Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Inschrijving doorgehaald van verpleegkundige die in privé met hiv besmet bloed injecteerde
De eerste zaak waar ik u op wijs, betreft een in 2012 tot een gevangenisstraf (acht jaar) veroordeelde verpleegkundige wegens het meerdere malen medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade door toediening van met hiv geïnfecteerd bloed en verduistering van injectienaalden, injectiespuiten en medicijnen tijdens seksfeesten (GZR 2016-0133). De verpleegkundige heeft zich na zijn invrijheidstelling (toen de uitspraak werd gedaan zat hij al vijfeneenhalf jaar in hechtenis) en na het volgen van scholing opnieuw als verpleegkundige in het BIG-register laten inschrijven en is ook weer aan de slag gegaan. De werkgevers zijn echter niet op de hoogte gesteld van zijn detentieverleden. Er is evenmin gevraagd om een Verklaring Omtrent het Gedrag. Nadat de IGZ in 2015 twee meldingen ontving over het functioneren van de verpleegkundige heeft zij de verpleegkundige een bevel ex artikel 87a Wet BIG opgelegd en nadien een tuchtklacht ingediend. De IGZ heeft de verpleegkundige verweten dat hij de tweede tuchtnorm, zoals neergelegd in artikel 47 lid 1 sub b Wet BIG heeft geschonden door (i) in de privésfeer, met voorbedachten rade meermalen voor het leven of de gezondheid schadelijke stoffen, te weten hiv-geïnfecteerd bloed, toe te dienen aan mannen die gedrogeerd waren; (ii) meermalen goederen, te weten injectiespuiten, naalden en medicijnen, te verduisteren uit het verpleeghuis waar hij als verpleegkundige werkzaam was en (iii) jegens zijn patiënten/cliënten niet de zorg te betrachten die ingevolge de Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden en het Kwaliteitskader Verantwoorde zorg van een redelijk bekwaam en redelijk handelend verpleegkundige mag worden verwacht. De klachten zijn door het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam gegrond geacht. Hoewel handelingen begaan in de privésfeer in beginsel niet voor een tuchtrechtelijke toetsing vatbaar zijn, kan dit niettemin anders zijn indien de handelingen niet los van de hoedanigheid van verpleegkundige kunnen worden gezien en het handelen voldoende weerslag heeft op het belang van de individuele gezondheidszorg. Aan deze eisen is voldaan, aldus het tuchtcollege. Daar komt bij dat de verpleegkundige bij de toediening van de injecties zijn verpleegkundige vaardigheden heeft ingezet en gebruik heeft gemaakt van verpleegkundig materiaal dat hij van zijn werkgever had verduisterd. Aldus heeft de verpleegkundige ook gebruik, sterker nog, misbruik gemaakt van zijn hoedanigheid van verpleegkundige. De inschrijving van de verpleegkundige in het BIG-register is doorgehaald en bij wijze van voorlopige voorziening geschorst.
Inschrijving doorgehaald van psychotherapeut die taken schromelijk verwaarloosde
Een doorhaling van de inschrijving in het BIG-register trof eveneens een psychotherapeut, tevens arts (GZR 2016-0134). Deze psychotherapeut was eindverantwoordelijk voor de behandeling van een meisje, wier vader door de moeder van het meisje is beschuldigd van seksueel misbruik van het meisje. De behandeling werd feitelijk uitgevoerd door een niet-geregistreerde behandelaar. De vader heeft de psychotherapeut thans verweten dat hij niet gekwalificeerd was, dat er geen sprake was van dossiervoering, dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden en dat hij ten onrechte de diagnose chronische PTTS heeft gesteld c.q. overgenomen. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven heeft zich in nagenoeg alle klachten kunnen vinden. Hoewel wel gekwalificeerd als psychotherapeut heeft de psychotherapeut zijn taken als eindverantwoordelijke schromelijk verwaarloosd, aldus het tuchtcollege. De psychotherapeut heeft zich een uitzonderlijk slecht hulpverlener betoond, nu hij wist dat er zeer grote belangen op het spel stonden en de grootste zorgvuldigheid geboden was, maar hij zich desondanks in geen enkel opzicht gehouden heeft aan de voor hem geldende professionele maatstaven. Het tuchtcollege heeft tegen die achtergrond geconcludeerd dat het een onaanvaardbaar risico voor de individuele gezondheidszorg zou zijn als de psychotherapeut zijn praktijk zou blijven uitoefenen.
