Naar boven ↑

Update

Nummer 4, 2016
Uitspraken van 04-02-2016 tot 17-02-2016
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Afwijken richtlijn motiveren en met patiënt bespreken
Lezenswaardig is een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg inzake het afwijken van richtlijnen (GZR 2016-0070). Ter toetsing stond het handelen van een longarts, die bij een patiënt een longcarcinoom had gediagnosticeerd. De longarts had conform het destijds in het ziekenhuis gehanteerde protocol (daterend van oktober 2010) de patiënt de combinatie Carboplatin-Pemetrexed voorgeschreven. Zijn persoonlijke voorkeur voor deze combinatie boven de in de Landelijke richtlijn Niet-kleincellig longcarcinoom (Versie 2.0, datum Goedkeuring: 22 mei 2011) aanbevolen combinatie Cisplatin-Pemetrexed, werd bepaald door het feit dat Carboplatin minder bijwerkingen voor de patiënt zou opleveren dan Cisplatin. Mede gelet op de overwegingen in de richtlijn, heeft het tuchtcollege de afweging en de daaropvolgende keuze van de longarts voor Carboplatine het CTG verdedigbaar geacht. Voor zover de longarts wordt verweten dat hij zijn afweging en keuze niet met patiënt en zijn partner heeft besproken en ook niet in het medisch dossier heeft genoteerd, is het tuchtcollege echter van oordeel dat dit verwijt gegrond is. Het was aan de longarts om patiënt (en diens partner) voorlichting te geven over de verschillende soorten chemotherapie, de mogelijke bijwerkingen en verwachte resultaten voordat hij met de behandeling startte. Mede omdat de Landelijke richtlijn een andere combinatie chemotherapie (met Cisplatine) voorschreef, rekent het tuchtcollege het de longarts aan dat hij heeft nagelaten dit met patiënt en zijn partner te bespreken.

Rapportage deskundige over alcoholmisbruik zeer ondermaats
De tweede uitspraak waar ik u op wijs, betreft de beoordeling van een deskundigenrapport in het kader van een procedure tot invordering van het rijbewijs (GZR 2016-0073). De deskundige in kwestie was door het CBR verzocht een uitspraak te doen over mogelijk alcoholmisbruik van de betrokken bestuurster. De deskundige heeft hierop vervolgens samen met een collega een rapport vervaardigd waarin hij concludeert dat er geen sprake was van alcoholmisbruik. Nadat het CBR met nieuwe informatie kwam – inhoudende dat de bestuurster eenmaal eerder met een bepaald promillage alcohol was aangehouden en ook eerder aan een EMA-cursus had deelgenomen –, stelde de deskundige een tweede rapport op met een tegenovergestelde conclusie. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg waaraan een oordeel was gevraagd, oordeelde dat een en ander niet door de beugel kon. Uit het tweede rapport volgt allereerst niet dat en waarom de daarin vermelde bevindingen tot de daaraan verbonden conclusies hebben geleid. De enige wijziging in de onderzoeksbevindingen sinds het eerste betrof de EMA-cursus uit 1997 en het alcoholmisbruik uit 1996 (bijna 18 jaar eerder). Onder deze omstandigheden was een grondiger en consistenter onderbouwing van de gewijzigde conclusies vereist. Ook had vermeld moeten worden dat er sprake was van een heroverweging op basis van nieuwe gegevens. Hier komt bij dat de deskundige op onjuiste medische gronden zonder deugdelijke toelichting verregaande (negatieve) conclusies heeft verbonden aan de hoogte van het gemeten CDT. Tot slot oordeelde het tuchtcollege dat de deskundige kennelijk onvoldoende was toegerust om een rapport als het onderhavige op te maken en dat het hem kwalijk wordt genomen dat hij de bestuurster niet heeft geïnformeerd over de ontvangen aanvullende informatie en een reactie harerzijds dus niet mogelijk was.

