Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.
Rechtspraak
Graag wijs ik u erop dat GZR Updates over een nieuwe categorie beschikt: de ‘categorie Bopz’. Onder deze rubriek vindt u de meest belangrijke uitspraken die verband houden met gedwongen opgenomen patiënten en de regels van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz).
Duur dwangbehandeling moet worden vermeld in de kennisgeving
De eerste uitspraak die ik onder uw aandacht breng, is afkomstig uit deze rubriek en betreft een uitspraak van de Hoge Raad over de kennisgeving van een dwangbehandeling (GZR 2016-0453). Aan de patiënt in kwestie was een dergelijke kennisgeving overhandigd, doch in die kennisgeving was niet vermeld wanneer de dwangbehandeling zou plaatsvinden. Over deze omissie diende de patiënt bij de klachtencommissie van het ziekenhuis een klacht in. De klacht werd afgewezen: hoewel het vermelden van de einddatum in de kennisgeving wel had gemoeten, bleek uit de motivering in de kennisgeving dat het ging om de toepassing van artikel 38c lid 1 onder a Wet Bopz en daaruit had voldoende duidelijk moeten zijn dat de dwangbehandeling dan maximaal drie maanden kan duren, aldus de commissie. De voortzetting van de klacht bij de rechtbank trof eveneens geen doel. Ook de rechtbank achtte het niet-vermelden van de einddatum een aan de kennisgeving klevend gebrek, maar oordeelde dat dit nog niet met zich bracht dat de toepassing van de dwangbehandeling onrechtmatig was geweest. De Hoge Raad denkt daar echter anders over. De Hoge Raad overweegt dat artikel 38c lid 2 Wet Bopz vereist dat – naast de schriftelijke kennisgeving van de termijn – de termijn zo kort mogelijk is en in elk geval niet langer dan drie maanden. Het voorgaande maakt, zo oordeelt de Hoge Raad, dat de patiënt wel degelijk een belang heeft bij de vermelding van de duur van de behandeling in de kennisgeving. De klacht is aldus gegrond.
Mentor vertolkt wil patiënt
De tweede uitspraak waar ik u op wijs, is afkomstig van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg en kent een interessant oordeel over de ontvankelijkheid (GZR 2016-0446). De klacht was ingediend door de echtgenoot van de patiënte, die tevens haar mentor was geweest. In de loop van de procedure was hij dat echter niet meer; een stichting had het mentorschap overgenomen. Omdat de mentor geacht wordt de wil van de betrokken patiënte tot uitdrukking te brengen, oordeelde het Centraal Tuchtcollege – evenals eerder het Regionaal Tuchtcollege – dat de klager niet-ontvankelijk was. Niet hij, maar de nieuwe mentor vertolkte immers de wil van de patiënte, zo werd aangenomen en deze nieuwe mentor stemde niet langer in met de klacht.
Schorsing therapeut mag niet onbepaald voortduren
De derde uitspraak ziet op een fysiotherapeut, die een procedure heeft aangespannen jegens de Staat der Nederlanden (GZR 2016-0449). De fysiotherapeut was werkzaam in een penitentiaire inrichting voor vrouwen en werd na een beschuldiging van aanranding geschorst. Aan de schorsing kwam vervolgens maar geen duidelijk einde, omdat er naar zeggen van de penitentiaire inrichting onderzoek werd gedaan naar de beschuldiging. Nadat de fysiotherapeut in kort geding had verzocht om toegelaten te worden tot het werk, oordeelde het Gerechtshof Den Haag dat een langere schorsing dan de reeds verstreken tien maanden niet gerechtvaardigd was. Daarbij nam het hof in aanmerking dat de fysiotherapeut niet eerder was beschuldigd en dat het incident waarop de schorsing was gevolgd eerder een gevolg was van miscommunicatie dan van daadwerkelijk grensoverschrijdend gedrag.