Nieuwbouwplannen redelijk, want in overeenstemming met de nieuwe realiteit
De volgende uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig van de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden (GZR 2016-0142). Aan haar werd door een zorgaanbieder de vraag voorgelegd of het door hem in 2008 opgestelde nieuwbouwplan als een redelijk besluit kon worden aangemerkt. Het probleem was namelijk dat de cliëntenraad van een van de locaties zich in 2014 niet bleek te kunnen vinden in de voorgestelde plannen van de zorgaanbieder. De commissie heeft dienaangaande overwogen dat de zorgaanbieder aan deze cliëntenraad onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat de consequenties waren van het aangaan van de samenwerking met de zorgvastgoedinvesteerder in 2011. Een zeer wezenlijk punt is daarbij dat de zorgaanbieder geen eigenaar van de nieuwe gebouwen zal zijn maar alleen huurder (om intramurale zorg te kunnen bieden) dan wel aanbieder van thuiszorg aan mensen die zelfstandig een woning gaan betrekken. De commissie oordeelde niettemin dat de plannen en visies uit 2008 in feite hun betekenis hebben verloren door 'de nieuwe realiteit' in de zorgsector. Verdergaan met de uitvoering van de nieuwbouwplannen achtte de commissie dan ook een redelijk besluit.
Landelijk Schakelpunt voldoet aan privacywetgeving
Lezenswaardig is ook het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake elektronische uitwisseling van medische gegevens (GZR 2016-0145). Centraal stond de vraag of het door de Vereniging van zorgaanbieders voor zorgcommunicatie (VZVZ) ontwikkelde systeem voor elektronische gegevensuitwisseling in de zorg, beter bekend als het ‘Landelijk Schakelpunt (LSP)’ in overeenstemming is met de privacywetgeving. Het LSP is een centrale verwijsindex binnen de zorginfrastructuur die aangeeft bij welke zorgverleners (huisartsen en apothekers) zich patiëntgegevens bevinden. Deze patiëntinformatie blijft decentraal opgeslagen in de eigen systemen van de huisarts of apotheek. Op basis van een (bij die zorgverlener in het systeem geregistreerde) schriftelijke toestemming kunnen aangesloten zorgaanbieders die een behandelrelatie hebben met de patiënt, of die dit in het systeem aangeven, toegang krijgen tot bepaalde onderdelen uit de patiëntdossiers van aangesloten huisartsen en apothekers. VZVZ neemt op basis van de toestemming een verwijzing naar een specifiek dossier bij een zorgverlener op in de verwijsindex en faciliteert de gegevensuitwisseling. De Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen en een aantal huisartsen zijn van mening dat het LSP niet zodanig is ingericht dat zij – in lijn met het medisch beroepsgeheim – kunnen aangeven welke informatie voor een specifiek gekend doel mag worden verstrekt aan een gekende derde. Ook stellen zij dat de door VZVZ gevraagde toestemming van de patiënt juridisch gebrekkig is en onvoldoende grondslag vormt voor het doorbreken van het beroepsgeheim. Volgens het hof voldoet het systeem echter wel aan de eisen van de privacywetgeving. Het inrichten en gebruiken van een zorginfrastructuur waarbij, op grond van een eenmalige op voorhand gegeven toestemming door de patiënt, zorgaanbieders bepaalde onderdelen uit de dossiers van huisartsen en apothekers kunnen inzien, betekent niet dat een ongerechtvaardigde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de patiënt wordt gemaakt. Een dergelijke toestemming kan een gerechtvaardigde doorbreking van de geheimhoudingsplicht van de (informatie verstrekkende) zorgaanbieder opleveren. Van belang is dat patiënten ervoor kunnen kiezen bepaalde informatie af te schermen. Daarop wordt in de informatiebrochure aan de patiënten ook gewezen. Voor een rechtmatige gegevensuitwisseling is wel nodig dat de toestemming uit vrije wil wordt verleend, voldoende specifiek is en gebaseerd is op voldoende informatie ('informed consent'). Naar het oordeel van het hof voldoet het huidige systeem van toestemming vragen aan deze eisen.
