Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.
Verpleegkundige die patiënt in een ontluisterende toestand laat en geen MIP-melding doet, wordt berispt
De eerste uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle (GZR 2016-0113). Centraal stond het handelen van een verpleegkundige op een psychiatrische afdeling. Op deze afdeling had zij de zorg voor een vrijwillig opgenomen patiënt die (onder meer) een ‘katatoon mutistisch’ beeld vertoonde. De desbetreffende patiënt is in een nacht dat de verpleegkundige dienst had, overleden na een cyanotisch beeld. Het tuchtcollege oordeelde dat de verpleegkundige was tekortgeschoten. Zij had er, ondanks het feit dat ze op de hoogte was van het feit dat patiënt zich niet aankleedde en op de grond urineerde, niet voor gezorgd dat patiënt afgedekt (en dus warm) in bed belandde en had hem daarmee in een – door het tuchtcollege geduid als ‘ontluisterende toestand’ – gelaten. Zij heeft pas ingegrepen toen zij rochelende geluiden hoorde. De verpleegkundige is tevens verweten dat zij geen MIP-melding heeft gedaan. Dit was haar taak, nu zij de patiënt dood had aangetroffen. De verpleegkundige is voor een en ander berispt.
Ontnomen kans op beter behandelingsresultaat 99%
De tweede uitspraak waar ik u op wijs, betreft een deelgeschilprocedure in een aansprakelijkheidskwestie (GZR 2016-0115). Ter beoordeling stond het handelen van een, inmiddels gepensioneerde, oogarts die op 27 mei 2003 een patiënt met ernstige visusklachten beoordeelde, maar niet doorverwees naar een ziekenhuis. De patiënt is pas op 16 oktober 2003 herbeoordeeld. Kort erna trad een volledige uitval van de visus op als gevolg van een bloeding in een (goedaardige) hypofysetumor. De patiënt is diezelfde nacht geopereerd door een neurochirurg voor verwijdering van de hypofysetumor. Desondanks is de visus van de patiënt niet hersteld en is hij volledig blind gebleven aan beide ogen. De rechtbank oordeelde in de door de patiënt aangespannen bodemprocedure dat aansprakelijkheid van de oogarts niet kon worden aangenomen vanwege het ontbreken van een causaal verband tussen de schade en de gestelde tekortkoming. Ook als de oogarts het ertoe had geleid dat de patiënt op korte termijn nader was onderzocht en dat bij dat nader onderzoek (veel) eerder dan in oktober 2003 de tumor was ontdekt, had niet kunnen worden aangenomen dat de tumor dan ook vóór 27 oktober 2003 operatief zou zijn verwijderd, aldus de rechtbank. In hoger beroep oordeelde het hof echter dat de patiënt een kans op een beter behandelingsresultaat was ontnomen, zulks in navolging van opmerkingen van de geraadpleegde deskundigen daarover. In de later (na onderhandeling) aanhangig gemaakt deelgeschilprocedure heeft hetzelfde hof – bevoegd op grond van artikel 1019x lid 2 Rv – uitgemaakt dat het bij die verloren kans behorende percentage 99 is; was de patiënt in augustus of september 2003 geopereerd, dan zou de kans dat hij blind was geworden kleiner dan 1% zijn en had hij met 99% zekerheid enig zicht behouden, aldus het hof.