NZa geen rol bij afspraken ziekenhuis en zorgverzekeraar over schaduwbudget
De laatste uitspraak die ik onder uw aandacht breng, is afkomstig van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) en houdt verband met de wijziging van de bekostigingssystematiek per 1 januari 2012 (GZR 2016-0447). Om de met die systematiek gepaard gaande systeemrisico’s te verzachten, heeft de NZa op aanwijzing van de minister van VWS voor 2012 en 2013 een overgangsmodel opgezet, het zogeheten ‘transitiebedragmodel’. In dat model wordt een koppeling gelegd tussen de omzet van een ziekenhuis onder volledige prestatiebekostiging (DOT-omzet) en de omzet bij een gelijke productie onder de budgetsystematiek (schaduwbudget). Is de DOT-omzet lager dan het schaduwbudget, dan ontvangt een ziekenhuis een deel van het verschil. Is de DOT-omzet hoger dan het schaduwbudget, dan moet een ziekenhuis een deel van het verschil betalen. Tegen die achtergrond heeft het TweeStedenziekenhuis bij de NZa een aanvraag ingediend voor de vaststelling van omzet uit DOT-omzet en schaduwbudget 2012, met daarin onder andere een bedrag voor de post lokale productiegebonden toeslag (LPT). De zorgverzekeraars hadden ook een eenzijdige aanvraag ingediend, maar met een lager bedrag voor de post LPT. De reden daarvoor was dat tussen de zorgverzekeraars en het TweeStedenziekenhuis geen civielrechtelijke overeenstemming werd bereikt over de hoogte van de post LPT in het schaduwbudget. De NZa heeft vervolgens de post LPT conform de aanvraag van de zorgverzekeraars vastgesteld. Het TweeStedenziekenhuis heeft daarop bezwaar gemaakt en daarna beroep aangetekend. In beroep oordeelt het CBb dat het feit dat partijen geen afspraken over de post LPT hebben kunnen maken, een geschil is waar de NZa niet tussen hoefde komen. Het is dan ook voldoende dat de NZa zich heeft verdiept in de weigering van de zorgverzekeraars in te stemmen met het door het TweeStedenziekenhuis opgevoerde schaduwbudget. Dat is slechts anders indien sprake zou zijn van een kennelijk onredelijke weigering van de zorgverzekeraars om de opgave van het TweeStedenziekenhuis mede te ondertekenen, zo besluit het CBb.
Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar gzr-updates@boomdenhaag.nl.
Alvast een goed weekend.
Met vriendelijke groet,
Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Een verleend voorwaardelijk ontslag kan ingevolge artikel 48 aanhef en onder b Wet Bopz niet worden ingetrokken na het verstrijken van de geldigheidsduur van de machtiging tot voortgezet verblijf, zolang er geen nieuwe machtiging tot voortgezet verblijf is. Daarnaast bepaalt de Hoge Raad dat, indien aan een betrokkene ontslag uit het ziekenhuis is verleend, geen machtiging tot voortgezet verblijf in de zin van artikel 15 Wet Bopz meer kan worden verleend. Dit geldt ook wanneer een voorwaardelijk ontslag door het verstrijken van de geldigheidsduur van de lopende machtiging niet meer kan worden ingetrokken. In deze gevallen staat wel de mogelijkheid van een machtiging op grond van artikel 2 Wet Bopz open. 25-11-2016
- Hoge Raad Deze zaak benadrukt het belang van een juiste kennisgeving bij de toepassing van een dwangbehandeling. Zowel de klachtencommissie van een psychiatrisch ziekenhuis als de Rechtbank Limburg oordeelt dat, hoewel er aan de betrokkene in de kennisgeving van dwangbehandeling geen einddatum is meegedeeld, hetgeen wel moet, de betrokkene niet in haar aan de kennisgeving klevende belangen is geschaad. De Hoge Raad oordeelt dat uit de bewoording van de wet blijkt dat de patiënt wel degelijk een belang heeft bij de vermelding van de duur in de schriftelijke kennisgeving van de voorgenomen dwangbehandeling en verklaart de klacht gegrond. 14-10-2016
Hof
- Gerechtshof Den Haag Een fysiotherapeut die op declaratiebasis werkzaam was in een penitentiaire inrichting voor vrouwen is beschuldigd van aanranding. Hierop is de fysiotherapeut geschorst. De schorsing duurt echter inmiddels tien maanden voort, zonder duidelijkheid. Het Gerechtshof Den Haag gebiedt de Staat daarom de schorsing op te heffen. 29-11-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch In deze zaak krijgt een patiënt een aantal complicaties na een operatie in verband met een acute blindedarmontsteking. Na een op gezamenlijk verzoek van partijen uitgebracht deskundigenonderzoek voert appellant tegen dat rapport bezwaren aan. Volgens het hof is er echter geen grond om de conclusies van de op gezamenlijk verzoek van partijen ingeschakelde deskundige niet te volgen. 22-11-2016