Opzegging deelname-overeenkomst huisartsenpost is ultimum remedium
Een derde uitspraak betreft de opzegging door de Coöperatieve Huisartsenposten Oost-Brabant (CHP) van een deelname-overeenkomst van een huisarts (GZR 2016-0074). De huisarts zou structureel disfunctioneren en had geen HAGRO met een andere huisarts die van dezelfde coöperatie lid is. De desbetreffende huisarts was het hier niet mee eens en kreeg van de Rechtbank Oost-Brabant het gelijk aan zijn zijde. De rechtbank oordeelde dat de CHP niet de bevoegde instantie is om eisen te stellen aan de praktijk van de huisarts en aan diens functioneren. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat huisartsen uit de regio van de CHP geen andere keuze hebben dan zich bij de CHP aan te sluiten teneinde de door de wet vereiste continuïteit van zorg te leveren. Zij worden aldus gedwongen om de bepalingen in de statuten van CHP en in de standaard aansluitovereenkomst van CHP te aanvaarden. Het door de CHP als monopolist stellen van eisen in haar statuten heeft de rechtbank in strijd met het algemeen maatschappelijk belang geacht. Het zich beroepen op een statutaire eis van het vormen van een HAGRO met een ander CHP-lid om een huisarts uit de organisatie te zetten, terwijl de IGZ geen eisen stelt ten aanzien van een CHP-lidmaatschap, heeft de rechtbank dan ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geoordeeld. De rechtbank heeft voorts het standpunt van de CHP dat patiënten van artsen die niet aan haar voorwaarden voldoen geen toegang tot de CHP hebben zonder meer onaanvaardbaar geacht, omdat dit standpunt in strijd is met het beginsel van vrije artsenkeuze en met het algemeen maatschappelijk en publieke belang op goede en toegankelijke gezondheidszorg. Gelet op het bijzondere maatschappelijk en publieke belang dat door de CHP moet worden gediend bij de spoedeisende zorg voor de patiënt, mag de CHP alleen in uitzonderlijke gevallen de aansluitovereenkomst met een huisarts die bevoegd zijn praktijk uitoefent opzeggen. Opzegging dient een ultimum remedium te zijn. In dit geval is die opzegging dus nietig, aldus de rechtbank.

Geluidsopname als bewijs toegestaan
Lezenswaardig is ook een bewijsoverweging van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (GZR 2016-0084). Het ging in deze zaak om het handelen van een tandarts jegens wie een aantal klachten was geformuleerd. De klachten werden zowel in eerste aanleg als in hoger beroep ongegrond geacht. Dit lot trof ook een bejegeningsklacht, maar in dat verband overwoog het tuchtcollege als volgt: ‘Klager heeft ter ondersteuning van zijn bejegeningsklacht twee geluidsopnamen in de procedure gebracht. Het betreft een door klager opgenomen telefoongesprek van klager met verweerders assistente, almede een opname van een gesprek dat op 18 november 2013 in de orthodontiepraktijk van verweerder tussen klager en verweerder heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft aangevoerd dat deze geluidsopnamen zijn gemaakt zonder zijn medeweten of dat van zijn assistente. Wat hier ook van zij, naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is er in het onderhavige geval geen aanleiding om de clandestiene geluidsopnamen uit te sluiten van het bewijs van wat er op 18 november 2013 over en weer tussen partijen is gezegd. Dit kan klager echter niet baten, nu het Centraal Tuchtcollege, gehoord de geluidsopnamen, daarin geen steun ziet voor gegrondverklaring van het verwijt dat verweerder jegens klager in de bejegening is tekortgeschoten’.

Overname praktijk zonder vergoeding is ongerechtvaardigde verrijking
Verder wijs ik u op een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam in een zaak betreffende de nasleep van het faillissement van het Ruwaard van Putten ziekenhuis (GZR 2016-0086). De zaak was aanhangig gemaakt door een vrijgevestigd uroloog die stelde aanspraak te maken op een schadevergoeding van het Spijkenisse Medisch Centrum (SMC), de partij die het Ruwaard van Putten ziekenhuis heeft gekocht. De uroloog stelde dat het SMC onrechtmatig had gehandeld, dan wel was tekortgeschoten dan wel ongerechtvaardigd was verrijkt door voortzetting van de praktijk van de uroloog zonder daarvoor een vergoeding te betalen. Dit laatste standpunt wordt door de rechtbank gedeeld. Hoewel SMC geen goodwill hoefde te betalen, is de overname door SMC van het Ruwaard van Putten de facto een overname geweest van de daarin gevoerde praktijken waaronder die van de uroloog. De rechtbank heeft het aannemelijk geacht dat een deel van de patiënten die voorheen door de uroloog werd behandeld specifiek voor de uroloog had gekozen vanwege zijn reputatie. Mede daardoor is er sprake van ongerechtvaardigde verrijking, waardoor SMC wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de uroloog. Voor de berekening van de hoogte van de schadevergoeding zal de rechtbank een deskundige benoemen.