Plastisch chirurg voorwaardelijk geschorst voor laakbaar handelen rondom borstverkleining
Een eveneens lezenswaardige uitspraak ziet op het handelen van een plastisch chirurg (GZR 2016-0116). Deze plastisch chirurg moest zich voor het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle verantwoorden, nadat hem was verweten dat hij onvoldoende informatie zou hebben gegeven voorafgaande aan de borstlift en verkleining van de patiënte in kwestie, niet voor een zorgvuldige medische verslaglegging zou hebben gezorgd en evenmin voor een zorgvuldige overdracht, nazorg, regie en follow-up. De patiënte kreeg na de operatie een ontsteking hetgeen ontaardde in een volledige necrose van de linker tepel en tepelhof. Het tuchtcollege heeft de klacht op alle onderdelen gegrond geacht. Vast is komen te staan dat de patiënte vooraf niet is geïnformeerd over de mogelijkheid van een infectie, wonddehiscentie, hematomen, vetnecrose, (partiële) tepelnecrose, sensibiliteitsveranderingen, littekenvorming, asymmetrie en mogelijke dogears, hetgeen een verplichting is ingevolge de Richtlijn mammareductie van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie. Ook is vast komen te staan dat de verslaglegging onvoldoende was en dat de plastisch chirurg ten onrechte achteraf het woord ‘necrose’ in de status heeft opgenomen. Als gevolg van de onvolledige verslaglegging heeft het tuchtcollege voorts niet kunnen vaststellen dat na de operatie een (zorgvuldige) overdracht naar het verpleegkundig personeel heeft plaatsgevonden. Ook is vast komen te staan dat de patiënte na de operatie en voorafgaand aan haar ontslag niet meer is gezien. Daarmee heeft de plastisch chirurg in strijd gehandeld met de volgens de Leidraad NVPC geldende ontslagprocedure. Verder heeft de plastisch chirurg naar het oordeel van het tuchtcollege niet juist gehandeld toen de patiënte op 2 juli 2014 op controle kwam en de linker tepel iets blauw zag. De plastisch chirurg heeft ten onrechte het beloop daarvan niet in de gaten gehouden. Instructies zijn achterwege gebleven. Naar aanleiding van de zorgen die de patiënte telefonisch heeft geuit op 7 juli 2014 over de ontsteking van de linker tepel, had de plastisch chirurg, gelet op de eerder geconstateerde verkleuring, de patiënte bovendien voor een extra controle moeten oproepen. Het tuchtcollege heeft een en ander dermate laakbaar geacht dat de plastisch chirurg drie maanden voorwaardelijk is geschorst met een proeftijd van twee jaar.
Schending norm artikel 3 Arbowet en toepassing van de omkeringsregel
Ik wijs u voorts op een arbeidsrechtelijke zaak, waarin uitspraak is gedaan door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (GZR 2016-0117). Centraal stond het handelen van een ziekenhuis jegens een anesthesieassistent in vervolg op een afgewezen ontbindingsbeschikking van de kantonrechter. Het ziekenhuis had om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de anesthesieassistent verzocht in verband met vermeende seksuele intimidatie van een vrouwelijke collega. De kantonrechter meende echter dat passende maatregelen om de werkverhouding te normaliseren mogelijk waren. Niettemin is de anesthesieassistent twee jaar later uitgevallen in verband met psychische gezondheidsklachten, door het hof als ‘werkgerelateerd’ geduid. Het hof heeft op basis van hetgeen is vast komen te staan ten aanzien van de inspanningen van het ziekenhuis vervolgens geoordeeld dat die ná de afwijzende ontbindingsbeschikking onvoldoende zijn geweest. Het ziekenhuis was gehouden om de terugkeer op de arbeidsplaats te begeleiden en zich ervoor in te spannen dat het voor de anesthesieassistent mogelijk zou zijn om zonder psychosociale arbeidsbelasting te functioneren. Dat dit was gebeurd, achtte het hof onvoldoende aangetoond. Het hof oordeelde dan ook dat het ziekenhuis in strijd had gehandeld met de norm in artikel 3 Arbowet (de werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden). Deze norm strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade. Volgens het hof zijn de gezondheidsproblemen van de anesthesieassistent dan ook vermoedelijk veroorzaakt door de omstandigheden waaronder hij zijn werkzaamheden heeft verricht. Omdat het ziekenhuis had gesteld dat de psychische problemen ook zouden zijn opgetreden indien het ziekenhuis wel adequate terugkeermaatregelen zou hebben genomen, heeft het ziekenhuis de gelegenheid gekregen om dat te bewijzen.
Cardioloog berispt en voorwaardelijk geschorst na overlijden twee tieners
De twee uitspraken waar ik uw aandacht tot slot voor vraag hebben reeds op media-aandacht kunnen rekenen en zien op het handelen van een cardioloog (GZR 2016-0122 en GZR 2016-0123). De cardioloog in kwestie heeft twee tieners beoordeeld, die beide bekend waren met hart gerelateerde problemen. In het ene geval beoordeelde de cardioloog de uitslag van de fietstest ‘mogelijk’ positief en bleef opname uit en in het andere geval besloot de cardioloog op basis van de ECG’s tot een afwachtend beleid. In beide gevallen echter was sprake van een niet te verklaren en verwijtbare misinterpretatie van de getoonde beelden en had de cardioloog tot een andere diagnose en beslissing moeten komen. De tieners bleken ernstig ziek en zijn overleden. De cardioloog is zowel berispt als voorwaardelijk geschorst voor de duur van een jaar met een proeftijd van twee jaar. Daaraan zijn de volgende bijzondere voorwaarden verbonden: nascholing, supervisie aan te wijzen door de IGZ, informatieverstrekking aan en controle door de IGZ.
Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Hugo de Jager (advocaat SRK Rechtsbijstand) bij een recente beschikking van het Gerechtshof Amsterdam (GZR 2016-0090). De beschikking heeft betrekking op een procedure aangaande de Wet bescherming persoonsgegevens waarin het hof ‘ten overvloede’ een overweging heeft gewijd aan de verstrekking van medisch adviezen van medisch adviseurs van aansprakelijkheidsverzekeraars in een kwestie van medische aansprakelijkheid. Hugo analyseert en becommentarieert de overweging in het licht van eerdere uitspraken van hetzelfde hof en in het licht van twee uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@budh.nl.
Ik wens u een goede week!
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR-Updates
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch In de onderhavige zaak gaat het om een aanbestedingsprocedure voor de levering van incontinentiematerialen. De winnende partij (Brocacef) bij de procedure onderhandelt met de verliezende partij (ApotheekZorg) over het fungeren van ApotheekZorg als 'onderaannemer'. Echter, de aanbesteder (CZ), geen partij in dit hoger beroep, verzet zich daartegen met een beroep op de met Brocacef gesloten overeenkomst. Naar het oordeel van het hof is aannemelijk dat, voor zover tussen Brocacef en ApotheekZorg reeds een perfecte overeenkomst tot stand is gekomen, Brocacef die heeft gesloten onder de opschortende voorwaarde van de toestemming van CZ. Niet is gebleken dat Brocacef kan worden verweten dat CZ haar toestemming heeft onthouden. 08-03-2016
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden In de onderhavige deelgeschilprocedure gaat het om een hoger beroep van een patiënt die bij een oogarts kwam in verband met klachten over een verminderd gezichtsvermogen. Vervolgens treedt een delay in de behandeling op en komt patiënt pas (na doorverwijzing) na vijf maanden bij een oogarts in een multidisciplinair ziekenhuis terecht. Door een ongelukkig toeval treedt bij patiënt daarna een bloeding op in de hypofysetumor, die niet eerder ontdekt was. Patiënt raakt geheel blind. Kernvraag is hoe groot de kans zou zijn op een beter resultaat (geen blindheid) indien de eerste oogarts een adequate verwijzing had gegeven voor nader onderzoek in een multidisciplinair ziekenhuis. Het hof bepaalt die kans op 99%. Verzoeker (patiënt) is aldus door de eerste oogarts niet adequaat doorverwezen. 01-03-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch In de onderhavige zaak gaat het om een ziekenhuis dat na een afwijzende ontbindingsbeschikking te weinig heeft ondernomen om de terugkeer van een werknemer mogelijk te maken. De werknemer is ernstig (psychisch) ziek geworden/gebleven. De werkgever is daarvoor aansprakelijk indien deze niet kan bewijzen dat de werknemer ook zo ziek zou zijn geworden/gebleven indien de werkgever wel voldoende inspanningen had gepleegd om terugkeer mogelijk te maken. 19-01-2016
Rechtbank
- Rechtbank Midden-Nederland Het rechtspositiereglement is in dit geval niet aan te merken als regeling in de zin van artikel 27 lid 1 WOR. Er is geen vervangende toestemming ex artikel 27 lid 4 WOR voor aanpassing van het rechtspositiereglement. 12-02-2016
- Rechtbank Limburg In de onderhavige zaak gaat het om een werkneemster die door haar leidinggevende wordt aangesproken op het feit dat zij zorgt voor een negatieve sfeer. Vervolgens wordt de verhouding verstoord als aan werkneemster wordt meegedeeld dat zij wegens disfunctioneren niet meer werkzaam kan blijven op haar oude afdeling. Werkneemster maakt hiertegen bezwaar. Het staat werkgever (binnen de grenzen van het goed werkgeverschap) echter vrij om een allround verzorgende als zodanig in te zetten in andere onderdelen van haar organisatie, zelfs indien vaststaat dat werkneemster niet heeft gedisfunctioneerd. 08-02-2016
Tuchtcolleges