- Gerechtshof Amsterdam Deze zaak is het vervolg van de tussenarresten van 4 februari 2014 en 29 juli 2014. Ook na aanvullend deskundigenbericht kan niet worden geoordeeld dat de oogchirurg heeft gehandeld in strijd met de desbetreffende professionele standaard. Volgt bekrachtiging van het vonnis van de rechter in eerste aanleg. 09-08-2016
Rechtbank
- Rechtbank Limburg In deze zaak komt vast te staan dat de betrokkene onrechtmatig van haar vrijheid is beroofd door haar op grond van een voorlopige machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen. Haar wordt een schadevergoeding toegewezen. Er is door de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom sprake is van gevaar in de zin van artikel 2 lid 2 Wet Bopz, dat niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend. Nu vast is komen te staan dat het door de betrokkene geleden nadeel daarvan het gevolg is, wordt haar een schadevergoeding van € 29.700 toegekend (€ 150 voor iedere dag dat zij onrechtmatig van haar vrijheid beroofd was). 19-09-2016
- Rechtbank Overijssel In deze zaak gaat het om een geschil over de beëindiging van een maatschap. Vanwege de arbeidsongeschiktheid en het uitblijven van een succesvolle re-integratie van een maat konden de overige maten de maatschapsovereenkomst opzeggen tegen 1 januari 2014. Stellingen van de opgezegde maat over het slechts gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, het door de andere maten van frustreren van de re-integratie en het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn van een opzegging, houden geen stand. Er vindt afrekening plaats op basis van de maatschapsovereenkomst, waarbij er geen reden is om rekening te houden met een goodwillvergoeding. Uitleg van de bepaling in de maatschapsovereenkomst over verlaging van het aandeel in het resultaat bij arbeidsongeschiktheid. Er volgt geen immateriële schadevergoeding. 06-07-2016
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- College van Beroep voor het bedrijfsleven In deze zaak wijst de NZa een aanvraag van een ziekenhuis voor vergoeding van kapitaallasten op grond van de Beleidsregel Garantieregeling kapitaallasten 2013-2016 af. De reden is dat het ziekenhuis niet over een Wtzi-vergunning voor nieuwbouwplannen zou beschikken. Het CBb geeft de NZa gelijk omdat de Wzv-vergunning van het ziekenhuis thans kwalificeert als een Wtzi-toelating, niet als een Wtzi-vergunning. De peildatum van de Garantieregeling van 1 januari 2008 is ook niet in strijd met het verbod van willekeur. 14-10-2016
- College van Beroep voor het bedrijfsleven In deze zaak gaat het om eenzijdige aanvragen van een ziekenhuis en zorgverzekeraars voor de vaststelling van omzet uit prestatiebekostiging en een schaduwbudget 2012. De zorgverzekeraars komen tot een lager bedrag omdat over een bepaalde post van het schaduwbudget geen overeenstemming bestaat. De NZa sluit aan bij de aanvraag van de zorgverzekeraars. Het CBb oordeelt dat de NZa ermee heeft kunnen volstaan zich te verdiepen in de weigering van zorgverzekeraars het formulier van het ziekenhuis mede te ondertekenen. Dat is slechts anders indien sprake zou zijn van een kennelijk onredelijke weigering van de zorgverzekeraars om de opgave van het ziekenhuis mede te ondertekenen. 05-10-2016
Tuchtcolleges