Geen exclusiviteitsbenadering van het stand-van-wetenschap-en-praktijk-criterium
Tot slot wijs ik u op een uitspraak van de Kantonrechter Leeuwarden inzake een zorgverzekeringskwestie (GZR 2016-0146). De Friesland Zorgverzekeraar N.V. (DFZ) heeft een patiënt met inoperabele herniaklachten een vergoeding voor een percutane transforaminale endoscopische discectomie (PTED) geweigerd. Volgens DFZ zou deze behandeling niet tot de stand van de wetenschap en praktijk behoren. De kantonrechter dacht daar anders over en heeft DFZ veroordeeld tot betaling. In dat verband heeft de kantonrechter overwogen dat voor de bepaling wat tot het verzekerde pakket behoort geen exclusiviteit toekomt aan hetgeen volgens een meerderheid van de betrokken beroepsgroep behoort tot de thans geldende stand van de wetenschap en de praktijk. Dat volgt niet uit de bewoordingen van de wet, die immers door het woord 'mede' in artikel 2.1 van het Besluit zorgverzekering (Bzv) ruimte lijkt te bieden voor vergoeding van ook andere vormen van zorg. Ook artikel 11 Zorgverzekeringswet lijkt dat te impliceren, nu daar wordt gesproken over de zorg of diensten waar een verzekerde behoefte aan heeft. Een exclusiviteitsbenadering van het stand-van-wetenschap-en-praktijk-criterium kan ook in de weg staan aan vergoeding van zorg die in een concreet geval passend, noodzakelijk en kostenbesparend is. Bovendien bestaat er geen limitatieve lijst waarop is aangegeven welke behandeling wel en welke niet voor vergoeding in aanmerking komt. Ook de toelichting op artikel 2.1 Bzv noemt de stand van de wetenschap en de acceptatie als 'belangrijke graadmeters', derhalve elementen die van belang zijn maar niet alles bepalend, aldus de kantonrechter. Bovendien kan volgens de kantonrechter niet zonder twijfel worden geconcludeerd dat PTED niet tot verantwoorde zorg kan worden gerekend. De kantonrechter heeft tot slot overwogen dat de vermeende exclusiviteit van het stand-van-wetenschap-en-praktijk-criterium niet geheel in overeenstemming is met de zorgverzekeringsovereenkomst tussen de patiënt en DFZ. Die overeenkomst is erop gericht de patiënt recht te geven op een vorm van zorg of dienst voor zover hij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen, welke zorg doelmatig, niet onnodig kostbaar of onnodig gecompliceerd moet zijn. Het niet-vergoeden van de enige behandeling die doelmatig maar niet onnodig gecompliceerd of onnodig kostbaar is gebleken, en vooralsnog tot een verminderd beroep op de verzekering heeft geleid, maakt dat onverkorte toepassing van de exclusiviteitsbenadering niet strookt met een redelijke uitleg van de verzekeringsovereenkomst.
Commentaren
Verder maak ik u ook graag attent op onze commentaren. Dit keer treft u een commentaar aan van Bas van Schelven (Van Doorne) bij het voornemen van de minister van VWS om artikel 18 van de Wet Toelating Zorginstellingen (Wtzi) te schrappen. Dit voornemen heeft zij bij brief van 9 maart jl. kenbaar gemaakt. Bas gaat in op de achtergrond van artikel 18 Wtzi, het advies van de Raad van State en eerdere kritiek op een schrapping.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@budh.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR-Updates
Hof
Rechtbank
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In de onderhavige zaak gaat het om een klacht tegen een arts die een borstvergroting uitvoert zonder medische noodzaak. Bij een dergelijke handeling geldt een verzwaarde informatieplicht. In casu was echter sprake van een onvolledige informatievoorziening en een verzuim met betrekking tot de doorverwijzing naar een specialist in klaagsters woonplaats. De uitvoering van de ingreep stuit echter niet op bedenkingen. De arts krijgt een waarschuwing. 22-03-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In de onderhavige zaak gaat het om een klacht tegen een uroloog wegens het stellen van een onjuiste diagnose, het niet volgen van richtlijnen, een matige dossiervoering en het onvoldoende informeren van de patiënt. Er volgt een berisping. 22-03-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In de onderhavige zaak gaat het om een klacht tegen een anesthesioloog wegens het afgeven van een onjuiste medische verklaring aan het UWV. Er had geen lichamelijk onderzoek plaatsgevonden en in casu was er geen (waarschijnlijkheids)diagnose. De anesthesioloog krijgt een waarschuwing. 22-03-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Na indiening van het hoger beroep door de in eerste aanleg veroordeelde MDL-arts heeft klaagster haar klacht ingetrokken. Voortzetting van de procedure in het algemeen belang wordt niet nodig geacht. De klacht wordt beschouwd als vervallen. 22-03-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Een gz-psycholoog heeft een verklaring over zijn cliënt afgelegd die niet voldoet aan de normen van de Beroepscode. In hoger beroep grieft de gz-psycholoog onder meer over het feit dat klager ter zitting niet is verschenen. Er is echter geen schending van de procesrechtelijke eisen, de gz-psycholoog is niet in zijn verdediging geschaad. De waarschuwing blijft in hoger beroep met gewijzigde motivering in stand. 