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In de onderhavige zaak gaat het om een klacht tegen een cardioloog wegens een onjuiste beoordeling van een ECG tijdens een fietsproef. Dit heeft het overlijden van de patiënt tot gevolg. De cardioloog krijgt een berisping. 15-03-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In de onderhavige zaak gaat het om een klacht tegen een cardioloog wegens de misinterpretatie van een ECG, met overlijden van patiënt tot gevolg. Gezien de ernst van het verwijt en herhaling van de fout is een zware maatregel passend. Hem wordt voorwaardelijke schorsing met bijzondere voorwaarden en toezicht door de IGZ opgelegd. 15-03-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In de onderhavige zaak gaat het om een klacht tegen een neuroloog. Deze heeft in zijn hoedanigheid van deskundige onderzoek verricht naar eventuele dementie bij de inmiddels overleden erflaatster. Verweerders handelen valt onder de tweede tuchtnorm en wordt getoetst aan de Richtlijn medisch specialistische rapportage. De klacht wordt ongegrond bevonden. 15-03-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven In de onderhavige zaak gaat het om een klacht tegen een verpleegkundige wegens grensoverschrijdend gedrag. Er is sprake van indirecte onverenigbaarheid doordat de man patiënt was bij de werkgever van verpleegkundige. De verpleegkundige heeft daarvan ten onrechte geen melding gemaakt. Ook heeft zij ten onrechte in het dossier van patiënt gekeken. Haar wordt een voorwaardelijke schorsing opgelegd. 14-03-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven In de onderhavige zaak gaat het om een klacht tegen een psychiater. Hem wordt onzorgvuldigheid bij opstellen van een rapportage verweten. Er is inderdaad sprake van handelen in strijd met de criteria voor rapportage volgens vaste jurisprudentie van het CTG. De psychiater krijgt een waarschuwing. 10-03-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In de onderhavige zaak gaat het om een klacht van de familie van een patiënte bij wie obductie is uitgevoerd. De familie verwijt verweerder, patholoog, dat er geen informed consent was met betrekking tot het bewaren van het hersenweefsel van patiënte en dat hij geweigerd heeft het weefsel te overhandigen aan de familie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in zijn geheel, zonder nader onderzoek, als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep, ingediend door klager, verworpen. 08-03-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In deze zaak wordt verweerster, die als arts een eigen praktijk voor integrale geneeskunde, natuurgeneeskunde en orthomoleculaire geneeskunde heeft, onder meer verweten dat zij de arts-patiëntrelatie met klager ernstig heeft overschreden. Deze klacht is in eerste aanleg gegrond verklaard. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam heeft verweerster een maatregel van een voorwaardelijke schorsing van zes maanden opgelegd met een proeftijd van twee jaar, waarbij als voorwaarde geldt dat verweerster zich aanmeldt bij 'coaches voor medici'. De beslissing in eerste aanleg is in hoger beroep in stand gelaten. 08-03-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Verweerster is verpleegkundige. Haar wordt verweten dat zij ten opzichte van een psychiatrisch patiënt niet de zorg heeft betracht die van haar in de gegeven omstandigheden had mogen worden verwacht. Patiënt heeft 's avonds en 's nachts gedurende langere tijd naakt in een rolstoel zitten slapen. Verweerster heeft hem niet in bed gelegd of zijn lichamelijke conditie (nader) gecontroleerd. Ook heeft verweerster geen MIP-melding gedaan. Zij krijgt een berisping. 04-03-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In de onderhavige zaak gaat het om een klacht over een plastisch chirurg. Hem wordt verweten dat hij onvoldoende informatie aan klaagster heeft gegeven voorafgaande aan de operatie (borstlift en -verkleining), niet voor zorgvuldige medische verslaglegging, zorgvuldige overdracht, voldoende nazorg, regie en follow-up heeft zorggedragen. De klacht is gegrond: er volgt een voorwaardelijke schorsing van drie maanden met een proeftijd van een jaar. 04-03-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In de onderhavige zaak verwijt klaagster verweerder, arboarts, onder meer dat hij geen zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar haar klachten, geen anamnese heeft afgenomen, geen medisch dossier heeft bijgehouden en zich onprofessioneel en volledig loyaal naar de werkgever heeft opgesteld, alsmede dat hij het arbeidsongeschiktheidscriterium onjuist heeft gebruikt om de werkgever te bevoordelen. Het klachtonderdeel dat zich niet in het klaagschrift, maar wel in de stukken bevindt (de rapportage van het consult is niet aan klager verstrekt), wordt ambtshalve door het RTG ter zitting besproken. Het RTG verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en waarschuwt verweerder. 