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In eerste aanleg heeft de IGZ een klacht tegen een vaatchirurg ingediend. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in 2015 grotendeels gegrond verklaard. Verweerder is ernstig tekortgeschoten in de zorg voor twee patiënten en is ernstig tekortgeschoten in zijn dossiervoering. Het Regionaal Tuchtcollege ontzegt verweerder gedeeltelijk de bevoegdheid van het in het register ingeschreven staande beroep (arts), en wel zover het handelingen betreft op het gebied van de heelkunde, in het geval verweerder zich in het BIG-register in de hoedanigheid van arts laat inschrijven. Verweerder is van die beslissing in beroep gegaan. Klaagster heeft een verweerschrift in beroep ingediend. In september 2016 heeft verweerder het beroep in deze zaak ingetrokken. De Wet BIG biedt het Centraal Tuchtcollege niet de mogelijkheid tot voortzetting van het beroep om redenen ontleend aan het algemeen belang. De behandeling in beroep is gestaakt. 01-12-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage Een assistente van een huisarts neemt het niet zo nauw met de regels. Zo heeft de assistente op naam van haar ex (klager) – voor een derde – een chlamydiatest laten doen en wordt vermoed dat zij fraudeert met medicijnen. Verweerder, huisarts, is hiervoor op grond van de tweede tuchtnorm verantwoordelijk. Verweerder krijgt een voorwaardelijke schorsing van zes maanden. 29-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een huisarts, die aan een patiënt de Prostaat Specifieke Antigeen-waarde (hierna: PSA- waarde) niet bekend heeft gemaakt. Volgens het protocol van de huisartsenpraktijk diende de patiënt zelf te bellen voor de uitslag van de PSA-waarde. Later is gebleken dat de patiënt prostaatkanker had. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat het de verantwoordelijkheid van de huisarts is om zijn praktijk zodanig in te richten dat tijdig actie richting patiënt wordt ondernomen, indien de uitslag tot een vervolgstap noodzaakt. Gelet op het feit dat het protocol in de praktijk is aangepast, volstaat het Regionaal Tuchtcollege met het opleggen van een waarschuwing. 29-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam De in deze kwestie aangeklaagde fysiotherapeut had de bij klager aanwezige totale ruptuur van de achillespees eerder moeten signaleren. Het door verweerder bijgehouden dossier geeft daarnaast niet op alle punten inzicht in het gevolgde beleid en de uitgevoerde behandeling. Verweerder krijgt een waarschuwing. 29-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In deze zaak krijgt een apotheker een waarschuwing opgelegd omdat hij zich niet had aangesloten bij een klachtencommissie. De apotheker is hier volgens het Regionaal Tuchtcollege zelf verantwoordelijk voor, maar was deze verplichting niet nagekomen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft bij het bepalen van de maatregel rekening gehouden met de omstandigheid dat het niet-ingeschreven zijn niet opzettelijk is gebeurd en dat de apotheker deze omissie direct na ontdekking heeft rechtgezet. 25-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Verweerder is een apotheker waarvan in een civiele procedure is komen vast te staan dat hij heeft gefraudeerd met declaraties. In de betreffende civiele procedures heeft een zorgverzekeraar, in deze tuchtrechtelijke procedure klaagster, terugbetaling van ten onrechte gedane declaraties gevorderd. In deze tuchtrechtelijke procedure wordt van de juistheid van de conclusies van de (civiele) rechtbank uitgegaan, bij gebrek aan (voldoende) ontzenuwing daarvan door verweerder. Alle klachtonderdelen zijn gegrond. Er volgt een onmiddellijke doorhaling uit het BIG-register en een voorlopige voorziening van schorsing van de inschrijving voor de duur van de beroepstermijn. 25-11-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg De zus van klager is bekend met een bipolaire stoornis waarvoor zij onder behandeling was bij een psychiater van wie zij lithium kreeg voorgeschreven. Verweerder, huisarts, controleert jarenlang regelmatig de nierfunctie van klaagster in het kader van dit lithiumgebruik. Klager verwijt verweerder dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot de stijgende kreatininewaarden en voorts dat hij heeft nagelaten patiënte tijdig te informeren over deze waarden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het beroep van klager slaagt; het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing in eerste aanleg en legt de huisarts de maatregel van waarschuwing op. 24-11-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Klager heeft