiënt een hartinfarct zou hebben laten doormaken als gevolg waarvan de patiënt zou zijn overleden. Het tuchtcollege was echter van oordeel dat de klagende cardioloog niet-ontvankelijk was. Omdat hij een collega is – en dus in beginsel in zijn algemeenheid geen rechtstreeks belang heeft – moet er sprake zijn van een belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg én dient de klagende collega er een bijzonder eigen belang aan te ontlenen. Dat nu was hier niet het geval, aldus het tuchtcollege. Ook het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg oordeelt dat de klagende collega geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat hij een concreet aan de individuele gezondheidszorg gerelateerd eigen belang heeft, op grond waarvan hij als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 eerste lid onder a van de Wet BIG kan worden aangemerkt. Het feit dat de individuele gezondheidszorg een algemeen goed is, waartoe mede de belangen van de klagende cardioloog gerekend dienen te worden, geldt niet als zo een eigen belang. De cardioloog is dus terecht niet-ontvankelijk geacht.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Deze week treft u een annotatie van de hand van Esther Schaake bij een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam 30 oktober 2015 (GZR 2016-0097). De uitspraak is interessant voor het antwoord op de vraag in hoeverre de NZa op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verplicht is om DBC-omzetgegevens van ziekenhuizen openbaar te maken. Dit is dan ook de vraag die Esther beantwoordt, waarbij zij zich mede baseert op uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@budh.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden In de onderhavige zaak gaat het om een beoordeling in hoger beroep van een oorreconstructie. Deze oorreconstructie had een teleurstellend resultaat. Uit het in het geding gebrachte medisch dossier kan geen oorzaak voor het resultaat worden gevonden. Het Universitair Medisch Centrum Groningen is in de gelegenheid gesteld het medisch dossier van het Universitair Medisch Centrum Utrecht in het geding te brengen (de man is daar nadien onder behandeling gekomen), evenals een verklaring van de arts die de man destijds naar het Universitair Medisch Centrum Utrecht heeft verwezen. 22-03-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch In de onderhavige zaak gaat het om een nachtwerker die meermaals indommelend en slapend is aangetroffen op het werk en daarom op non-actief is gesteld. Hij heeft echter recht op wedertewerkstelling, mede omdat de kantonrechter het verzoek om ontbinding heeft afgewezen. De werkgever mag hem wel uitroosteren voor nachtdiensten. Ook de cao-sanctie op non-actiefstelling/schorsing moet getoetst worden aan goed werkgeverschap. 08-03-2016
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden De onderhavige zaak is aangespannen door een patiënte waarbij, na een coloscopie, een perforatie van de dikke darm is ontstaan alsmede diathermisch letsel van de dunne darm. De rechtbank benoemt een medisch deskundige in het kader van een voorlopig deskundigenbericht en belast verzoekster met het voorschot in dezen. Verzoekster stelt hiertegen appèl in en meent dat het ziekenhuis/de verzekeraar met het voorschot moet worden belast. Verzoekster loopt aan tegen het appèlverbod als vervat in artikel 204 lid 2 Rv. Er is geen sprake van aanwezigheid van een doorbrekingsgrond. 16-02-2016
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden In de onderhavige zaak gaat het om een psychiater/psychotherapeut die door het aangaan van een langdurige intense vriendschapsrelatie tijdens de behandeling ernstig tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. De vordering tot ontbinding van de geneeskundige behandelingsovereenkomst en tot materiële en immateriële schadevergoeding wordt toegewezen. Er wordt geen vergoeding van de advocaatkosten in de tuchtprocedure toegewezen en ook geen vergoeding van de in het kader van de vriendschapsrelatie gemaakte kosten. Er is geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking. Vergoeding van de kosten voor het deskundigenrapport wordt wel toegewezen. 09-02-2016
Rechtbank
- Rechtbank Den Haag In de onderhavige zaak gaat het om een statutair bestuurder van een zorgorganisatie die op non-actief is gesteld en vervolgens als statutair bestuurder is ontslagen (zonder dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd). De kortgedingrechter weigert de vorderingen van de bestuurder toe te wijzen omdat de verschillende visies over het beleid binnen de zorgorganisatie een goede samenwerking tussen de RvT en de bestuurder in de weg staan. De onhoudbare situatie is mede gelegen in de persoon van bestuurder. Het besluit tot op non-actiefstelling van de bestuurder wordt voorshands rechtsgeldig geacht, ondanks negatieve adviezen van de OR en de CCR. 25-03-2016
- Rechtbank Midden-Nederland In de onderhavige zaak gaat het om verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de directeur van een stichting. Onder meer omdat de gemeente, waar de stichting qua subsidiëring van afhankelijk is, heeft aangedrongen op een andere directeur, is er sprake van een redelijke grond voor ontbinding. Het ontbindingsverzoek wordt toegewezen op basis van de h-grond. 16-03-2016
- Rechtbank Limburg In de onderhavige zaak gaat het om de uitleg van een bepaling in de CAO GGZ. De tussen partijen afgesproken salarisverlaging van werknemer – na aanvaarding van een functie op een lager niveau in verband met een reorganisatie – is in strijd met de cao en dus nietig. 09-03-2016
- Rechtbank Limburg In de onderhavige zaak gaat het om een arbeidsovereenkomst die is gesloten door een bewindvoerder tussen een zorgverleenster en een PGB-budgethouder. De bewindvoerder dient, ten laste van het PGB, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ad € 3900 en een (billijke) vergoeding ad € 200 te betalen. 01-03-2016
Tuchtcolleges
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klager is collega-cardioloog van verweerder. Hij klaagt over het handelen van verweerder, inhoudende dat deze laatste een patiënt een hartinfarct heeft laten doormaken als gevolg waarvan de patiënt is overleden. In eerste aanleg en in hoger beroep wordt klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Hij is, als collega-cardioloog van verweerder, niet aan te merken als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 onder a Wet BIG. 07-04-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klager is collega-cardioloog van verweerder. Hij klaagt over het handelen van verweerder, inhoudende dat deze laatste een patiënt een hartinfarct heeft laten doormaken als gevolg waarvan de patiënt is overleden. In eerste aanleg en in hoger beroep wordt klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Hij is, als collega-cardioloog van verweerder, niet aan te merken als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 onder a Wet BIG. 07-04-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In de onderhavige zaak gaat om het beroepschrift van klager dat in eerste aanleg een dag te laat (niet binnen de termijn van zes weken) door het Centraal Tuchtcollege is ontvangen. Hij wordt hierom niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Klager heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die het oordeel kunnen dragen dat hij het beroep toch zo spoedig als dit redelijkerwijs van hem kon worden verlangd heeft ingesteld. 07-04-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Klager is bekend met verschillende (long)aandoeningen, waaronder COPD, en heeft enkele jaren onder behandeling van verweerder, longarts, gestaan. Op enig moment heeft verweerder klager 'off-label' Tobramycine voorgeschreven: het geneesmiddel is voorgeschreven voor de behandeling van een andere aandoening dan waarvoor het is geregistreerd. 'Off-label' voorschrijven kan geoorloofd zijn wanneer daarvoor binnen de beroepsgroep protocollen en standaarden zijn ontwikkeld. Ook geldt een verzwaarde informatieplicht, zeker wanneer (hevige) bijwerkingen kunnen worden verwacht. Het feit dat de Tobramycine 'off-label' werd voorgeschreven en dat de bijwerkingen niet met klager zijn besproken, maakt dat verweerder niet aan de verzwaarde informatieplicht heeft voldaan en dus tekort is geschoten. Verweerder krijgt een waarschuwing. 29-03-2016