Naar boven ↑

Update

Nummer 24, 2016
Uitspraken van 24-11-2016 tot 07-12-2016
Redactie: mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. drs. R.M. Bertens, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak

Graag wijs ik u erop dat GZR Updates over een nieuwe categorie beschikt: de ‘categorie Bopz’. Onder deze rubriek vindt u de meest belangrijke uitspraken die verband houden met gedwongen opgenomen patiënten en de regels van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz).

Duur dwangbehandeling moet worden vermeld in de kennisgeving
De eerste uitspraak die ik onder uw aandacht breng, is afkomstig uit deze rubriek en betreft een uitspraak van de Hoge Raad over de kennisgeving van een dwangbehandeling (GZR 2016-0453). Aan de patiënt in kwestie was een dergelijke kennisgeving overhandigd, doch in die kennisgeving was niet vermeld wanneer de dwangbehandeling zou plaatsvinden. Over deze omissie diende de patiënt bij de klachtencommissie van het ziekenhuis een klacht in. De klacht werd afgewezen: hoewel het vermelden van de einddatum in de kennisgeving wel had gemoeten, bleek uit de motivering in de kennisgeving dat het ging om de toepassing van artikel 38c lid 1 onder a Wet Bopz en daaruit had voldoende duidelijk moeten zijn dat de dwangbehandeling dan maximaal drie maanden kan duren, aldus de commissie. De voortzetting van de klacht bij de rechtbank trof eveneens geen doel. Ook de rechtbank achtte het niet-vermelden van de einddatum een aan de kennisgeving klevend gebrek, maar oordeelde dat dit nog niet met zich bracht dat de toepassing van de dwangbehandeling onrechtmatig was geweest. De Hoge Raad denkt daar echter anders over. De Hoge Raad overweegt dat artikel 38c lid 2 Wet Bopz vereist dat – naast de schriftelijke kennisgeving van de termijn – de termijn zo kort mogelijk is en in elk geval niet langer dan drie maanden. Het voorgaande maakt, zo oordeelt de Hoge Raad, dat de patiënt wel degelijk een belang heeft bij de vermelding van de duur van de behandeling in de kennisgeving. De klacht is aldus gegrond.

Mentor vertolkt wil patiënt
De tweede uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg en kent een interessant oordeel over de ontvankelijkheid (GZR 2016-0446). De klacht was ingediend door de echtgenoot van de patiënte, die tevens haar mentor was geweest. In de loop van de procedure was hij dat echter niet meer; een stichting had het mentorschap overgenomen. Omdat de mentor geacht wordt de wil van de betrokken patiënte tot uitdrukking te brengen, oordeelde het Centraal Tuchtcollege – evenals eerder het Regionaal Tuchtcollege – dat de klager niet-ontvankelijk was. Niet hij, maar de nieuwe mentor vertolkte immers de wil van de patiënte, zo werd aangenomen en deze nieuwe mentor stemde niet langer in met de klacht.

Schorsing therapeut mag niet onbepaald voortduren
De derde uitspraak ziet op een fysiotherapeut, die een procedure heeft aangespannen jegens de Staat der Nederlanden (GZR 2016-0449). De fysiotherapeut was werkzaam in een penitentiaire inrichting voor vrouwen en werd na een beschuldiging van aanranding geschorst. Aan de schorsing kwam vervolgens maar geen duidelijk einde, omdat er naar zeggen van de penitentiaire inrichting onderzoek werd gedaan naar de beschuldiging. Nadat de fysiotherapeut in kort geding had verzocht om toegelaten te worden tot het werk, oordeelde het Gerechtshof Den Haag dat een langere schorsing dan de reeds verstreken tien maanden niet gerechtvaardigd was. Daarbij nam het hof in aanmerking dat de fysiotherapeut niet eerder was beschuldigd en dat het incident waarop de schorsing was gevolgd eerder een gevolg was van miscommunicatie dan van daadwerkelijk grensoverschrijdend gedrag.

NZa geen rol bij afspraken ziekenhuis en zorgverzekeraar over schaduwbudget
De laatste uitspraak die ik onder uw aandacht breng, is afkomstig van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) en houdt verband met de wijziging van de bekostigingssystematiek per 1 januari 2012 (GZR 2016-0447). Om de met die systematiek gepaard gaande systeemrisico’s te verzachten, heeft de NZa op aanwijzing van de minister van VWS voor 2012 en 2013 een overgangsmodel opgezet, het zogeheten ‘transitiebedragmodel’. In dat model wordt een koppeling gelegd tussen de omzet van een ziekenhuis onder volledige prestatiebekostiging (DOT-omzet) en de omzet bij een gelijke productie onder de budgetsystematiek (schaduwbudget). Is de DOT-omzet lager dan het schaduwbudget, dan ontvangt een ziekenhuis een deel van het verschil. Is de DOT-omzet hoger dan het schaduwbudget, dan moet een ziekenhuis een deel van het verschil betalen. Tegen die achtergrond heeft het TweeStedenziekenhuis bij de NZa een aanvraag ingediend voor de vaststelling van omzet uit DOT-omzet en schaduwbudget 2012, met daarin onder andere een bedrag voor de post lokale productiegebonden toeslag (LPT). De zorgverzekeraars hadden ook een eenzijdige aanvraag ingediend, maar met een lager bedrag voor de post LPT. De reden daarvoor was dat tussen de zorgverzekeraars en het TweeStedenziekenhuis geen civielrechtelijke overeenstemming werd bereikt over de hoogte van de post LPT in het schaduwbudget. De NZa heeft vervolgens de post LPT conform de aanvraag van de zorgverzekeraars vastgesteld. Het TweeStedenziekenhuis heeft daarop bezwaar gemaakt en daarna beroep aangetekend. In beroep oordeelt het CBb dat het feit dat partijen geen afspraken over de post LPT hebben kunnen maken, een geschil is waar de NZa niet tussen hoefde komen. Het is dan ook voldoende dat de NZa zich heeft verdiept in de weigering van de zorgverzekeraars in te stemmen met het door het TweeStedenziekenhuis opgevoerde schaduwbudget. Dat is slechts anders indien sprake zou zijn van een kennelijk onredelijke weigering van de zorgverzekeraars om de opgave van het TweeStedenziekenhuis mede te ondertekenen, zo besluit het CBb.

Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Tuchtcolleges