tegen drie specialisten ouderengeneeskunde en tegen een klinisch geriater klachten ingediend namens zijn vrouw. Omdat klager op enig moment niet meer de mentor is van de patiënte wordt hij in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten, nu de opvolgend mentor niet instemt met het voortzetten van de klachten. Dat is wel noodzakelijk aangezien het klachtrecht van een naaste betrekking berust op de veronderstelde wil van degene die zijn wil niet meer tot uitdrukking kan brengen (art. 1:453 BW). Ten aanzien van de klacht met betrekking tot het handelen van een van de verweerders jegens klager, oordeelt het Regionaal Tuchtcollege dat de klacht niet berust op een voldoende feitelijke grondslag en verklaart het Regionaal Tuchtcollege de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt eveneens dat klager niet-ontvankelijk is in zijn beroep en volgt voor het overige het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege. 24-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage In deze zaak gaat het om een deels gegronde klacht tegen een SEH-arts (verweerster) die een hoogbejaarde patiënt, bekend met Alzheimer, na een val in de nacht heeft gezien op de HAP. De arts heeft niet voldoende doorgevraagd naar de medische toestand van patiënt voorafgaand aan de val, zij heeft patiënt onvoldoende onderzocht en geen adequate risico-inschatting gedaan. De volgende dag zijn in het ziekenhuis verschillende fracturen in de wervelkolom gediagnosticeerd. Verweerster krijgt een berisping. 22-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven Na twee consulten is er een affectieve relatie tussen patiënte (klaagster) en huisarts (verweerder) ontstaan. Ondanks dat verweerder weet hoe zijn handelwijze behoort te zijn en dat hij bekend is met de KNMG-richtlijn 'Seksueel contact tussen arts en patiënt: Het mag niet, het mag nooit', heeft hij de affectieve relatie niet doorbroken, de arts-patiëntrelatie niet tijdig beëindigd en eveneens geen afkoelingsperiode in acht genomen. Het Regionaal Tuchtcollege is er niet van overtuigd dat zich in de toekomst geen soortgelijke situatie kan voordoen. Verweerders inschrijving in het register wordt voor de duur van een half jaar geschorst. 21-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle In deze zaak gaat het om een bedrijfsarts die wordt verweten dat haar onderzoek niet afdoende en onzorgvuldig is geweest voor het daaropvolgende advies dat klager arbeidsongeschikt is. Het Regionaal Tuchtcollege is kritisch over de wijze van rapporteren van de arts, maar tuchtrechtelijk verwijtbaar acht het Regionaal Tuchtcollege dat niet. Inhoudelijk wordt de klacht ongegrond verklaard. 18-11-2016
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Deze zaak betreft een deels gegronde klacht tegen een verzekeringsarts die een rapport opstelde over klagers benutbare mogelijkheden na visusproblemen. Het Regionaal Tuchtcollege volstaat met het opleggen van een waarschuwing bij wijze van zakelijke terechtwijzing. 18-11-2016
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg In deze zaak gaat het om een klacht tegen een arboarts. In eerste aanleg worden de klachtonderdelen over het niet zorgvuldig hebben uitgevoerd van onderzoek alsook het hanteren van een onjuist arbeidsongeschiktheidscriterium gegrond verklaard. Een door het Regionaal Tuchtcollege ambtshalve beoordeelde klacht, over het niet verstrekken van een rapportage over het consult, wordt eveneens gegrond verklaard. In hoger beroep wordt het eerste klachtonderdeel, over het verrichte onderzoek, alsnog ongegrond verklaard doordat verweerder zich heeft verweerd door alsnog het medisch dossier te overleggen. Daaruit is voldoende over de zorgvuldigheid van zijn onderzoek gebleken. Het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over het ambtshalve beoordeelde klachtonderdeel wordt door het Centraal Tuchtcollege vernietigd, omdat verweerder zich hierover in eerste aanleg niet heeft kunnen uitlaten (er is geen wederhoor toegepast). De in eerste aanleg opgelegde maatregel van waarschuwing blijft, gelet op de gegrondverklaring van het tweede klachtonderdeel, wel staan. 12-01-2016