01-03-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam In het onderhavige geval gaat het om de vraag of de GZ-psycholoog, door haar handelwijze, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door een zorgmelding te doen bij Veilig Thuis en of zij daarmee haar beroepsgeheim heeft doorbroken. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg acht de klacht gegrond en legt de maatregel van een waarschuwing op. 01-03-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage De onderstaande klacht is ingediend door een oud-patiënt van een huisarts. Klaagster verwijt verweerster dat zij hulpvragen heeft genegeerd en heeft nagelaten om onderzoek te doen naar narcistisch misbruik c.q. uitbuiting door de ex-man van klaagster van zowel klaagster als de kinderen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft alle klachtonderdelen afgewezen. 01-03-2016
Uitspraken zonder ECLI
- Scheidsgerecht Gezondheidszorg Het gaat in deze casus om de maatschap anesthesiologie die van het ziekenhuis een vergoeding vordert voor het verlies van goodwill voortvloeiende uit de door de maatschap gevoerde IC-praktijk. De IC-praktijk is niet aan opvolgers overgedaan. De exploitatie ervan is thans overgenomen door het ziekenhuis. Het ziekenhuis stelt niet vergoedingsplichtig te zijn omtrent het verlies aan goodwill. Het Scheidsgerecht Gezondheidszorg is van mening dat het niet kunnen realiseren van goodwill door praktijkoverdracht een omstandigheid is die in de risicosfeer van de maatschap dient te blijven. Dit valt het ziekenhuis niet aan te rekenen. Dit geldt eens te meer nu het ziekenhuis, door toedoen van de maatschap, 'gedwongen' werd de IC-praktijk onder haar eigen hoede te nemen, daar ook een derde, het MSB, niet bereid was tot overname van de praktijk. Nu er geen overnemende partij gevonden kon worden voor de IC-praktijk vertegenwoordigde deze geen waarde die de maatschap te gelde had kunnen maken. Hierdoor valt het verlies aan goodwill niet aan te merken als een onevenredig nadeel en moet de vordering in conventie van de maatschap worden afgewezen. In reconventie is de vordering van het ziekenhuis tot veroordeling van de maatschap tot vergoeding van de schade door het plotselinge vertrek van de maten en het neerleggen van de IC-praktijk eveneens afgewezen. 2015-11-03
- Scheidsgerecht Gezondheidszorg Het gaat in deze casus om de directeur van een ziekenhuis. Het ziekenhuis is, mede door oplopende kosten bij gelijkblijvende patiëntenaantallen, in financieel zwaar weer verzeild geraakt. De directeur heeft het tij niet kunnen keren en dit heeft de raad van toezicht doen besluiten om de arbeidsovereenkomst met de directeur te ontbinden op grond van veranderingen in de omstandigheden. Beide partijen zijn het erover eens dat partijen uit elkaar dienen te gaan, maar omtrent de financiële afwikkeling bestaat nog onenigheid. De directeur wil circa € 1,25 miljoen ontvangen als compensatie voor het ontbinden van de arbeidsovereenkomst, terwijl het ziekenhuis (de stichting) niet verder wil gaan dan € 75.000. Het Scheidsgerecht beslist dat de directeur aanspraak kan maken op eenmalig zijn bruto jaarsalaris en de wachtgeldregeling van het ziekenhuis, zoals ook door de directeur is betoogd. Echter, gezien de precaire financiële situatie van het ziekenhuis en het handelen van de directeur, noopt de redelijkheid en billijkheid ertoe dat de vergoeding dient te worden vastgesteld op eenmaal het bruto jaarsalaris van € 238.740,48 als wachtgeld. 2015-02-02
- Scheidsgerecht Gezondheidszorg In de onderhavige procedure verzoekt een specialist het Scheidsgerecht om het besluit tot ontzegging van zijn toegang tot het ziekenhuis met onmiddellijke ingang op te heffen en het ziekenhuis te gebieden hem onmiddellijk toe te laten tot het ziekenhuis om daar als kaakchirurg weer werkzaamheden te verrichten. Het Scheidsgerecht wijst de vordering van eiser af. 2015-10-22