Naar boven ↑

Update

Nummer 6, 2016
Uitspraken van 04-03-2016 tot 17-03-2016
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Verpleegkundige die patiënt in een ontluisterende toestand laat en geen MIP-melding doet, wordt berispt
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle (GZR 2016-0113). Centraal stond het handelen van een verpleegkundige op een psychiatrische afdeling. Op deze afdeling had zij de zorg voor een vrijwillig opgenomen patiënt die (onder meer) een ‘katatoon mutistisch’ beeld vertoonde. De desbetreffende patiënt is in een nacht dat de verpleegkundige dienst had, overleden na een cyanotisch beeld. Het tuchtcollege oordeelde dat de verpleegkundige was tekortgeschoten. Zij had er, ondanks het feit dat ze op de hoogte was van het feit dat patiënt zich niet aankleedde en op de grond urineerde, niet voor gezorgd dat patiënt afgedekt (en dus warm) in bed belandde en had hem daarmee in een – door het tuchtcollege geduid als ‘ontluisterende toestand’ – gelaten. Zij heeft pas ingegrepen toen zij rochelende geluiden hoorde. De verpleegkundige is tevens verweten dat zij geen MIP-melding heeft gedaan. Dit was haar taak, nu zij de patiënt dood had aangetroffen. De verpleegkundige is voor een en ander berispt.

Ontnomen kans op beter behandelingsresultaat 99%
De tweede uitspraak waar ik u op wijs, betreft een deelgeschilprocedure in een aansprakelijkheidskwestie (GZR 2016-0115). Ter beoordeling stond het handelen van een, inmiddels gepensioneerde, oogarts die op 27 mei 2003 een patiënt met ernstige visusklachten beoordeelde, maar niet doorverwees naar een ziekenhuis. De patiënt is pas op 16 oktober 2003 herbeoordeeld. Kort erna trad een volledige uitval van de visus op als gevolg van een bloeding in een (goedaardige) hypofysetumor. De patiënt is diezelfde nacht geopereerd door een neurochirurg voor verwijdering van de hypofysetumor. Desondanks is de visus van de patiënt niet hersteld en is hij volledig blind gebleven aan beide ogen. De rechtbank oordeelde in de door de patiënt aangespannen bodemprocedure dat aansprakelijkheid van de oogarts niet kon worden aangenomen vanwege het ontbreken van een causaal verband tussen de schade en de gestelde tekortkoming. Ook als de oogarts het ertoe had geleid dat de patiënt op korte termijn nader was onderzocht en dat bij dat nader onderzoek (veel) eerder dan in oktober 2003 de tumor was ontdekt, had niet kunnen worden aangenomen dat de tumor dan ook vóór 27 oktober 2003 operatief zou zijn verwijderd, aldus de rechtbank. In hoger beroep oordeelde het hof echter dat de patiënt een kans op een beter behandelingsresultaat was ontnomen, zulks in navolging van opmerkingen van de geraadpleegde deskundigen daarover. In de later (na onderhandeling) aanhangig gemaakt deelgeschilprocedure heeft hetzelfde hof – bevoegd op grond van artikel 1019x lid 2 Rv – uitgemaakt dat het bij die verloren kans behorende percentage 99 is; was de patiënt in augustus of september 2003 geopereerd, dan zou de kans dat hij blind was geworden kleiner dan 1% zijn en had hij met 99% zekerheid enig zicht behouden, aldus het hof.

Plastisch chirurg voorwaardelijk geschorst voor laakbaar handelen rondom borstverkleining
Een eveneens lezenswaardige uitspraak ziet op het handelen van een plastisch chirurg (GZR 2016-0116). Deze plastisch chirurg moest zich voor het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle verantwoorden, nadat hem was verweten dat hij onvoldoende informatie zou hebben gegeven voorafgaande aan de borstlift en  verkleining van de patiënte in kwestie, niet voor een zorgvuldige medische verslaglegging zou hebben gezorgd en evenmin voor een zorgvuldige overdracht, nazorg, regie en follow-up. De patiënte kreeg na de operatie een ontsteking hetgeen ontaardde in een volledige necrose van de linker tepel en tepelhof. Het tuchtcollege heeft de klacht op alle onderdelen gegrond geacht. Vast is komen te staan dat de patiënte vooraf niet is geïnformeerd over de mogelijkheid van een infectie, wonddehiscentie, hematomen, vetnecrose, (partiële) tepelnecrose, sensibiliteitsveranderingen, littekenvorming, asymmetrie en mogelijke dogears, hetgeen een verplichting is ingevolge de Richtlijn mammareductie van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie. Ook is vast komen te staan dat de verslaglegging onvoldoende was en dat de plastisch chirurg ten onrechte achteraf het woord ‘necrose’ in de status heeft opgenomen. Als gevolg van de onvolledige verslaglegging heeft het tuchtcollege voorts niet kunnen vaststellen dat na de operatie een (zorgvuldige) overdracht naar het verpleegkundig personeel heeft plaatsgevonden. Ook is vast komen te staan dat de patiënte na de operatie en voorafgaand aan haar ontslag niet meer is gezien. Daarmee heeft de plastisch chirurg in strijd gehandeld met de volgens de Leidraad NVPC geldende ontslagprocedure. Verder heeft de plastisch chirurg naar het oordeel van het tuchtcollege niet juist gehandeld toen de patiënte op 2 juli 2014 op controle kwam en de linker tepel iets blauw zag. De plastisch chirurg heeft ten onrechte het beloop daarvan niet in de gaten gehouden. Instructies zijn achterwege gebleven. Naar aanleiding van de zorgen die de patiënte telefonisch heeft geuit op 7 juli 2014 over de ontsteking van de linker tepel, had de plastisch chirurg, gelet op de eerder geconstateerde verkleuring, de patiënte bovendien voor een extra controle moeten oproepen. Het tuchtcollege heeft een en ander dermate laakbaar geacht dat de plastisch chirurg drie maanden voorwaardelijk is geschorst met een proeftijd van twee jaar.