Inzage medisch advies
Tot slot vestig ik uw aandacht op een beschikking van het Gerechtshof Amsterdam (GZR 2016-0090). De patiënt in kwestie verzocht op grond van artikel 35 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) aan beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar Centramed om inzage in het medisch advies van zijn medisch adviseur en entameerde na weigering een procedure ingevolge artikel 46 Wet bescherming persoonsgegevens. Te laat echter, aldus het hof, omdat het verzoek niet is ingediend binnen de in artikel 46 Wbp gestelde termijn van zes weken na het antwoord van de verantwoordelijke, waaruit volgt dat de gevraagde gegevens niet worden verstrekt. Bijzonder is vervolgens de overweging ten overvloede, omdat het hof vrij ongemotiveerd oordeelt dat, gelet op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 17 juli 2014 (C-141/12 en C- 372/12) het verzoek om afgifte van het volledige advies van de medisch adviseur van verzekeraar niet voor toewijzing in aanmerking zou komen. Het HvJ EU maakt in voornoemde uitspraak een onderscheid tussen enerzijds gegevens die in een juridische analyse zijn vermeld en die als persoonsgegevens kunnen worden aangemerkt, en anderzijds de juridische analyse van de gegevens, die als zodanig geen persoonsgegeven vormt. Dit onderscheid geldt ook in deze zaak, aldus het hof. De medische analyse bevat geen informatie over de belanghebbende die door de belanghebbende zelf gecontroleerd kan worden op de juistheid ervan. Alleen die gegevens worden door de Wbp beschermd. Dit leidt ertoe dat de verzekeraar alleen gehouden zou zijn geweest om de gegevens betreffende de patiënt te verstrekken die de feitelijke basis van het medisch advies vormen en niet ook het medisch advies als zodanig. Ik wijs op een andere mening van mr. ir. J.P.M. Simons, ‘Het geheim van de smid’, TVP 2014, nr. 4. Ook is er jurisprudentie van hetzelfde hof waaruit een ander oordeel voortvloeit, zie Gerechtshof Amsterdam 31 januari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV2565.

Annotaties
Verder maak ik u ook graag attent op onze annotaties. Dit keer treft u een annotatie van de hand van Esther Pans (Kennedy Van der Laan advocaten) bij het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch over de afgifte van c.q. inzage in het medisch dossier van een overleden patiënte aan de dochter van die patiënte (GZR 2016-0088). De dochter wenste deze inzage, omdat de patiënte kort voor haar overlijden haar testament had gewijzigd (voor de dochter in ongunstige zin) en het vermoeden had dat de patiënte ten tijde van de testamentswijziging wilsonbekwaam was. Esther beschrijft dat het uitgangspunt is dat ook na het overlijden van een patiënt het beroepsgeheim van toepassing is. Doorbreken van dat geheim – en dus inzage in het medisch dossier door een nabestaande – is alleen mogelijk, indien (i) er zwaarwegende aanwijzingen bestaan dat sprake was van wilsonbekwaamheid ten tijde van het opmaken van het testament; (ii) het aannemelijk is dat de overledene bij leven toestemming zou hebben gegeven en/of (iii) deze wijze van gegevensopenbaring de enige effectieve mogelijkheid is om de gewenste opheldering te verschaffen. Esther geeft vervolgens haar visie op het eerste vereiste. Zij schetst de daarmee gepaard gaande problemen. Tot slot komt Esther met een werkbaar voorstel.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@budh.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR-Updates

Hof

Rechtbank

Tuchtcolleges