22-03-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In de onderhavige zaak gaat het om een klacht tegen een verpleegkundige wegens het ernstig tekortschieten in de zorgplicht bij een crisisopname. Hij heeft een onzorgvuldige inschatting gemaakt betreffende een pluis of niet pluis-situatie. Tevens heeft hij inzicht getoond in zijn eigen gedrag en geen lering getrokken uit het gebeurde, waardoor voorwaardelijke schorsing passend is. 18-03-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg De onderstaande klacht is ingediend tegen een orthodontist. Klaagster verwijt verweerder dat hij op onzorgvuldige wijze de orthodontische behandeling heeft uitgevoerd, klaagster op 26 mei 2010 niet heeft geïnformeerd over het wortellengteverlies en onzorgvuldig met de verzekeringsaanvraag is omgegaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en verweerder een berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege komt tot de slotsom dat, ondanks dat de klacht grotendeels gegrond is, de aard van het aan verweerder te maken verwijt niet de maatregel berisping rechtvaardigt. Het Centraal Tuchtcollege legt verweerder een waarschuwing op. 10-03-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Deze zaak is het vervolg op CTG 11 juni 2015, C2014.234. Het betreft een uitspraak na een deskundigenbericht. In de onderhavige zaak heeft klaagster twaalf kronen door verweerder, tandarts, laten plaatsen. Nadien ontstonden bij klaagster steeds terugkerende tandvleesproblemen. Klaagster verwijt de tandarts slechte zorg. Om het klachtonderdeel over de kwaliteit van het door de tandarts geleverde werk te beoordelen heeft het CTG een deskundige benoemd. Op basis van het deskundigenbericht verklaart het CTG dit klachtonderdeel ongegrond. De klachtonderdelen over de gegeven zorg met betrekking tot de tandvleesproblemen bij klaagster en het negeren van het second opinion-rapport verklaart het CTG gegrond. De klacht tegen de kliniek wordt niet-ontvankelijk verklaard. De door het RTG aan de tandarts opgelegde maatregel van waarschuwing wordt gehandhaafd. 10-03-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven In het onderhavige geval gaat het om de vraag of de psychotherapeut, tevens ingeschreven als arts, door zijn handelwijze tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg acht de klachten (inadequate dossiervorming, onterechte kwalificatie als kinderpsychiater, schending beroepsgeheim, instandhouding onterechte diagnose) gedeeltelijk gegrond en legt de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het register op dan wel ontzegging van het recht op wederinschrijving. 09-03-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam De onderstaande zaak is ingediend door de IGZ tegen een verpleegkundige die in 2012 door het hof is veroordeeld wegens het meerdere malen medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade door toediening van met hiv geïnfecteerd bloed en verduistering van injectienaalden, injectiespuiten en medicijnen. Verweerder wordt in de tuchtzaak verweten de tweede tuchtnorm te hebben geschonden door (i) in de privésfeer met voorbedachten rade meermalen hiv-geïnfecteerd bloed toe te dienen aan mannen die gedrogeerd waren; (ii) meermalen goederen te verduisteren en niet de zorg jegens zijn patiënten/cliënten te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend verpleegkundige mag worden verwacht. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en verweerders inschrijving in het BIG-register doorgehaald. 08-03-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In de onderhavige zaak verwijt klager, die te horen heeft gekregen dat hij Nederland moet verlaten maar verzoeken heeft ingediend om wegens gezondheidsredenen niet uitgezet te worden, verweerder, verzekeringsarts, dat deze niet voldoende onderzoek heeft gedaan om tot een verantwoord advies te komen. Tevens verwijt hij verweerder dat deze klagers gezondheid in gevaar bracht door uit te gaan van de beschikbaarheid van de benodigde medicatie in het land van herkomst ter voorkoming van het ontstaan van een medische noodsituatie, terwijl dat niet het geval was. Het RTG heeft de klacht deels gegrond verklaard en een waarschuwing opgelegd. Het CTG verwerpt het beroep van de verzekeringsarts. 08-03-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In de onderhavige zaak verwijt klager, die te horen heeft gekregen dat hij Nederland moet verlaten maar verzoeken heeft ingediend om wegens gezondheidsredenen niet uitgezet te worden, verweerder, verzekeringsarts, dat deze zijn zorgplicht jegens klager heeft geschonden door onder meer (meermaals) gebruik te maken van informatie, terwijl er aanleiding was om aan de juistheid van die informatie te twijfelen. Het RTG verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond. Het CTG verwerpt het beroep van klager en overweegt dat, wanneer in een individueel geval de gegevens in het dossier van de vreemdeling, zoals dat de BMA-arts ter beschikking staat op het moment dat hem om advies wordt gevraagd, voor hem aanleiding moeten zijn gerede twijfel te hebben over de effectiviteit voor de vreemdeling van de in het algemeen verkrijgbare behandeling of te leveren zorg in het land van herkomst dan wel land van uitzetting, van de BMA-arts mag worden verlangd dat hij zo mogelijk daarnaar onderzoek verricht, bijvoorbeeld door (nadere) raadpleging daaromtrent van een deskundige zoals een vertrouwensarts in dat land. 08-03-2016