Schending norm artikel 3 Arbowet en toepassing van de omkeringsregel
Ik wijs u voorts op een arbeidsrechtelijke zaak, waarin uitspraak is gedaan door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (GZR 2016-0117). Centraal stond het handelen van een ziekenhuis jegens een anesthesieassistent in vervolg op een afgewezen ontbindingsbeschikking van de kantonrechter. Het ziekenhuis had om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de anesthesieassistent verzocht in verband met vermeende seksuele intimidatie van een vrouwelijke collega. De kantonrechter meende echter dat passende maatregelen om de werkverhouding te normaliseren mogelijk waren. Niettemin is de anesthesieassistent twee jaar later uitgevallen in verband met psychische gezondheidsklachten, door het hof als ‘werkgerelateerd’ geduid. Het hof heeft op basis van hetgeen is vast komen te staan ten aanzien van de inspanningen van het ziekenhuis vervolgens geoordeeld dat die ná de afwijzende ontbindingsbeschikking onvoldoende zijn geweest. Het ziekenhuis was gehouden om de terugkeer op de arbeidsplaats te begeleiden en zich ervoor in te spannen dat het voor de anesthesieassistent mogelijk zou zijn om zonder psychosociale arbeidsbelasting te functioneren. Dat dit was gebeurd, achtte het hof onvoldoende aangetoond. Het hof oordeelde dan ook dat het ziekenhuis in strijd had gehandeld met de norm in artikel 3 Arbowet (de werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden). Deze norm strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade. Volgens het hof zijn de gezondheidsproblemen van de anesthesieassistent dan ook vermoedelijk veroorzaakt door de omstandigheden waaronder hij zijn werkzaamheden heeft verricht. Omdat het ziekenhuis had gesteld dat de psychische problemen ook zouden zijn opgetreden indien het ziekenhuis wel adequate terugkeermaatregelen zou hebben genomen, heeft het ziekenhuis de gelegenheid gekregen om dat te bewijzen.

Cardioloog berispt en voorwaardelijk geschorst na overlijden twee tieners
De twee uitspraken waar ik uw aandacht tot slot voor vraag hebben reeds op media-aandacht kunnen rekenen en zien op het handelen van een cardioloog (GZR 2016-0122 en GZR 2016-0123). De cardioloog in kwestie heeft twee tieners beoordeeld, die beide bekend waren met hart gerelateerde problemen. In het ene geval beoordeelde de cardioloog de uitslag van de fietstest ‘mogelijk’ positief en bleef opname uit en in het andere geval besloot de cardioloog op basis van de ECG’s tot een afwachtend beleid. In beide gevallen echter was sprake van een niet te verklaren en verwijtbare misinterpretatie van de getoonde beelden en had de cardioloog tot een andere diagnose en beslissing moeten komen. De tieners bleken ernstig ziek en zijn overleden. De cardioloog is zowel berispt als voorwaardelijk geschorst voor de duur van een jaar met een proeftijd van twee jaar. Daaraan zijn de volgende bijzondere voorwaarden verbonden: nascholing, supervisie aan te wijzen door de IGZ, informatieverstrekking aan en controle door de IGZ.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Hugo de Jager (advocaat SRK Rechtsbijstand) bij een recente beschikking van het Gerechtshof Amsterdam (GZR 2016-0090). De beschikking heeft betrekking op een procedure aangaande de Wet bescherming persoonsgegevens waarin het hof ‘ten overvloede’ een overweging heeft gewijd aan de verstrekking van medisch adviezen van medisch adviseurs van aansprakelijkheidsverzekeraars in een kwestie van medische aansprakelijkheid. Hugo analyseert en becommentarieert de overweging in het licht van eerdere uitspraken van hetzelfde hof en in het licht van twee uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@budh.nl.

Ik wens u een goede week!

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR-Updates

Hof

Rechtbank

Tuchtcolleges

Uitspraken zonder ECLI